EHRM - AFFAIRE L. ET AUTRES c. FRANCE - toepassing van het Franse strafrecht inzake seksueel geweld tegen minderjarigen en de interpretatie van "toestemming".

Bron: AFFAIRE L. ET AUTRES c. FRANCE

Onderwerp: Beoordeling van het arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) in de zaken betreffende L., H.B., en M.L. tegen Frankrijk, met focus op de toepassing van het Franse strafrecht inzake seksueel geweld tegen minderjarigen en de interpretatie van "toestemming".

Samenvatting:

Het arrest van het EHRM in de zaken L. en anderen tegen Frankrijk behandelt klachten van drie vrouwelijke verzoeksters, allen minderjarig ten tijde van de feiten, die beweren het slachtoffer te zijn geweest van seksueel geweld. De klachten richten zich voornamelijk op het falen van de Franse staat om te voldoen aan zijn positieve verplichtingen onder de artikelen 3 (Verbod van foltering en onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing) en 8 (Recht op eerbiediging van privé, familie- en gezinsleven) van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), zowel materieel als procedureel. Centraal staat de effectieve toepassing van het strafrecht om seksuele handelingen zonder toestemming van minderjarigen te bestraffen, de afwezigheid van de notie van "toestemming" in de relevante nationale wetgeving, de ontoereikende analyse van de omringende omstandigheden door nationale rechtbanken, en het onvoldoende rekening houden met de bijzondere kwetsbaarheid van de verzoeksters als minderjarigen. Eén verzoekster (L.) klaagt ook over secundaire victimisatie en discriminatie op grond van geslacht door de nationale autoriteiten.

Kernpunten en Belangrijkste Ideeën/Feiten:

1. Positieve verplichtingen van de staat onder EVRM Artikelen 3 en 8: De kern van de zaak ligt in de verplichting van de Franse staat om effectieve strafrechtelijke bepalingen te hebben die seksuele handelingen zonder toestemming van minderjarigen bestraffen en deze bepalingen in de praktijk effectief toe te passen door middel van onderzoeken en vervolgingen die bovendien vrij zijn van discriminatie.

• "Les requêtes sont principalement relatives au respect par l’État défendeur de ses obligations positives, découlant des articles 3 et 8 de la Convention sous les angles matériel et procédural, d’adopter des dispositions en matière pénale qui sanctionnent effectivement le viol dénoncé par des adolescentes mineures et d’appliquer ces dispositions en pratique au travers d’une enquête et de poursuites effectives, qui soient en outre exemptes, [...]" (Paragraaf 1)
• "...les obligations positives qui pèsent sur les États en vertu des articles 3 et 8 de la Convention comportent l’obligation d’adopter des dispositions pénales incriminant et réprimant de manière effective tout acte sexuel non consenti (...), et d’appliquer ces dispositions au travers d’enquêtes et de poursuites effectives (...). Ces obligations positives doivent être interprétées à la lumière des instruments internationaux pertinents, en particulier la Convention d’Istanbul qui fournit un cadre global pour prévenir, poursuivre et éliminer la violence à l’égard des femmes et protéger les victimes (...)." (Paragraaf 193)
• "Pour être effective, l’enquête menée doit être suffisamment approfondie et objective. Les autorités doivent prendre les mesures raisonnables dont elles disposent pour obtenir les preuves relatives aux faits en question, par exemple en recueillant des dépositions de témoins, des expertises et des éléments médicolégaux [...]." (Paragraaf 198)
• "Une exigence de célérité et de diligence raisonnable est également inhérente à la garantie d’effectivité dans ce contexte [...]." (Paragraaf 199)

1. Ontbreken van "toestemming" in de wettelijke definitie van verkrachting in het Franse strafrecht: Het Franse strafrecht, zoals van toepassing ten tijde van de feiten, definieerde verkrachting niet expliciet op basis van het ontbreken van toestemming, maar eerder door elementen zoals geweld, dwang, bedreiging of verrassing. Hoewel de jurisprudentie van de Cour de cassation wel rekening hield met het gebrek aan toestemming, ontbrak een duidelijke wettelijke basis.

• "L’incrimination de viol prévue à l’article 222-23 du CP (paragraphe 91 ci-dessus) ne comprend aucune référence expresse à la notion de « consentement ». Il en est de même des dispositions applicables aux agressions sexuelles et aux agressions sexuelles à l’encontre des mineurs (articles 222-22 et 222-22-1 du CP, paragraphes 91 et 94 ci-dessus)." (Paragraaf 206)
• "Toutefois, le défaut de consentement est de longue date pris en considération par la Cour de cassation dans sa jurisprudence (paragraphe 104 ci-dessus)." (Paragraaf 206)
• "La Cour s’est donc dite convaincue que toute approche rigide de la répression des infractions à caractère sexuel, qui consisterait par exemple à exiger dans tous les cas la preuve qu’il y a eu résistance physique, risquait d’aboutir à l’impunité des auteurs de certains types de viol et par conséquent de compromettre la protection effective de l’autonomie sexuelle de l’individu. Conformément aux normes et aux tendances contemporaines en la matière, dont celle consistant à considérer l’absence de consentement comme l’élément constitutif essentiel du viol et des violences sexuelles, la Cour a donc conclu que les États avaient l’obligation d’incriminer et de réprimer effectivement tout acte sexuel non consenti, y compris lorsque la victime n’a pas opposé de résistance physique [...]." (Paragraaf 195)

1. Onvoldoende rekening houden met de bijzondere kwetsbaarheid van minderjarigen: De nationale rechtbanken hebben in de betreffende zaken onvoldoende rekening gehouden met de leeftijd en andere kwetsbaarheidsfactoren (gezondheidstoestand, alcohol/drugsgebruik) van de verzoeksters bij de beoordeling van hun vermogen tot toestemming en de omstandigheden van de feiten.

• "Juridictions internes n’ayant pas suffisamment tenu compte, dans leur appréciation du discernement et du consentement des requérantes, de leur situation de particulière vulnérabilité, eu égard à leur minorité à la date des faits litigieux [...]" (Titelpagina)
• "En l’espèce, la Cour souligne la particulière vulnérabilité des requérantes eu égard à leur minorité au moment des faits dénoncés et à plusieurs autres facteurs tels que leur état de santé ou leur consommation d’alcool et de toxiques. Elle note en outre que les autorités avaient connaissance de cette particulière vulnérabilité, soit que celle-ci fût documentée de longue date soit qu’elle fût établie au début ou au cours de l’enquête [...]." (Paragraaf 214)
• "Pour garantir une protection adéquate contre le viol et les infractions sexuelles, les autorités doivent tenir compte, le cas échéant, de la vulnérabilité des victimes, en particulier des mineurs, conformément aux standards élaborés en la matière par les instruments nationaux et internationaux [...]." (Paragraaf 213)

1. Gebrekkige analyse van de omringende omstandigheden en contextuele evaluatie: De nationale rechtbanken hebben nagelaten om een grondige, contextuele analyse uit te voeren van alle omringende omstandigheden, inclusief de machtsverhoudingen en de impact van de kwetsbaarheid van de verzoeksters op hun gedrag en hun vermogen om een "geïnformeerde" toestemming te geven.

• "Juridictions internes n’ayant pas dûment analysé l’effet de toutes les circonstances environnantes [...]" (Titelpagina)
• "Or la Cour relève que, dans leur appréciation du comportement et du consentement de la requérante, les juges internes ont omis de procéder à une évaluation contextuelle des circonstances environnantes de l’espèce, notamment en ce qui concerne le déséquilibre des relations entre la requérante et les personnes avec lesquelles elle avait eu des relations sexuelles." (Paragraaf 221)

1. Secundaire victimisatie en seksistische stereotypen: In de zaak van verzoekster L. heeft het Hof vastgesteld dat de nationale autoriteiten zich schuldig hebben gemaakt aan secundaire victimisatie en seksistische stereotypen, zowel tijdens het politieonderzoek (vragen die impliceerden dat zij fysiek weerstand had moeten bieden) als in de motivering van de rechterlijke beslissing (verwijzing naar het "succes" van de verdachten bij vrouwen en het "losbandige gedrag" van de verzoekster).

• "« Victimisation secondaire » de l’une des mineures du fait de son exposition par les autorités nationales à des propos culpabilisants, moralisateurs et véhiculant des stéréotypes sexistes [...]" (Titelpagina)
• "Motifs de l’arrêt de la chambre de l’instruction empreints d’une discrimination fondée sur le sexe • Stéréotypes de genre inopérants et attentatoires à la dignité de la requérante" (Titelpagina)
• "Elle relève, d’une part, que dès le début de l’enquête, lors de sa deuxième audition le 7 septembre 2010 par un service pourtant spécialisé, la requérante a été confrontée aux questions d’un policier lui reprochant indirectement de ne pas avoir manifesté son absence de consentement en criant ou en se défendant physiquement (...). Ces échanges ont conduit la requérante à reconnaître qu’elle n’avait pas adopté un comportement adéquat, prétendument attendu de la part d’une victime de viol face à son agresseur. La Cour relève le caractère inapproprié de tels propos, culpabilisateurs et de nature à disqualifier la parole de la requérante, qui ont été tenus au stade du recueil de la plainte, étape déterminante de la procédure au cours de laquelle il incombe aux autorités d’accompagner spécialement les victimes. Elle souligne en outre qu’ils ne s’accordent pas avec la conception contemporaine des éléments constitutifs du viol, dont la caractérisation n’est plus subordonnée à l’établissement de la résistance physique de la victime, rappelée dès l’arrêt M.C. c. Bulgarie (...)." (Paragraaf 227)
• "D’autre part, la Cour relève les stéréotypes de genre figurant dans les motifs conclusifs de l’arrêt de la chambre de l’instruction du 12 novembre 2020, décrivant de manière caricaturale et péjorative les faits dénoncés par la requérante en faisant référence au « succès habituel auprès de la gent féminine [des sapeurs-pompiers] et [au] comportement parfois débridé de celle-ci à leur endroit » qui ne les auraient pas « incités à la réflexion » (...). Loin de se borner à décrire le point de vue des personnes mises en cause ainsi qu’en allège le Gouvernement, ces motifs visaient à exonérer les auteurs des faits dénoncés de leur responsabilité. Les termes employés tout comme le sens qu’ils véhiculaient sont, de l’avis de la Cour, parfaitement hors de propos [...]." (Paragraaf 228)

1. Noodzaak van een effectief strafrechtelijk systeem dat seksuele handelingen zonder toestemming bestraft: Het Hof concludeert dat, gezien het toepasselijke juridische kader ten tijde van de feiten en de manier waarop dit in de betreffende zaken werd toegepast, de Franse staat heeft gefaald in zijn positieve verplichtingen om een effectief strafrechtelijk systeem te handhaven dat seksuele handelingen zonder toestemming bestraft.

• "Rappelant que le consentement doit traduire la libre volonté d’avoir une relation sexuelle déterminée, au moment où elle intervient et en tenant compte de ses circonstances (...), la Cour considère que, compte tenu à la fois du cadre juridique alors applicable et de l’application qui en a été faite aux cas d’espèces, l’État défendeur a manqué à ses obligations positives qui lui imposaient, eu égard aux exigences résultant de sa jurisprudence et à la lumière des standards internationaux, d’appliquer effectivement un système pénal apte à réprimer les actes sexuels non consentis. À cet égard, elle rappelle qu’elle n’est pas appelée à statuer sur la responsabilité pénale des auteurs des faits litigieux (...) et que les constats qui précèdent ne sauraient donc être interprétés comme un avis sur la culpabilité des personnes mises en cause en l’espèce." (Paragraaf 250)

1. Vergelijking met internationaal en vergelijkend recht: Het arrest verwijst naar internationale instrumenten, met name de Conventie van Istanbul, die de nadruk leggen op het ontbreken van vrije toestemming als centraal element van seksueel geweld. Het Hof merkt op dat Frankrijk, in tegenstelling tot veel andere Europese landen, vasthoudt aan een definitie van verkrachting gebaseerd op geweld, dwang, bedreiging of verrassing, hoewel de jurisprudentie de notie van toestemming wel erkent. Er is een trend naar definities die expliciet het ontbreken van toestemming benoemen ("Yes Means Yes" model).

• "L’élément juridique central de la définition de la violence sexuelle, telle qu’énoncée à l’article 36 de la convention, est l’absence de consentement donné volontairement et résultant de la volonté libre de la personne. En effet, cette disposition reconnaît le risque de laisser impunis certains types de viols et de violences sexuelles si l’on exige que ces infractions pénales reposent sur la force, la menace ou la contrainte, plutôt que sur l’absence de consentement. L’article 36 de la convention s’appuie sur ce point sur la jurisprudence de la Cour européenne des droits de l’homme, qui juge cette approche rigide et de nature à compromettre la protection effective de l’autonomie sexuelle de l’individu." (Paragraaf 129)
• Het rapport identificeert vier benaderingen: 1. Vereist gebruik van geweld/dwang/uitbuiting van kwetsbaarheid (Frankrijk valt hieronder), 2. Twee niveaus (geweld/dwang én gebrek aan toestemming), 3. "No Means No" (bewijzen dat het tegen de wil was), 4. "Only Yes Means Yes" (affirmatieve toestemming vereist). (Paragraaf 130)

1. Gebrek aan effectiviteit van de procedure en gebrek aan voortvarendheid: Het Hof constateert een gebrek aan voortvarendheid en zorgvuldigheid in de uitvoering van de strafrechtelijke procedures, met name in de zaken van L. en M.L.

• "Absence de célérité et de diligence dans la conduite de la procédure pénale (requêtes nos 46949/21 et 39759/22)" (Titelpagina)

1. Financiële compensatie: Het Hof kent immateriële schadevergoeding toe aan de verzoeksters L., H.B. en M.L. voor de schending van hun rechten onder de artikelen 3 en 8 (en 14 in combinatie met deze artikelen voor L.). Ook worden kosten en uitgaven voor de nationale procedures en de procedure voor het Hof toegekend.

• "Elle estime par ailleurs que les requérantes ont subi un tort moral certain en raison de la violation de leurs droits garantis par les articles 3 et 8 de la Convention, ainsi que, pour les mêmes raisons, par l’article 14 combinés avec ces articles s’agissant de Mme L. (no 46949/21). Statuant en équité, et ayant pris en compte les circonstances de chaque espèce et les demandes chiffrées des requérantes, elle considère qu’il y a lieu d’octroyer la somme de 25 000 EUR à Mme L. en raison du double constat de violation à son égard et de 15 000 EUR chacune à Mmes H.B. et M.L. en réparation de leur dommage moral." (Paragraaf 259)
• "...la Cour juge raisonnable d’allouer les sommes de 16 020 EUR à Mme L., 1 000 EUR à Mme H.B. et 3 000 EUR à Mme M.L. pour les frais et dépens engagés par chacune des requérantes dans le cadre de la procédure interne et pour la procédure menée devant elle." (Paragraaf 262)

Belangrijkste conclusie van het Hof:

Het EHRM oordeelt dat Frankrijk zijn positieve verplichtingen onder de artikelen 3 en 8 van het EVRM heeft geschonden door het falen om een effectief strafrechtelijk systeem toe te passen dat in staat is seksuele handelingen zonder toestemming van minderjarigen te bestraffen. Dit falen vloeit voort uit zowel de onduidelijkheid in de wetgeving met betrekking tot de notie van toestemming als de manier waarop de nationale rechtbanken in de betreffende zaken de feiten hebben beoordeeld en de wet hebben toegepast, met name door onvoldoende rekening te houden met de kwetsbaarheid van de minderjarige slachtoffers en de contextuele omstandigheden. In de zaak van L. is er bovendien sprake van een schending van artikel 14 in combinatie met de artikelen 3 en 8 vanwege secundaire victimisatie en seksistische stereotypen.

Impact en Aanbevelingen (impliciet in het arrest en vergelijkend recht):

Het arrest benadrukt de noodzaak voor Frankrijk om zijn wetgeving inzake seksueel geweld, met name verkrachting, te hervormen om de notie van "ontbreken van vrije toestemming" expliciet op te nemen als kernelement van de definitie, in lijn met de Conventie van Istanbul en de jurisprudentie van het EHRM. Het vereist ook een betere training en sensibilisering van autoriteiten en rechters om rekening te houden met de psychologische factoren en kwetsbaarheid van slachtoffers, met name minderjarigen, en een zorgvuldige, contextuele beoordeling van alle omstandigheden bij het vaststellen van toestemming. De snelheid en zorgvuldigheid van onderzoeken moet worden verbeterd.