maandag 5 mei 2025

Invrijheidsstelling onder voorwaarden - verbod communicatie via applicaties die anonimiteit waarborgen

 

Bovenkant formulier

Bron

Samenvatting: Dit document analyseert het arrest van het Hof van Cassatie van 4 februari 2025 (P.25.0146.N), dat zich uitspreekt over het cassatieberoep ingesteld door P.V.H. tegen een arrest van het Hof van beroep te Gent. Het kernpunt van het beroep betreft de voorwaarden opgelegd bij de invrijheidsstelling van de eiseres, in het bijzonder een verbod op communicatie via applicaties die anonimiteit garanderen. Het Hof van Cassatie verwerpt het cassatieberoep en bevestigt de rechtmatigheid van de opgelegde voorwaarde.


  1. De opgelegde voorwaarde:
  • De eiseres werd bij haar invrijheidsstelling onderworpen aan verschillende voorwaarden, waaronder voorwaarde 5: "Een absoluut verbod om nog te communiceren via platformen of applicaties die anonimiteit garanderen zoals ‘Signal’, ‘Telegram’, ‘Wickr’, ‘Whatsapp’ ...".
  • De eiseres betwist de duidelijkheid en proportionaliteit van deze voorwaarde, met name het weigeren om het gebruik van specifieke, veelgebruikte applicaties (WhatsApp, Microsoft Teams, Zoom, Skype, Apple FaceTime en iMessage) toe te staan of de voorwaarde nader te preciseren.
  • Volgens de eiseres is de voorwaarde te vaag, maakt ze het onmogelijk om zeker te weten of ze eraan voldoet, en kan ze leiden tot willekeurige her-aanhouding. Ze stelt dat bijna alle communicatieapplicaties een vorm van data-encryptie of anonimisering gebruiken.
  1. Duidelijkheid van de voorwaarden (Artikel 35-38 Voorlopige Hechteniswet):
  • De artikelen 35 tot en met 38 van de Voorlopige Hechteniswet vereisen dat voorwaarden voor invrijheidsstelling zo duidelijk mogelijk worden bepaald, zodat de inverdenkinggestelde redelijkerwijze kan weten waaraan hij zich moet houden.
  • Het Hof van Cassatie oordeelt dat deze vereiste duidelijkheid "niet zover gaat dat de rechter die aan een inverdenkinggestelde als voorwaarde het verbod oplegt om nog te communiceren via platformen of applicaties die anonimiteit garanderen, al die platformen en applicaties moet opsommen."
  • De argumentatie van de eiseres dat een limitatieve opsomming noodzakelijk is, faalt "naar recht".
  1. Beoordeling door het Hof van Beroep en bekrachtiging door Cassatie:
  • Het Hof van beroep achtte de bewering van de eiseres dat ze niet wist welke platforms anonimiteit garanderen "weinig geloofwaardig" gezien haar vermoedelijke betrokkenheid bij het voorzien van criminele organisaties van cryptotelefoons.
  • Het Hof van beroep stelde dat niets de eiseres belette "open bronnen te raadplegen teneinde na te gaan of een bepaalde communicatieplatform of applicatie gebruik maakt van een vorm van data-encryptie of anonimisering."
  • Een limitatieve opsomming werd als "niet haalbaar en ook niet wenselijk" beschouwd, gezien het steeds evoluerende aanbod van applicaties.
  • Het Hof van Cassatie interpreteert de redenering van het Hof van beroep niet zo dat de eiseres enkel applicaties zonder enige vorm van encryptie mag gebruiken. In plaats daarvan stelt Cassatie dat de redenering van het Hof van beroep impliceert dat de eiseres, gezien haar veronderstelde technische kennis, "voldoende technische kennis heeft om zich te informeren over de aard, de omvang en de bedoeling van de encryptie of de anonimisering van bepaalde platformen of applicaties... teneinde uit te maken of die platformen of applicaties al dan niet eveneens vallen onder het haar als voorwaarde opgelegde verbod."
  1. Verband met de feiten en het doel van de voorwaarde:
  • Het Hof van Cassatie benadrukt dat de betwiste voorwaarde "verband houdt met de feiten waarvoor er lastens haar ernstige aanwijzingen van schuld bestaan, namelijk feiten van deelname aan een criminele organisatie, in het bijzonder door de terbeschikkingstelling van cryptofoons."
  • De voorwaarde verbiedt communicatie via platforms of applicaties die "gewoonlijk worden gebruikt voor criminele doeleinden omdat zij de gerechtelijke autoriteiten niet toelaten om met gebruik van normale opsporings- of onderzoekstechnieken de communicaties te achterhalen die met behulp van die platformen en applicaties worden gevoerd."
  • De voorwaarde is niet bedoeld om de eiseres te verhinderen te communiceren via "normale, voor het algemene publiek toegankelijke communicatiediensten", inclusief diensten die bijzondere beveiliging vereisen (zoals elektronisch bankieren).
  1. Proportionaliteit en Artikel 8 EVRM (Recht op respect voor privéleven):
  • De eiseres voerde aan dat de voorwaarde in strijd is met artikel 8 EVRM, omdat ze essentiële digitale communicatie onmogelijk maakt en zelfs blootstelt aan digitale gevaren. Ze stelt dat de voorwaarde disproportioneel is, aangezien ze elke vorm van digitale communicatie, zelfs met de overheid, onmogelijk maakt en het recht op privéleven en vertrouwelijk overleg met de raadsman aantast.
  • Het Hof van Cassatie erkent dat de vertrouwelijkheid van communicatie een essentieel onderdeel is van artikel 8 EVRM en dat gebruikers van telecommunicatiediensten recht hebben op respect voor hun privéleven en vrijheid van meningsuiting.
  • Echter, deze garantie is "niet absoluut en moet in voorkomend geval wijken voor andere legitieme eisen, zoals het voorkomen van het plegen van ernstige misdrijven of het beletten van de vlucht van personen die worden verdacht van dergelijke misdrijven."
  • De rechter kan met toepassing van de Voorlopige Hechteniswet het gebruik van bepaalde communicatiemiddelen verbieden, "in zoverre dat verbod evenredig is met de in artikel 16, § 1, vierde lid, Voorlopige Hechteniswet genoemde redenen, waaronder het tegengaan van recidive of vlucht door de inverdenkinggestelde."
  • Het Hof concludeert, verwijzend naar de redenering over het verband met de feiten (punt 4), dat dit in het onderhavige geval het geval is. Het Hof van beroep hoefde de voorwaarde niet af te schaffen, te beperken of nader te preciseren.

Conclusie van het Hof van Cassatie: Het Hof van Cassatie verwerpt het cassatieberoep. De opgelegde voorwaarde wordt beschouwd als voldoende duidelijk (geen limitatieve opsomming vereist) en proportioneel (verband met ernstige feiten en het doel om recidive/vlucht tegen te gaan), en is niet in strijd met artikel 8 EVRM. De kosten van het beroep worden aan de eiseres opgelegd.

Onderkant formulier