vrijdag 30 mei 2025

Wetsvoorstel tot wijziging van de artikelen 572bis en 1184 van het Gerechtelijk Wetboek, van het hoofdstuk VI, van boek IV, van het vierde deel van hetzelfde Wetboek, met betrekking tot de verdelingen en veilingen, evenals van artikel 4.101 van het Burgerlijk wetboek.

 

Bron



Dit wetsvoorstel beoogt een wijziging van het Gerechtelijk Wetboek in België, met name de bepalingen betreffende de minnelijke en gerechtelijke vereffening en verdeling. Het wetsvoorstel wil de toepassing van deze procedures uitbreiden tot situaties waarin geen sprake is van onverdeeldheid, maar wel van een noodzaak tot liquidatie van rechten, zoals bij huwelijksvermogens of erfenissen. Dit omvat ook aanpassingen aan de regels rond boedelbeschrijvingen en de bevoegdheidsverdeling tussen de vrederechter en de familierechtbank bij geschillen hierover, waarbij een gedeelde bevoegdheid wordt bevestigd. Verschillende wetsartikelen worden specifiek gewijzigd om het onderscheid tussen vereffening en verdeling te benadrukken en de procedures te stroomlijnen. Tenslotte worden ook de rechten van schuldeisers van erfgenamen, inclusief gereserveerde erfgenamen wier rechten tot een waardecompensatie beperkt zijn, aangepast.

Position Paper rondetafelgesprek over de situatie in Gaza. Prof. mr. dr. G.G.J.A. Knoops d.d. 28 mei 2025

Bron

Deze tekst bespreekt de wettelijke verplichtingen van staten, met name Nederland, onder het Genocideverdrag van 1948 in de context van de situatie in Gaza. De auteur legt uit dat, hoewel een formele vaststelling van genocide uitsluitend door internationale rechtbanken zoals het ICJ kan worden gedaan en een hoge bewijslast vereist, staten een preventieplicht hebben zodra er een ernstig risico op genocide bestaat. Deze plicht is een inspanningsverplichting en vereist dat staten redelijke maatregelen treffen om genocide te voorkomen, waarbij de beïnvloedingscapaciteit van de staat relevant is. De tekst benadrukt dat de afwezigheid van een definitief oordeel over genocide geen reden is voor passiviteit en dat passieve staten of staten die actief bijdragen onder omstandigheden aansprakelijk kunnen zijn.

donderdag 29 mei 2025

Uitspraak federale rechter in verband met handelstarieven

Bron - uitspraak federale rechter

 De tekst bespreekt twee rechtszaken bij het Amerikaanse Hof voor Internationale Handel. Verschillende bedrijven en staten hebben de Amerikaanse regering aangeklaagd vanwege presidentiële tarieven die zijn opgelegd krachtens de International Emergency Economic Powers Act (IEEPA). De klagers stellen dat de tarieven onwettig zijn, waarbij de bedrijven zich richten op bredere, vergeldende tarieven en de staten zowel die als tarieven gericht op verkeer van drugs en personen aanvechten. Het Hof oordeelt dat de tarieven onwettig zijn, omdat de IEEPA de President geen onbegrensde bevoegdheid geeft om tarieven op te leggen en de specifieke verkeerstarieven niet direct "aanpakken" wat ze beogen te bestrijden. Het Hof verleent de verzoeken om een ​​samenvattend oordeel van de klagers, acht de verzoeken om een ​​voorlopige voorziening overbodig en vernietigt en verbiedt permanent de werking van de betwiste tarieven.

woensdag 28 mei 2025

Ontwerp programmawet

Bron

Samenvatting met AI

Briefing Document: Overzicht van Belangrijke Thema's en Ideeën uit 56K0909001.pdf

Dit document analyseert de belangrijkste thema's en ideeën die naar voren komen uit de verstrekte fragmenten van 56K0909001.pdf. De tekst behandelt diverse aspecten van Belgische wetgeving, voornamelijk op het gebied van fiscaliteit en sociale zekerheid, met een focus op recente en voorgestelde wijzigingen en de bijbehorende juridische en beleidsmatige overwegingen.

dinsdag 20 mei 2025

EHRM - AFFAIRE L. ET AUTRES c. FRANCE - toepassing van het Franse strafrecht inzake seksueel geweld tegen minderjarigen en de interpretatie van "toestemming".

Bron: AFFAIRE L. ET AUTRES c. FRANCE

Onderwerp: Beoordeling van het arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) in de zaken betreffende L., H.B., en M.L. tegen Frankrijk, met focus op de toepassing van het Franse strafrecht inzake seksueel geweld tegen minderjarigen en de interpretatie van "toestemming".

Samenvatting:

Het arrest van het EHRM in de zaken L. en anderen tegen Frankrijk behandelt klachten van drie vrouwelijke verzoeksters, allen minderjarig ten tijde van de feiten, die beweren het slachtoffer te zijn geweest van seksueel geweld. De klachten richten zich voornamelijk op het falen van de Franse staat om te voldoen aan zijn positieve verplichtingen onder de artikelen 3 (Verbod van foltering en onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing) en 8 (Recht op eerbiediging van privé, familie- en gezinsleven) van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), zowel materieel als procedureel. Centraal staat de effectieve toepassing van het strafrecht om seksuele handelingen zonder toestemming van minderjarigen te bestraffen, de afwezigheid van de notie van "toestemming" in de relevante nationale wetgeving, de ontoereikende analyse van de omringende omstandigheden door nationale rechtbanken, en het onvoldoende rekening houden met de bijzondere kwetsbaarheid van de verzoeksters als minderjarigen. Eén verzoekster (L.) klaagt ook over secundaire victimisatie en discriminatie op grond van geslacht door de nationale autoriteiten.

Hof van Cassatie - ​De rechter moet in een zaak tot consumentenbescherming bij de beoordeling van de gedingkosten nagaan of deze kosten aan de zijde van de consument hem niet zouden hebben tegengehouden of ontmoedigd.

 

III. BESLISSING VAN HET HOF

Beoordeling

Punt 1: De basisregels: Europees recht gaat voor en moet goed worden toegepast.

  • Europees recht is de baas: De eerste zin zegt dat het recht van de Europese Unie (Unierecht) voorrang heeft op het nationale recht (bijvoorbeeld Belgisch recht). Als een Belgische wet botst met een Europese richtlijn, dan moet de Belgische rechter de Europese regel toepassen en de Belgische wet opzijzetten. Dit heet de "primauteit van het Unierecht".
  • Recht op goede bescherming: Het Unierecht zegt ook dat iedereen recht heeft op "doeltreffende rechtsbescherming". Dat betekent dat als je recht hebt op iets, er ook echt manieren moeten zijn om dat recht te halen. De oplossingen (remedies) die de rechter biedt, moeten niet alleen werken (doeltreffend), maar ook eerlijk zijn in verhouding tot het probleem (evenredig) en anderen ontmoedigen om dezelfde fout te maken (afschrikkend).
  • Nationale wetten uitleggen volgens Europese regels: De nationale rechter moet de Belgische wetten zo veel mogelijk uitleggen op een manier die past bij de Europese richtlijnen. Hij moet proberen het doel te bereiken dat de Europese richtlijn wil bereiken. Dit heet "richtlijnconform interpreteren".

EHRM - CASE OF KOOMEN v. THE NETHERLANDS - het gebruik van dodelijk geweld door een politieagent

 Bron - CASE OF KOOMEN v. THE NETHERLANDS

Onderwerp: Analyse van de zaak Koomen v. Nederland (Application no. 298/15) voor het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. Datum: 20 mei 2025 (Datum van het arrest) Bron: Uittreksels uit het arrest in de zaak Koomen v. Nederland (Application no. 298/15).

Hoofdthema's:

Dit arrest behandelt de klachten van de verzoekers met betrekking tot Artikel 2 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens (EVRM), betreffende het recht op leven. De klachten vallen onder twee aspecten:

  1. Het inhoudelijke aspect van Artikel 2: Betreffende de vraag of het gebruik van dodelijk geweld door een politieagent (Officer B.) 'absoluut noodzakelijk' was in de gegeven omstandigheden.
  2. Het procedurele aspect van Artikel 2: Betreffende de vraag of de autoriteiten een onafhankelijk en effectief onderzoek hebben uitgevoerd naar het incident.

CASE OF RUSS v. GERMANY - dragen van plastic vizier tijdens betoging

Bron: CASE OF RUSS v. GERMANY

Rechtbank: Europees Hof voor de Rechten van de Mens (Tweede Sectie)

Samenstelling van de Kamer: Arnfinn Bårdsen (President), Saadet Yüksel, Jovan Ilievski, Péter Paczolay, Anja Seibert-Fohr, Davor Derenčinović, Juha Lavapuro (rechters)

Registrar: Dorothee von Arnim (Adjunct-Afdelingsregistrator)

Klager: Benjamin Russ (Duits staatsburger)

Gedaagde Staat: Bondsrepubliek Duitsland

Voorwerp van de Aanvraag: De zaak betreft de strafrechtelijke veroordeling en boete van de klager voor het dragen van een plastic vizier tijdens een vreedzame demonstratie in strijd met het binnenlandse verbod op "beschermende wapens" bij openbare buitenbijeenkomsten in Duitsland. De klager beriep zich op Artikelen 7, 10 en 11 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (het "Verdrag").

zondag 18 mei 2025

Hooggerechtshof beslissing inzake de Alien Enemies Act en verwijderingsprocedures voor Venezolaanse staatsburgers die worden beschouwd als leden van Tren de Aragua (TdA).

Bron

ONDERWERP: Hooggerechtshof beslissing inzake de Alien Enemies Act en verwijderingsprocedures voor Venezolaanse staatsburgers die worden beschouwd als leden van Tren de Aragua (TdA).

DATUM: 16 mei 2025

BRONNEN:

  • A. A. R. P., ET AL. v. DONALD J. TRUMP, PRESIDENT OF THE UNITED STATES, ET AL. (605 U. S. ____ (2025)) - Per Curiam Opinie, Concurrerende Opinie (Kavanaugh, J.), Afwijkende Opinie (Alito, J., met Thomas, J.)

OVERZICHT:

Dit briefingdocument behandelt de beslissing van het Hooggerechtshof in de zaak A. A. R. P., et al. v. Donald J. Trump, President of the United States, et al., waarin het Hof een aanvraag voor een voorlopige voorziening beoordeelt met betrekking tot samenvattende verwijdering onder de Alien Enemies Act (AEA). De zaak betreft Venezolaanse staatsburgers die worden geïdentificeerd als leden van Tren de Aragua (TdA), een aangewezen buitenlandse terroristische organisatie, en die worden vastgehouden in Amerikaanse detentiecentra. De kern van de zaak draait om de vraag of deze personen samenvattend kunnen worden verwijderd onder de AEA en, zo ja, welke procedurele waarborgen (met name kennisgeving) van toepassing zijn.

maandag 5 mei 2025

Invrijheidsstelling onder voorwaarden - verbod communicatie via applicaties die anonimiteit waarborgen

 

Bovenkant formulier

Bron

Samenvatting: Dit document analyseert het arrest van het Hof van Cassatie van 4 februari 2025 (P.25.0146.N), dat zich uitspreekt over het cassatieberoep ingesteld door P.V.H. tegen een arrest van het Hof van beroep te Gent. Het kernpunt van het beroep betreft de voorwaarden opgelegd bij de invrijheidsstelling van de eiseres, in het bijzonder een verbod op communicatie via applicaties die anonimiteit garanderen. Het Hof van Cassatie verwerpt het cassatieberoep en bevestigt de rechtmatigheid van de opgelegde voorwaarde.

donderdag 1 mei 2025

Klacht met betrekking tot het gebruik van de elektronische identiteitskaart (eID) voor toegang tot een containerpark en de transparantie rond deze gegevensverwerking.

Bron GBA

Het document betreft een beslissing van de Geschillenkamer van de Gegevensbeschermingsautoriteit (GBA) over een klacht met betrekking tot het gebruik van de elektronische identiteitskaart (eID) voor toegang tot een containerpark en de transparantie rond deze gegevensverwerking.

De klager diende een klacht in omdat hij vond dat de verantwoordelijke voor het containerpark onvoldoende informatie gaf over het gebruik van zijn persoonsgegevens en twijfelde aan de rechtmatigheid van het gebruik van de eID voor toegang. De klager wilde onder andere weten welke gegevens werden verwerkt, op basis van welke wettelijke grondslag, hoe lang de gegevens werden bewaard, en of er gegevens buiten de EU werden doorgegeven.

De Geschillenkamer oordeelt dat de klacht ongegrond is. De verantwoordelijke had de klager voldoende geïnformeerd en de benodigde gegevens verstrekt, onder andere via het privacybeleid dat ook online beschikbaar was. Er was geen aanwijzing dat de AVG (GDPR) was geschonden.

Wat betreft de rechtmatigheid van het gebruik van de eID: de verwerking van naam en adres via de eID is noodzakelijk om te controleren of iemand recht heeft op toegang tot het containerpark, omdat deze parken worden gefinancierd met gemeentebelastingen. De verwerking is dus gebaseerd op een taak van algemeen belang die aan de gemeente is toevertrouwd.

De klacht wordt daarom zonder verdere behandeling afgesloten. De beslissing wordt gepubliceerd op de website van de GBA, en de klager wordt verwezen naar de mogelijkheden voor verdere stappen zoals uitgelegd in het beleid van de Geschillenkamer.