zondag 5 oktober 2025

Schriftelijke vragen en antwoorden Minister van Justitie -56K0020 29/07/2025

 Bron

Samenvatting Parlementaire Vragen en Ministeriële Antwoorden 

Vraag nr. 363 (Alexander Van Hoecke): Aantal islamitisch geïnspireerde terroristische misdrijven in België

Vraag: De volksvertegenwoordiger verwees naar het jaarverslag 2024 van het federaal parket, waaruit bleek dat meer dan 70 personen in federale dossiers werden gedagvaard wegens terroristische misdrijven. Hij vroeg om cijfers over:

  1. Hoeveel van deze gedagvaarde personen waren gerelateerd aan islamradicalisme/jihadisme/moslimterreur?
  2. Gelijkaardige cijfers (aantal gedagvaarde personen en hoeveel verdacht van islamradicalisme/jihadisme/moslimterreur) voor 2020, 2021, 2022 en 2023.
  3. Hoeveel van de vervolgde personen uiteindelijk veroordeeld werden.
  4. Hoeveel veroordeelde personen de Belgische nationaliteit, een dubbele nationaliteit of een andere nationaliteit hadden.
  5. Van hoeveel personen de Belgische nationaliteit werd afgenomen.
  6. Hoeveel van deze veroordeelde personen het land werden uitgezet.

Antwoord (Minister van Justitie): De gevraagde informatie is op dit moment niet beschikbaar. Dit komt doordat het College van het openbaar ministerie op 16 april aankondigde dat het geen elementen van antwoord meer zal verschaffen in het kader van parlementaire vragen.



Vraag nr. 364 (Frank Troosters): De verspreiding van een gewelddadige jihadistische boodschap vanuit een gerechtsgebouw

Vraag: De volksvertegenwoordiger wees op foto's van een streng gehoofddoekte moslima die een jas van de federale politie droeg en in die outfit een jihadistische en pro-Hamas boodschap verspreidde op sociale media, klaarblijkelijk vanuit het gerechtsgebouw van Hasselt. De vragen betroffen:

  1. De bevestiging dat de boodschap verspreid werd vanuit het gerechtsgebouw in Hasselt.
  2. Of de klaarblijkelijk geradicaliseerde moslima daar tewerkgesteld was.
  3. Zo ja, in welke hoedanigheid en sinds wanneer.
  4. Op welke wijze zij zich in het bezit kon stellen van het uniform/de jas van een politiebeambte.
  5. Of zij nog tewerkgesteld is of dat haar de toegang is ontzegd.
  6. Welke actie en veiligheidsmaatregelen werden ondernomen naar aanleiding van dit voorval.
  7. Welke lessen hieruit getrokken worden met betrekking tot de beveiliging van gerechtsgebouwen.

Antwoord (Minister van Justitie): De Minister verwees naar het antwoord op een mondelinge vraag in de commissie Justitie van 11 juni 2025. Haar diensten werden op 29 april 2025 in kennis gesteld van een onderzoek door het parket tegen een personeelslid van de rechtbank van eerste aanleg Limburg wegens verspreiding van boodschappen op sociale media. Het betrof een contractueel personeelslid van de schoonmaakploeg.

De inhoud van de boodschap, de concrete omstandigheden en de wijze waarop zij aan de uniformjas kwam, maken deel uit van een gerechtelijk onderzoek, waarover de Minister geen specifieke uitspraken kan doen. De Minister tilt zwaar aan dit incident. Gelet op het onderzoek en de gewichtigheid van de feiten, werd de arbeidsovereenkomst van het personeelslid om dringende reden met onmiddellijke ingang beëindigd.


Vraag nr. 365 (Ludivine Dedonder): Achterstallige betaling van de beëdigd vertalers door de FOD Justitie

Vraag: De volksvertegenwoordiger stelde dat veel beëdigd vertalers die voor de FOD Justitie werken, klagen over aanzienlijke en structurele betalingsachterstanden, die kunnen oplopen tot twee maanden. De communicatie met de bevoegde diensten is vaak inefficiënt, wat leidt tot financiële problemen voor de professionals. De vragen waren:

  1. De bevestiging van aanzienlijke betalingsachterstanden en of er precieze cijfers beschikbaar zijn.
  2. Wat de oorzaken zijn (administratief, technisch of budgettair).
  3. Welke maatregelen zijn genomen of gepland om tijdige betaling te garanderen.
  4. Of de procedures voor de verwerking van facturen aan een audit of interne evaluatie zijn onderworpen.
  5. De garantie dat geen enkele dienstverlener in de toekomst nog in sociale of economische moeilijkheden zal terechtkomen door nalatigheid van de administratie.

Antwoord (Minister van Justitie):

  1. De Minister bevestigt dat er momenteel vertragingen zijn in de betalingen aan beëdigde vertalers, evenals aan andere categorieën dienstverleners. De situatie verschilt per afdeling van het taxatiebureau. Precieze statistieken zijn niet beschikbaar, omdat de ontvangst van documenten niet gecentraliseerd is in één enkele applicatie.
  2. De oorzaken zijn administratief, technisch én budgettair.
    • Budgettair: De gerechtskosten zijn afhankelijk van het toegekende budget. Sinds januari wordt gewerkt met voorlopige twaalfden, waardoor het toegekende kwartaalbudget niet overschreden kan worden. Dit budget was ontoereikend om alle kostenstaten van het eerste semester 2025 te betalen. De uitgaven zijn bovendien niet te voorspellen.
    • Technisch: De IT-tools en applicaties (zoals JustInvoice en CGAB) moeten worden verbeterd. Het veralgemeend gebruik van JustInvoice zal centralisatie en snellere afhandeling mogelijk maken, aangezien vooral de procedures voor codering en controle tijdrovend zijn.
    • Administratief: De taxatiebureaus kampen met een ernstig personeelstekort. Selectieprocedures duren lang en zijn niet altijd succesvol. Ook de opleiding van nieuw personeel is een langdurig en complex proces.
  3. Maatregelen: Betaling binnen een redelijke termijn is een prioriteit. Bij dringende of problematische situaties kunnen dossiers worden overgedragen tussen afdelingen om de werklast te herverdelen. De werking van JustInvoice en CGAB wordt verbeterd om processen te automatiseren. De personeelsdienst blijft inspanningen leveren voor de werving van ontbrekende medewerkers.
  4. Audit: Op verzoek van de FOD Justitie werd in 2023 een audit met betrekking tot de gerechtskosten in strafzaken uitgevoerd door de Federale Interne Audit (FIA). Er werd een reeks aanbevelingen geformuleerd. Een actieplan is uitgewerkt en verschillende maatregelen zijn genomen in het kader van de follow-up van de audit en de spending review.
  5. Garantie: De Minister heeft bijkomende budgetten voorzien in de initiële begroting 2025. Zowel het werk- en controleproces als de tariefstructuren worden vereenvoudigd, wat tijd zal vergen gezien de vele beroepsgroepen. Dienstverleners die intussen betalingsproblemen ondervinden, kunnen zich wenden tot hun taxatiekantoor voor een oplossing binnen het bestaande kader.

Vraag nr. 366 (Sophie De Wit): Inbreuken op het verbod op onverdoofd slachten en thuisslachten

Vraag: De volksvertegenwoordiger wees op inbreuken tijdens het Offerfeest, zoals inbeslagname van levende schapen bestemd voor illegale thuisslachting, wat in strijd is met Europese en regionale regelgeving. Ze vroeg om cijfers voor de periode 2021 tot en met 2025 (voorlopig) over:

  1. Hoeveel meldingen van inbreuken werden geregistreerd door de politie (onderscheid per jaar en per arrondissement/politiezone).
  2. In hoeveel gevallen een proces-verbaal werd opgesteld (onderscheid per jaar en per arrondissement/politiezone).
  3. In hoeveel gevallen dit leidde tot een effectieve vervolging door het parket.
  4. In hoeveel gevallen dit leidde tot een veroordeling door de rechtbank.
  5. Hoeveel dieren in beslag werden genomen (onderscheid tussen gerechtelijke arrondissementen).
  6. Of er (onmiddellijke) minnelijke schikkingen werden getroffen, en zo ja, over welke bedragen het ging.

Antwoord (Minister van Justitie): Het antwoord op deze vraag werd rechtstreeks naar het geachte Kamerlid gestuurd. Vanwege de omvang is het antwoord niet opgenomen in het Bulletin van Vragen en Antwoorden.


Vraag nr. 368 (Francesca Van Belleghem): Woonstbetredingen bij illegalen. - Centralisatie gegevens

Vraag: De volksvertegenwoordiger verwees naar het regeerakkoord dat voorziet in de centralisatie van informatie over de woon- en verblijfplaats van illegalen. Ze vroeg:

  1. Wat de timing is van de centralisatie van deze gegevens.
  2. Of dit een nieuwe databank of integratie in een bestaande databank betekent.

Antwoord (Minister van Justitie): Deze parlementaire vraag valt onder de bevoegdheid van de minister van Asiel en Migratie, en Maatschappelijke Integratie, belast met Grootstedenbeleid.


Vraag nr. 369 (Francesca Van Belleghem): Huwelijk tussen illegalen

Vraag: De volksvertegenwoordiger merkte op dat Frankrijk overwoog het huwelijk voor illegalen te verbieden om schijnhuwelijken tegen te gaan. Ze stelde dat ook in België fraude met het oog op verblijfsrecht via huwelijk en wettelijk samenwonen voorkwam. Ze vroeg hoeveel verblijfsvergunningen de afgelopen vijf jaar werden toegekend op basis van huwelijk of wettelijke samenwoning met een Belg of iemand met duurzaam verblijf, terwijl de betrokkene zich ervoor illegaal in het land bevond, met specificatie van nationaliteit en gevolg.

Antwoord (Minister van Justitie): De strijd tegen schijnhuwelijken in België wordt geregeld via artikel 146bis van het oud Burgerlijk Wetboek. De ambtenaar van de burgerlijke stand heeft een actieve en preventieve rol en moet weigeren het huwelijk te voltrekken als de intentie van minstens één van de aanstaande echtgenoten kennelijk enkel gericht is op het verkrijgen van een verblijfsrechtelijk voordeel.

Bij een ernstig vermoeden van strijdigheid met de voorwaarden of de openbare orde, kan de ambtenaar de voltrekking uitstellen met ten hoogste twee maanden en het advies van de procureur des Konings verzoeken. De strijd tegen schijnhuwelijken mag er evenwel niet toe leiden dat elk gemengd huwelijk automatisch als verdacht wordt bestempeld.

Het recht om te huwen is een fundamenteel recht en is niet verbonden aan de verblijfstoestand van de betrokken partijen. De ambtenaar kan de voltrekking van het huwelijk dus niet weigeren uitsluitend op grond van illegaal verblijf.

Wat de gevraagde cijfergegevens betreft, beschikt de Minister niet over deze informatie. Het toekennen van verblijfsvergunningen gebeurt door de Dienst Vreemdelingenzaken, waarvoor de minister van Asiel en Migratie bevoegd is.


Vraag nr. 370 (Khalil Aouasti): Personeelssituatie van Justitie

Vraag: Gezien de personeelssituatie cruciaal is voor de werking van Justitie, vroeg de volksvertegenwoordiger naar de jongste cijfers met betrekking tot het totale aantal personeelsleden, uitgesplitst per categorie (magistraat/niet-magistraat en vast personeel/stagiair) op basis van specifieke basisallocaties.

Antwoord (Minister van Justitie): De Minister verschafte een tabel met het aantal magistraten, alsook de leden van het gerechtspersoneel (statutair en contractueel) die worden betaald op de verschillende basisallocaties:

BasisallocatieMagistratenStatutairenContractuelen
12.56.01.1100030209n/a
12.56.01.110004n/an/a409
12.56.05.110003010n/a
12.56.05.110004n/an/a0
12.56.70.11000317024293n/a
12.56.70.110004n/an/a1438
12.56.80.11000310082584n/a
12.56.80.110004n/an/a538
12.56.90.1100034374n/a
12.56.90.110004n/an/a13

(n/a = niet van toepassing).


Vraag nr. 371 (Francesca Van Belleghem): Onderschepte transmigranten. - Gevangenis en parket

Vraag: De volksvertegenwoordiger vroeg om jaarlijkse gegevens voor 2022, 2023 en 2024 over:

  1. Hoeveel personen onmiddellijk na onderschepping in de gevangenis werden ondergebracht en om welke redenen.
  2. Hoeveel onderschepte personen onmiddellijk voorgeleid werden voor het parket en om welke redenen.

Antwoord (Minister van Justitie): De gevraagde informatie is op dit moment niet beschikbaar. Dit komt doordat het College van het openbaar ministerie op 16 april aankondigde dat het geen elementen van antwoord meer zal verschaffen in het kader van parlementaire vragen.


Vraag nr. 372 (Franky Demon): Feminicide

Vraag: Verwijzend naar de wet van 29 juni 2023 over de preventie en bestrijding van feminicides, vroeg de volksvertegenwoordiger om een overzicht van:

  1. Het aantal vrouwen dat om het leven gebracht werd door geweld sinds 2019 (per jaar/provincie/politiezone in West-Vlaanderen), inclusief opsplitsing partner/niet-partner en of er al onder feminicide gecategoriseerd wordt.
  2. Het aantal vrouwen dat om het leven werd gebracht nadat ze klacht indienden bij de politie inzake partnergeweld sinds 2019 (per jaar/provincie/politiezone in West-Vlaanderen).
  3. Het aantal veroordelingen voor feminicides sinds de goedkeuring van de wet (per jaar/gerechtelijk gebied).
  4. Of er al zicht is op de verzamelde data door het Instituut voor Gelijkheid van Mannen en Vrouwen en waarom er voor 2025 geen rapport wordt opgesteld.
  5. Hoe data-inconsistenties en gebrekkige monitoring aangepakt kunnen worden.
  6. Hoe het groot dark number inzake partnergeweld aangepakt kan worden.

Antwoord (Minister van Justitie): Het antwoord op deze vraag werd rechtstreeks naar het geachte Kamerlid gestuurd. Vanwege de omvang is het antwoord niet opgenomen in het Bulletin van Vragen en Antwoorden.


Vraag nr. 373 (Anthony Dufrane): Gevangenis te Nijvel

Vraag: De volksvertegenwoordiger wees op de zorgwekkende detentieomstandigheden en de overbevolking in de gevangenis van Nijvel, die gevangenen opvangt die doorgestuurd worden vanuit de overbevolkte publiek-private gevangenissen (DBFM) zoals Haren (die maximumquota hanteren). Hij stelde dat publiek beheerde gevangenissen als Nijvel 'vuilbakgevangenissen' worden genoemd. De vragen betroffen:

  1. Welke middelen de FOD Justitie de jongste vijf jaar heeft uitgetrokken voor de infrastructuur van publiek beheerde gevangenissen (zoals Nijvel) vergeleken met de middelen voor de publiek-private inrichtingen (DBFM).
  2. Als de middelen verschillen, hoe dit verschil in behandeling gerechtvaardigd wordt, wat leidt tot ongelijkheid tussen gedetineerden.
  3. Of er maatregelen komen om het aantal overtallige gedetineerden dat doorgestuurd wordt naar overvolle en verouderde gevangenissen te beperken.
  4. Of er een structureel plan komt om de chronische overbevolking aan te pakken, met respect voor de waardigheid van gedetineerden en de veiligheid van het personeel.

Antwoord (Minister van Justitie):

  1. Een één op één vergelijking tussen een 'klassieke' en een DBFM-gevangenis is niet evident wat betreft het gebouw en de facilitaire diensten, maar er is geen verschil op vlak van penitentiair beleid. Bij klassieke gevangenissen is de Regie der Gebouwen verantwoordelijk voor de gebouwen en het groot onderhoud, en de FOD Justitie voor het gebruikersonderhoud, werking en personeel (aparte budgetten). Bij DBFM-gevangenissen wordt een trimestriële vergoeding betaald door de Regie der Gebouwen (investering en onderhoud) en de FOD Justitie (onderhoud en facilitaire diensten), naast de werkingsmiddelen. Het contract laat toe tot 15% boven de normale capaciteit te gaan zonder bijkomende onderhoudslasten; daarboven moet extra betaald worden. De gemiddelde kostprijs per gedetineerde staat in het jaarrapport van DG EPI. De Minister gaf aan liever nieuwe, beter aangepaste inrichtingen te hebben en er wordt gewerkt aan masterplan III en IV.
  2. Het is niet correct te stellen dat DBFM-gevangenissen gespaard blijven van overbevolking; ook daar liggen matrassen op de grond.
  3. Het plaatsingsbeleid wordt bepaald door de onderzoeksrechters (voor beklaagden) en de penitentiaire administratie (voor veroordeelden). De dienst detentiebeheer van DG EPI volgt de bezettingsgraad op en neemt beslissingen tot overbrenging op basis van parameters zoals overbevolking, profiel van de gedetineerde en beveiligingsniveau. Een lineaire spreiding over alle gevangenissen is niet evident mogelijk.
  4. Naast de recent gestemde wet houdende noodmaatregelen, wordt in verschillende taskforces gewerkt aan structurele oplossingen op middellange en lange termijn. De DG EPI is verantwoordelijk voor de strafuitvoering, maar heeft gezien de scheiding der machten geen controle over de in- en uitstroom van gedetineerden; die bevoegdheid ligt bij de rechterlijke macht.

Vraag nr. 374 (Philippe Courard): Verkeersboetes

Vraag: De volksvertegenwoordiger merkte op dat burgers die een verkeersboete betwisten, soms geconfronteerd worden met een verhoging van het bedrag alsof er geen initiatief was genomen, wat onrechtvaardig is. De vragen betroffen:

  1. Of het paradoxaal is om een recht op betwisting te bieden, maar tegelijk de sanctie te verzwaren.
  2. Of het raadzaam zou zijn de betrokkene de definitieve beslissing te betekenen.
  3. Welke verbeteringen overwogen worden om de behandeling van betwistingen transparanter en billijker te maken.
  4. Wat gebeurt als de betwisting wordt aanvaard, maar de boete intussen al betaald was; wordt het boetebedrag dan met rente terugbetaald.

Antwoord (Minister van Justitie):

  1. In België wordt de boete eerst als Onmiddellijke Inning (OI) opgelegd. Bij niet-betaling volgt een herinnering, en vervolgens een voorstel tot Minnelijke Schikking (MS), waarbij het bedrag verhoogd wordt. Wordt ook de MS niet betaald, volgt een Bevel tot Betaling (BTB) met bijkomende kosten (35% verhoging plus Slachtofferfonds-bijdrage voor hogere graad van overtreding). Tegen zowel de OI als de MS kan bezwaar worden aangetekend, digitaal of per post. Zodra een bezwaar tijdig en correct wordt geregistreerd, wordt de inning van het bedrag automatisch opgeschort, wat betekent dat er geen verdere verhoging plaatsvindt zolang de betwisting loopt. Indien een burger een verhoging vaststelt ondanks een correct ingediende betwisting, moet hij contact opnemen met het contactcenter van de dienst Verkeersboetes (+32 (0)2 278 55 60).
  2. De betrokkene wordt schriftelijk op de hoogte gebracht door het Openbaar Ministerie, ongeacht of de betwisting gegrond of verworpen wordt. De betrokkene kan de historiek van zijn dossier ook raadplegen op https://fines.justonweb.be. Bij verwerping volgt een nieuw voorstel tot betaling (OI of MS), maar het bedrag is op dat moment nog niet verhoogd ten opzichte van de oorspronkelijke kennisgeving.
  3. Het digitale platform Just-on-Web/Fines is 24/7 beschikbaar voor raadpleging, betaling of betwisting van boetes, en biedt transparante informatie. Daarnaast is er het contactcenter van de dienst Verkeersboetes (+32 (0)2 278 55 60) voor ondersteuning en verduidelijking.
  4. Wanneer een burger een verkeersboete heeft betaald, leidt dit tot het verval van de strafvordering (artikel 65 Wegverkeerswet). De betaling is een definitieve afhandeling en betekent dat betwisting of beroep niet meer mogelijk is. Het is cruciaal dat een individu die wil betwisten, afziet van betaling en het resultaat van het bezwaar afwacht.

Vraag nr. 375 (Alexander Van Hoecke): Internationale kinderontvoering

Vraag: De volksvertegenwoordiger vroeg naar de problematiek van internationale kinderontvoering en de rol van het Federaal Aanspreekpunt Internationale Kinderontvoeringen, dat 24/7 bereikbaar is. De vragen betroffen:

  1. Hoeveel dossiers van internationale kinderontvoering werden sinds 2021 geregistreerd (per jaar, met uitsplitsing per land waar het kind werd vastgehouden).
  2. In hoeveel dossiers de Brussel II-ter-verordening van toepassing was, en of er knelpunten opduiken.
  3. In hoeveel dossiers het ging om landen zonder toepassing van het Haags Verdrag, de rol van bilaterale akkoorden, en knelpunten daarbij.
  4. Hoe vaak sinds 2021 een daadwerkelijke terugkeer van het kind werd bekomen (per jaar, met uitsplitsing per land).
  5. Hoe de 24/7-bereikbaarheid concreet georganiseerd is en hoeveel oproepen gemiddeld dagelijks behandeld worden.

Antwoord (Minister van Justitie):

  1. Een overzicht van de jaarstatistieken van het Federaal Aanspreekpunt is beschikbaar op de website van de FOD Justitie. De meest betrokken landen worden vermeld.
  2. De Brussel IIter Verordening is van toepassing vanaf 1 augustus 2022 voor dossiers met een EU-lidstaat. Het ging om 42 dossiers in 2022, 70 in 2023, 66 in 2024 en voorlopig 28 in 2025. Voor zover de Belgische Centrale Autoriteit weet, levert de toepassing van deze tekst geen bijzondere problemen op.
  3. De Belgische Centrale Autoriteit behandelt enkel dossiers met staten die partij zijn bij het Haags Verdrag van 1980 (eventueel aangevuld met Europese Verordening 2019/1111) of met staten verbonden door bilaterale overeenkomsten. Geen enkel dossier wordt buiten het verdrag behandeld. De bilaterale overeenkomsten met Marokko en Tunesië worden niet langer toegepast, omdat beide landen zijn toegetreden tot het Verdrag van 's-Gravenhage van 1980.
  4. Het aantal dossiers afgesloten na de terugkeer van de kinderen naar het land van gewoonlijk verblijf was:
    • 2021: 37 afgesloten dossiers (betrokken landen: BE BG CH DE FR MA NL PL PT PY RO SE TR UK).
    • 2022: 37 afgesloten dossiers (betrokken landen: AM BA BE BG DE FR HR HU IT NO PL PT TR UA UK).
    • 2023: 47 afgesloten dossiers (betrokken landen: AT BE BG BR CA DE ES FR HU IS IT KZ NL PL RO RU TR UK US).
    • 2024: 52 afgesloten dossiers (betrokken landen: AL BE BG BY CA CH ES FR IT MA NL PL RO TR UK US ZA).
    • 2025 (voorlopig): 29 afgesloten dossiers (betrokken landen: AL AU BE BR DE ES FR IT NL RO TR).
  5. De 24/7-bereikbaarheid wordt georganiseerd via een telefonische permanentie buiten kantooruren. Het reguliere nummer wordt van 17:00 tot 9:00 uur doorgeschakeld naar de lijnen van het personeel met permanentie, dat een aangepaste opleiding krijgt. Het aantal ontvangen oproepen was: 24 (2021), 58 (2022), 32 (2023), 52 (2024) en 17 (2025 – eind juni).

Vraag nr. 376 (Ismaël Nuino): Korte vrijheidsstraffen

Vraag: De volksvertegenwoordiger vroeg om gegevens over de uitvoering van korte vrijheidsstraffen (drie jaar of minder) voor de voorbije vijf jaar, specifiek over:

  1. Hoeveel personen definitief veroordeeld werden tot een vrijheidsstraf van drie jaar of minder (opgesplitst per jaar).
  2. Hoeveel van die personen hun gevangenisbriefje nog niet hebben ontvangen.
  3. Hoeveel van de personen die op hun gevangenisbriefje wachten, nieuwe feiten hebben gepleegd tijdens die wachttermijn.
  4. Hoeveel personen met een straf van drie jaar of minder, met verlengd penitentiair verlof, nieuwe feiten pleegden die leidden tot herroeping van hun verlof.

Antwoord (Minister van Justitie): De Minister verwijst naar de elementen van het antwoord op parlementaire vraag nr. 297 van 20 mei 2025 over hetzelfde onderwerp.


Vraag nr. 377 (Michael Freilich): Kosten en opvolging van veiligheidsmaatregelen voor voormalig minister Van Quickenborne

Vraag: De volksvertegenwoordiger vroeg om transparantie over de kosten en het gebruik van veiligheidsmaatregelen genomen naar aanleiding van zware bedreigingen tegen voormalig minister Van Quickenborne. De vragen betroffen:

  1. Het totaalbedrag van de veiligheidsmaatregelen.
  2. De kosten van de gepantserde voertuigen en op welke wijze deze werden gegund.
  3. Een overzicht van de veiligheidsinvesteringen aan de woning die van onroerende aard zijn.
  4. Wat er met de gepantserde voertuigen is gebeurd sinds het ontslag, en of ze nog actief gebruikt worden.
  5. Hoeveel personeelsuren de Staatsveiligheid aan de bescherming heeft gespendeerd, opgesplitst naar week/weekend en dag/nacht.
  6. Of de heer Van Quickenborne enige tijd in de Verenigde Staten (Miami) was, en of de Staatsveiligheid en de Amerikaanse diensten hierover werden ingelicht.

Antwoord (Minister van Justitie): Het Nationaal Crisiscentrum (NCCN) bepaalt de beschermingsmaatregelen op basis van dreigingsanalyses. De dienst DAP van de federale politie staat sinds 2014 in voor de nabije bescherming van bedreigde personen; dit deel van de Staatsveiligheid werd in 2014 overgedragen aan de Federale Politie. De vraag valt daarom onder de bevoegdheid van de minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken.


Vraag nr. 378 (Jeroen Bergers): Vervallenverklaring nationaliteit

Vraag: Verwijzend naar eerdere statistieken van 2009 tot 2019 over de vervallenverklaring van de Belgische nationaliteit, vroeg de volksvertegenwoordiger:

  1. Een gedetailleerd overzicht van het aantal vervallenverklaringen van de nationaliteit voor de periode 2019 tot en met 2024.
  2. Een verklaring waarom deze vervallenverklaring niet zo vaak wordt uitgesproken en of de Minister vindt dat de wet frequenter kan worden toegepast bij ernstige wetsovertredingen door individuen met een dubbele nationaliteit.

Antwoord (Minister van Justitie): Het antwoord op deze vraag werd rechtstreeks naar het geachte Kamerlid gestuurd. Vanwege de omvang is het antwoord niet opgenomen in het Bulletin van Vragen en Antwoorden.


Vraag nr. 379 (Catherine Delcourt): Mogelijkheid om de incassobureaus op te nemen in artikel 3.37 van het nieuwe Burgerlijk Wetboek

Vraag: De volksvertegenwoordiger wees erop dat incassobureaus sinds 2005 verplicht zijn met een derdenrekening te werken (Koninklijk Besluit van 2005), maar dat zij niet zijn opgenomen in artikel 3.37 van het nieuwe Burgerlijk Wetboek, dat de derdenrekeningen van advocaten, gerechtsdeurwaarders, notarissen en vastgoedmakelaars beschermt. De vragen betroffen:

  1. Waarom incassobureaus niet de bescherming genieten (burgerrechtelijk, strafrechtelijk en tegen faillissement) voorzien in artikel 3.37 BW.
  2. Of het feit dat incassobureaus niet vermeld worden een impact heeft op de effectieve bescherming van de schuldeisers.
  3. Of de Minister overweegt de incassobureaus uitdrukkelijk op te nemen in artikel 3.37 BW.

Antwoord (Minister van Justitie):

  1. Artikel 3.37 BW (dat artikel 8/1 van de Hypotheekwet overnam) legt vast dat tegoeden op een kwaliteitsrekening afgescheiden zijn van het vermogen van de rekeninghouder. Dit artikel vormt een uitzondering op het basisbeginsel van artikel 3.36 BW (goederen van de schuldenaar strekken tot gemeenschappelijke waarborg voor schuldeisers). Een dergelijke uitzondering is alleen gerechtvaardigd als de nodige publiciteit en transparantie bij wet zijn geregeld. Tot op heden bestaat geen dergelijke exhaustieve regeling bij wet waarin het onderscheid tussen eigen gelden en derdengelden voor schuldinvorderaars is vastgelegd. Het Koninklijk Besluit van 2005 beperkt zich tot de verbintenis om uitsluitend met een derdenrekening te werken, maar lijkt niet de nodige publiciteit en transparantie ten aanzien van derden te waarborgen.
  2. Conform artikel 3.36 BW is het over het algemeen in het belang van de schuldeisers dat zij verhaal kunnen uitoefenen op alle goederen van hun schuldenaar-schuldinvorderaar. Wanneer specifiek wordt gekeken naar de schuldeisers van de geïnde gelden, is het in hun belang dat de schuldvorderingen op die gelden afgescheiden zijn van het vermogen van de schuldinvorderaar.
  3. De bekrachtiging van een afscheiding van de tegoeden op een derdenrekening vereist dat de wet een exhaustieve regeling vastlegt over het onderscheid tussen eigen gelden en derdengelden. De regels voor minnelijke invordering van schulden staan in titel II van boek XIX van het Wetboek van economisch recht, dat momenteel niet in een dergelijke regeling voorziet. Deze kwestie zal het voorwerp uitmaken van een verdere analyse.

Vraag nr. 380 (Marc Lejeune): Slow steaming-scenario voor het Noordzeegebied

Vraag: De volksvertegenwoordiger verwees naar een Belgische studie door TNO over de gevolgen van een slow steaming-scenario in de Noordzee, waaruit bleek dat snelheidsbeperking tot een significante vermindering van broeikasgasuitstoot en onderwatergeluid kan leiden, maar dat er leemten in de kennis zijn over het effect op het zeeleven. De vragen betroffen:

  1. Of de regering een bindende reglementering overweegt om de snelheid van schepen in de Noordzee te beperken.
  2. Welke maatregelen genomen zullen worden om de leemten in de kennis over het effect van onderwatergeluid op het zeeleven weg te werken.
  3. Of de regering van plan is met de rederijen samen te werken om de transitie te bewerkstelligen zonder het concurrentievermogen van de sector in gevaar te brengen.

Antwoord (Minister van Justitie): De Minister verwees naar een antwoord op een mondelinge vraag van 1 juli 2025.

  1. Maatregelen om onderwatergeluid en broeikasgasuitstoot te verminderen hebben enkel zin als ze op internationaal niveau worden genomen. België heeft zich aangesloten bij de Coalitie van Hoge Ambitie (HAC) voor een stillere oceaan, en de Internationale Maritieme Organisatie (IMO) is de belangrijkste instantie. De Belgische studies zijn voorgelegd aan de IMO ter ondersteuning van de herziening van de richtlijnen ter vermindering van onderwatergeluid, die in 2023 werden goedgekeurd.
  2. De dienst Marien Milieu en het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen nemen deel aan het DEMASK-project (Interreg North Sea Region). Dit project zal een aanpak ontwikkelen voor het definiëren van beleidsscenario's voor het beheer van onderwatergeluid en een methode voor het kwantificeren van de doeltreffendheid ervan op het zeeleven. Ook is begin juli het regionale actieplan van OSPAR inzake geluidshinder aangenomen.
  3. Gezien het internationale karakter van zeetransport is een internationale aanpak essentieel om een gelijk speelveld te behouden. De DG Scheepvaart zal blijven samenwerken met Belgische rederijen en andere betrokken partijen en zal een workshop organiseren voor informatie-uitwisseling over de problematiek en mogelijke maatregelen.

Vraag nr. 381 (Gilles Foret): Oneigenlijk gebruik van distikstofmonoxide. - Uitdaging op het stuk van het wettelijke kader en de strafvervolging

Vraag: De volksvertegenwoordiger wees op het toenemende oneigenlijke (recreatieve) gebruik van distikstofmonoxide (lachgas), ondanks het KB van 11 maart 2024 dat dit verbiedt. Hij stelde dat juridische lacunes, zoals bewijslast van onwettig gebruik en interpretatie van 'te goeder trouw' bij verkopers, de strafvervolging bemoeilijken. De vragen betroffen:

  1. Of de regering overweegt het strafrechtelijke kader te wijzigen of te versterken (m.b.t. criteria 'te goeder trouw' en hoeveelheden die men mag bezitten).
  2. Of men zich buigt over een eenvormige omzendbrief voor parketten en politiediensten ter harmonisering van praktijken.
  3. Of Europese samenwerkingen of gegevensuitwisseling overwogen worden om grensoverschrijdende invoer en distributie (vaak via internet) beter te controleren.
  4. Of men overweegt de statistieken met betrekking tot de rechtszaken over distikstofmonoxide specifiek te monitoren.

Antwoord (Minister van Justitie):

  1. Het KB van 11 maart 2024 verbiedt het oneigenlijk gebruik van lachgas; enkel legitiem gebruik is toegestaan. Ook geldt het algemene verbod op verkoop aan minderjarigen (KB 11 februari 2021). Er zijn signalen dat de regelgeving moeilijk toe te passen is, met name wat betreft de bewijslast van het oneigenlijke gebruik. De Minister's diensten bereiden een evaluatie voor in het kader van de Algemene Cel Drugbeleid (ACD) om na te gaan of en hoe de regelgeving eventueel moet worden aangepast.
  2. Afhankelijk van de uitkomst van de ACD-evaluatie, kan een ACD-werkgroep worden opgezet ter herziening van de regelgeving. Een expliciete omzendbrief wordt niet vermeld.
  3. Op dit moment worden geen Europese samenwerkingsverbanden of gerechtelijke uitwisselingen overwogen. Zorgwekkende trends met een Europees aspect worden wel besproken op het niveau van de Horizontale Raadswerkgroep Drugs.
  4. De evaluatie binnen de ACD richt zich op de aanpassing van de regelgeving. De vraag over specifieke statistische monitoring wordt niet direct beantwoord, maar de Minister verwijst naar de evaluatie.

Vraag nr. 382 (Britt Huybrechts): Parket Halle-Vilvoorde

Vraag: De volksvertegenwoordiger wees erop dat Halle-Vilvoorde sinds 2014 wel een eigen parket heeft, maar geen eigen rechtbank, waardoor inwoners aangewezen zijn op de rechtbank in Brussel, die kampt met achterstand. Er is een trend dat Nederlandstalige inwoners de weg vinden naar de Franstalige kamers, vermoedelijk wegens grotere kans op procedurele vertragingen, mildere straffen of hogere kans op seponering. De vragen betroffen:

  1. De visie van de Minister over dit onderwerp.
  2. Het plan van aanpak op korte en lange termijn.
  3. Of stappen worden gezet tot het oprichten van een volwaardige rechtbank en parket voor Halle-Vilvoorde.
  4. De vervolgingsgraad in correctionele zaken voor 2021-2025.
  5. De vervolgingsgraad in verkeerszaken voor dezelfde jaren.
  6. Het aantal vonnissen van de correctionele rechtbanken in dossiers van Halle-Vilvoorde voor dezelfde jaren.
  7. Hoeveel omzettingen van Halle-Vilvoorde naar Brussel werden aangevraagd voor dezelfde jaren.
  8. Wat de middelen waren voor het parket Halle-Vilvoorde voor dezelfde jaren.

Antwoord (Minister van Justitie): Er zijn geen statistische gegevens beschikbaar die de beweringen en de noodzaak aan een rechtbank van eerste aanleg in Halle-Vilvoorde staven.

Bovendien is de gevraagde informatie op dit moment niet beschikbaar, omdat het College van de openbaar minister op 16 april 2025 aankondigde dat het geen elementen van antwoord meer zal verschaffen in het kader van parlementaire vragen.


Vraag nr. 387 (Frank Troosters): Rechterlijke verbeurdverklaringen voertuigen bij verval tot recht van sturen

Vraag: Verwijzend naar artikel 50, § 2 van de wegverkeerswet (dat de rechter toelaat de verbeurdverklaring van een voertuig te bevelen bij verval tot sturen van ten minste drie maanden of levenslang), vroeg de volksvertegenwoordiger om cijfers over:

  1. Het aantal verbeurdverklaringen gevorderd door het openbaar ministerie in 2022, 2023 en 2024.
  2. Het aantal verbeurdverklaringen effectief uitgesproken door een rechtbank in 2022, 2023 en 2024.

Antwoord (Minister van Justitie): De gevraagde informatie is op dit moment niet beschikbaar. Dit komt doordat het College van het openbaar ministerie op 16 april aankondigde dat het geen elementen van antwoord meer zal verschaffen in het kader van parlementaire vragen.


Vraag nr. 388 (Kristien Van Vaerenbergh): Het aantal wettelijk samenwonenden en gehuwden

Vraag: De volksvertegenwoordiger vroeg om overzichten van de laatste vijf jaar, landelijk en per arrondissement, over:

  1. Hoeveel overeenkomsten van wettelijk samenwonen werden ondertekend bij de burgerlijke stand.
  2. Hoeveel overeenkomsten van wettelijk samenwonen werden ontbonden (met opsplitsing naar wijze van ontbinding: huwelijk, overlijden, eenzijdige ontbinding, ontbinding in overeenkomst of wegens streven naar verblijfsrechtelijk voordeel).
  3. Hoeveel samenlevingscontracten werden ingeschreven in het bevolkingsregister.
  4. Hoeveel huwelijken werden gesloten.
  5. Hoeveel huwelijken werden ontbonden.

Antwoord (Minister van Justitie): Het antwoord op deze vraag werd rechtstreeks naar het geachte Kamerlid gestuurd. Vanwege de omvang is het antwoord niet opgenomen in het Bulletin van Vragen en Antwoorden.


Vraag nr. 390 (Michel De Maegd): Veiligheid van het zorgpersoneel

Vraag: Naar aanleiding van een incident in UMC Sint-Pieter waarbij twee personeelsleden door een patiënt zwaargewond raakten, en het groeiende gevoel van straffeloosheid, vroeg de volksvertegenwoordiger:

  1. Informatie over het gerechtelijke profiel van de dader (eerdere meldingen of maatregelen).
  2. Welke doctrine het parket toepast inzake geweld tegen zorgpersoneel en of agressies systematisch worden vervolgd.
  3. Of Justitie de nodige middelen heeft om dergelijk geweld snel en kordaat aan te pakken.
  4. Of de Minister aanpassingen aan de wetgeving of specifieke maatregelen overweegt om medewerkers van openbare diensten met risico op zwaar geweld beter te beschermen.

Antwoord (Minister van Justitie): De Minister verwees naar een antwoord op een mondelinge vraag van 2 juli 2025.

  1. De feiten van agressie werden behandeld overeenkomstig de richtlijnen van het parket te Brussel, dat de zaak aanhangig heeft gemaakt bij een onderzoeksrechter. De zaak valt onder het geheim van het onderzoek, waardoor de Minister hierover geen informatie kan verstrekken.
  2. De Minister's diensten hebben contact met de directie van het ziekenhuis om het medische personeel gerust te stellen.
  3. De Minister beantwoordt de vraag over de middelen niet direct, maar richt zich op de wetgeving.
  4. Het toekomstige Strafwetboek biedt specifieke bescherming aan personeelsleden van de openbare diensten die met risico op ernstig geweld worden geconfronteerd. Personeelsleden van openbare diensten, inclusief gezondheidszorgberoepen en maatschappelijk werkers, zijn opgenomen in de definitie van personen met een maatschappelijke functie in artikel 79, 4° van het nieuwe Strafwetboek. Dit leidt tot een strafverzwaring in geval van doodslag, geweld, foltering en onmenselijke behandeling tegen deze personen. Deze wijzigingen werden ook ingevoerd in het huidige Strafwetboek (wet van 18 januari 2024), die in werking trad op 5 februari 2024.

Vraag nr. 391 (Sophie De Wit): Ernstige tekortkomingen medische zorg binnen de gevangenissen

Vraag: De volksvertegenwoordiger wees op de ernstige tekortkomingen in de medische zorg voor gedetineerden, aangeklaagd door gevangenisartsen, zoals personeelstekort, verouderde infrastructuur, gebrek aan coördinatie, en onveilige situaties (fouten bij medicatietoediening, gebrekkige screening). De vragen betroffen:

  1. De reactie van de Minister op de grieven en of zij op de hoogte is van de tekortkomingen.
  2. Welke acties ondernomen zullen worden ter verbetering van de medische zorg (opleiding, toezicht en controle).
  3. Hoe de coördinatie tussen FOD Justitie en FOD Volksgezondheid versterkt wordt, en of de gezondheidszorg integraal overgeheveld zal worden aan de FOD Volksgezondheid.
  4. Welke maatregelen worden genomen om het tekort aan medisch personeel en de werkomstandigheden te verbeteren, inclusief budgetten.
  5. Welke concrete maatregelen genomen zullen worden om de hoge suïcidecijfers terug te dringen.

Antwoord (Minister van Justitie): De Minister verwees naar een antwoord op een mondelinge vraag van 2 juli 2025.

  1. De Minister heeft kennis genomen van de grieven en erkent dat de geboden gezondheidszorg onvoldoende aanleunt bij de ambitie om evenwaardig te zijn als in de vrije samenleving. De medische dienstverlening lijdt onder de algemene problemen van het gevangeniswezen: overbevolking, staat van de infrastructuur en wervingsmoeilijkheden.
  2. & 3. De Minister sluit zich aan bij de conclusie dat de overdracht van de penitentiaire gezondheidszorg naar de FOD Volksgezondheid een cruciaal element is. Dit traject is al eerder beslist en zal onverdroten worden voortgezet met de collega bevoegd voor Volksgezondheid. Er zijn reeds initiatieven genomen:
    • Dekking door het RIZIV van alle prestaties buiten de muren (sinds 1 januari 2023).
    • Aanbieding van drugswerking in tien gevangenissen en uitbreiding naar 16 gevangenissen in 2025-2026 (budgettair gedragen door FOD Volksgezondheid).
    • Installatie van eerstelijnszorg en organisatie van eerstelijnspsychologenwerking (gedragen door FOD Volksgezondheid/RIZIV).
    • Uitwerking van vormingsmodules omtrent penitentiaire gezondheidszorg (budgettair gedragen door het RIZIV).
    • Versterking van zorgkaders: 14 VTE eerstelijnspsychologen door FOD Volksgezondheid, plus 17,5 eerstelijnspsychologen en 18 eerstelijns maatschappelijk assistenten door FOD Justitie. De taskforce internering zal de versterking verder uitbouwen.
    • Medewerkers van beide kabinetten en administraties (Justitie/Volksgezondheid) overleggen structureel en periodiek over het traject naar integratie.
  3. De Minister is van mening dat er verdere stappen zullen worden gezet in de roadmap naar een integrale overdracht. In afwachting worden initiatieven genomen binnen Justitie: verdere initiatieven zijn gepland om de medische infrastructuur op orde te zetten (hoewel dit niet overal evident is door infrastructurele beperkingen). Er wordt volop doorgegaan met selecties voor zowel algemene als psychiatrische verpleegkundigen.
  4. De Belgische gevangenissen hebben een lange traditie in suïcidepreventie; de laatste jaren is er extra aandacht. Directeuren moeten interne processen invoeren/evalueren voor het melden van gedetineerden met verhoogd zelfmoordrisico. De centrale administratie stelde geactualiseerde instructies en een leidraad op voor een lokaal beleid.
    • Sinds 5 augustus 2024 is Tele-Onthaal (nummer 106) gratis bereikbaar via het telefoniesysteem in de inrichtingen.
    • Sinds 1 oktober 2024 loopt in regio Noord een project van het VLESP (Vlaams Expertisecentrum Suïcidepreventie) in vier pilootgevangenissen (Brugge, Mechelen, Ieper, Merksplas).
    • Suïcidepreventie maakt deel uit van het basis opleidingspakket van het penitentiaire personeel.

Vraag nr. 392 (Irina De Knop): Intrafamiliaal geweld

Vraag: Naar aanleiding van recente tragische incidenten van intrafamiliaal geweld, vroeg de volksvertegenwoordiger naar de noodzaak van een versterkte aanpak. De vragen betroffen:

  1. Welke initiatieven de Minister neemt om deze problematiek aan te pakken.
  2. Hoe de drempel om aangifte te doen verder verlaagd kan worden.
  3. Welke opleidingen voor magistraten zijn voorzien.
  4. Hoe de samenwerking tussen justitie en Veilige Huizen loopt.
  5. Komen er nieuwe zorgcentra na seksueel geweld (ZSG) en zo ja, waar en wat is de timing.
  6. Of slachtoffers van intrafamiliaal geweld ook terecht kunnen bij ZSG's.
  7. Een overzicht van de instanties waar slachtoffers van intrafamiliaal geweld terecht kunnen (vooral m.b.t. de bevoegdheid van de Minister).
  8. Hoeveel meldingen/klachten er zijn en wat het geschatte dark number is.
  9. Hoeveel zaken in 2024 voor de rechter gebracht werden en hoeveel daders veroordeeld werden.

Antwoord (Minister van Justitie): De Minister verwees naar een antwoord op een mondelinge vraag van 2 juli 2025.

  1. De strijd tegen intrafamiliaal en gendergerelateerd geweld is een belangrijke beleidsprioriteit. Er wordt gewerkt aan een geïntegreerd en integraal beleid, in afstemming met het Nationaal Actieplan gendergerelateerd geweld 2021-2025. De Minister benadrukt de ontwikkeling van een uniform risicotaxatie- en risicobeheersingsinstrument ter preventie van intrafamiliaal geweld en feminicides, in samenwerking met het IGVM. Een wetenschappelijk onderzoek binnen deze werkgroep wordt in september besproken. Ook het mobiel stalkingsalarm (MSA) is nationaal uitgerold.
  2. De Minister bekijkt de mogelijkheid van anoniem aangifte doen, met respect voor de rechten van verdediging. Er wordt gesensibiliseerd over online aangifte van fysiek geweld via Police-on-web en de bredere bekendmaking van de MyPolice-app.
  3. Opleidingen voor magistraten worden in de bronnen niet expliciet benoemd.
  4. De samenwerking tussen de gerechtelijke overheden en de Veilige Huizen loopt goed, hoewel de snelheid en lokale accenten verschillen per arrondissement in Vlaanderen. Sinds het decreet van 29 maart 2024 is er een streven naar uniformisering en is de samenwerking structureel verankerd op bovenlokaal niveau.
  5. & 6. Er komen drie nieuwe Zorgcentra na Seksueel Geweld (ZSG's) in 2026, zoals bepaald in het regeerakkoord. De selectie gebeurt in het najaar via een Koninklijk Besluit, met openingen vanaf 1 januari 2026. De ZSG's zorgen al voor een lagere drempel om aangifte te doen. Slachtoffers van intrafamiliaal geweld die geconfronteerd werden met seksueel geweld kunnen er terecht. Het RIZIV staat in voor de selectie en financiering van de ziekenhuizen die een ZSG installeren.
  6. Slachtoffers van intrafamiliaal geweld kunnen onder meer terecht bij de Veilige Huizen, de ZSG's, de Vertrouwenscentra Kindermishandeling (VK's). Binnen de bevoegdheid van Justitie kan men ook terecht bij de slachtofferbejegeningsdiensten van de politiezones en de justitieassistenten van de diensten Slachtofferonthaal bij de parketten. Voor een volledig overzicht moet men zich tot de regionaal bevoegde ministers wenden.
  7. Het aantal geregistreerde feiten van intrafamiliaal geweld (IFG) door de politiediensten (ANG): 50.595 feiten in 2023 en 37.377 registraties in de eerste drie trimesters van 2024.
    • Dark number: Uit de Veiligheidsmonitor 2024 blijkt dat: 2,6% van de Belgen slachtoffer werd van psychisch IFG; 1,2% van fysiek IFG; en 0,3% van seksueel IFG (afgelopen 12 maanden).
    • Percentage slachtoffers dat geen aangifte deed: 59% bij fysiek IFG; 69% bij seksueel IFG; en 77% bij psychisch IFG.
  8. Cijfers over het aantal zaken dat in 2024 voor de rechter werd gebracht en veroordelingen worden niet verstrekt in dit antwoord.

Vraag nr. 393 (Francesca Van Belleghem): Financiën Comité P.

Vraag: De volksvertegenwoordiger wees op het financieringstekort van het Comité P: de personeelskost in 2024 (12.187.555,4 euro) overtrof de dotatie (11.985.000 euro), wat werd opgevangen met boni's. De dotatie voor 2025 (12.793.000 euro) zou opnieuw onvoldoende zijn. De vragen betroffen:

  1. Of de Minister op de hoogte is van deze problematiek.
  2. Of de Minister maatregelen zal treffen om dit op te lossen.

Antwoord (Minister van Justitie): Het Comité P valt niet onder de bevoegdheid van de Minister van Justitie, maar onder die van de Kamer van volksvertegenwoordigers.


Vraag nr. 396 (Annick Lambrecht): Gevangenissen West-Vlaanderen

Vraag: De volksvertegenwoordiger wees op de precaire situatie in de West-Vlaamse gevangenissen (ernstige overbevolking, onderbezetting van personeel, toenemend aantal grondslapers). De gedetineerdenpopulatie (met verslavings- of psychische problemen) is moeilijk te beheren. Er is specifieke druk op PI Ieper en PLC Ruislede (dat gedetineerden met een nieuw profiel krijgt). De vragen betroffen:

  1. Hoe de veiligheid in de gevangenis van Ieper gegarandeerd kan worden met slechts twee personeelsleden 's nachts.
  2. Of het klopt dat in het detentiehuis Kortrijk, ondanks de doelstelling dit te vermijden, zedendelinquenten zijn toegelaten.
  3. Hoeveel van het nieuwe personeel in Ieper (60% nieuw sinds heropening) hun volwaardige basisopleiding hebben gekregen.
  4. Of deze problematiek op korte termijn de nodige aandacht krijgt.
  5. Hoe de overbevolking (grondslapers) in relatief korte tijd aangepakt zal worden.
  6. Wanneer het personeel zijn basisopleiding buiten kader kan doorlopen.
  7. Welke structurele beleidsmaatregelen genomen worden en binnen welke termijn.
  8. Welke oplossingen er zijn voor de vele geïnterneerden binnen de reguliere gevangenissen.
  9. Hoe de drugsproblematiek zal worden aangepakt.

Antwoord (Minister van Justitie): De Minister verwees naar een antwoord op een mondelinge vraag van 2 juli 2025.

  1. PLC Ruislede: De criteria voor plaatsing zijn niet gewijzigd. Gelet op de overbevolking worden de mogelijkheden bekeken om alle plaatsen in open gevangenissen te benutten, met inachtneming van de overplaatsingscriteria. Er zijn geen recente incidenten bekend die wijzen op onveiligheid in het PLC.
  2. (Vraag over Kortrijk is niet specifiek beantwoord in de bronnen, enkel algemene opmerkingen over West-Vlaanderen.)
  3. Personeel Ieper: Op 20 juni 2025 waren 117 bewakingsmedewerkers tewerkgesteld, waarvan 50 aangeworven sinds 1 januari 2024. Hiervan moeten nog 12 personen hun laatste deeltraject van 15 dagen opleiding volgen (op een totaal van 40 dagen). Er is dus geen achterstand.
  4. & 5. Overbevolking: Deze wordt aangepakt via de maatregelen voorzien in de noodwet. Daarnaast wordt gewerkt aan een sociaal plan voor het personeel, waarover de onderhandelingen met de vakbonden plaatsvinden tussen september en december 2025.
  5. (De Minister verwijst naar het feit dat er geen achterstand is in de basisopleiding (zie punt 3). Het punt over de opleiding 'buiten kader' wordt niet expliciet beantwoord.)
  6. Structurele maatregelen: Zie de maatregelen in de noodwet en het sociale plan.
  7. Geïnterneerden: Via de taskforce Internering, in samenwerking met FOD Volksgezondheid, wordt ingezet op het optimaliseren van de in-, door- en uitstroom van geïnterneerden. Hoewel de ambitie is geïnterneerden in aangepaste zorginstellingen te plaatsen, zal een belangrijk deel nog in de Afdelingen ter Bescherming van de Maatschappij verblijven. Er worden initiatieven genomen om de kwaliteit van het zorgaanbod binnen deze afdelingen te verbeteren door versterking van het zorgstaf en andere werkingsmiddelen.
  8. Drugsproblematiek: Het penitentiair drugsbeleid bestaat uit pijlers als preventie, hulpverlening, Harm Reduction en veiligheid. Er wordt gewerkt aan het terugdringen van zowel de vraag als het aanbod. De DG EPI neemt deel aan een Europees consortium met Nederland, Spanje en Griekenland voor de ontwikkeling en aankoop van innovatieve drugsdetectiesystemen. De strijd tegen smokkel en drugshandel zal verder worden opgevoerd met verscherpte controles op mobiele telefoons, meer inzet van drugshonden en verbeterde drugstestprocedures.

Vraag nr. 397 (Achraf El Yakhloufi): De beschikbaarheid van software in de strijd tegen mensenhandel

Vraag: De volksvertegenwoordiger verwees naar de aanbeveling om software in de strijd tegen mensenhandel (webcrawler) algemeen beschikbaar te maken en de aansturing te centraliseren (DJSOC). Het proefproject 'Cyberprostitutie' leverde schokkende vaststellingen op, waaronder 112 gevallen van mogelijke seksuele uitbuiting van minderjarigen. De vragen betroffen:

  1. Hoe het proefproject evolueert en wat de verdere resultaten waren.
  2. Welk gevolg er wordt gegeven aan de 112 gevallen van mogelijk seksueel misbruik van minderjarigen.
  3. Of een ruimer gebruik van de webcrawler meer zou opleveren.
  4. De garantie dat de nodige IT-instrumenten voor de FGP worden aangeschaft.
  5. Of het budget nog steeds om de kleine bedragen van 25.000 à 30.000 euro gaat.
  6. Of de Minister akkoord gaat dat een stevigere investering een enorme boost zou betekenen.
  7. Of de Minister zich engageert om het proefproject te veralgemenen en verder uit te rollen.

Antwoord (Minister van Justitie): De Minister verwees naar een antwoord op een mondelinge vraag van 2 juli 2025.

  1. & 3. De strijd tegen mensenhandel blijft een prioriteit. Op basis van de ervaringen met het proefproject is beslist over te schakelen naar een geavanceerdere IT-oplossing die breder inzetbaar is voor diverse criminele fenomenen: NEXUS XPLORER. Het proefproject richtte zich op ongeveer twintig digitale platformen, terwijl het kennis- en expertisecentrum in totaal ongeveer 125 relevante sites heeft geïdentificeerd. Dit toont aan dat er nog aanzienlijk potentieel is voor uitbreiding.
  2. De 112 gevallen van prostitutie van minderjarigen op internet zijn gemeld bij bevoegde lokale autoriteiten zodat de situatie van elk kind onder toezicht van het parket kon worden nagegaan.
  3. & 5. De tool NEXUS XPLORER wordt momenteel getest binnen de federale politie en alle antennes van de federale gerechtelijke politie krijgen toegang via hun Regionaal Computer Crime Unit. Het gebruik van NEXUS biedt nieuwe mogelijkheden waarvan het potentieel wordt geëvalueerd en die substantiële budgetten vereisen (wat impliceert dat het niet meer om de kleine bedragen gaat).
  4. Investeren in performante digitale tools blijft essentieel om deze maatschappelijke uitdaging doeltreffend aan te pakken.
  5. Het kennis- en expertisecentrum heeft zich positief uitgesproken over het verderzetten van het project. De federale politie onderzoekt momenteel de verdere implementatie, waarbij samenwerking tussen Justitie, Binnenlandse Zaken en de politiediensten cruciaal blijft.

Vraag nr. 398 (Sophie De Wit): De beslissing van de stad Mechelen om personeel te detacheren bij het openbaar ministerie

Vraag: Naar aanleiding van de toenemende drugsproblematiek in steden, heeft de stad Mechelen in haar lokaal veiligheidspact aangekondigd personeelsleden (twee parketjuristen en één parketcriminoloog) te zullen detacheren én financieren ten behoeve van het openbaar ministerie om sneller op 'Mechelse dossiers' te kunnen werken. Dit roept vragen op over de rolverdeling tussen lokaal bestuur en het federale gerecht. De vragen betroffen:

  1. Of de Minister op de hoogte is en of er overleg is gepleegd.
  2. Welk juridisch en bestuurlijk kader hierbij van toepassing is.
  3. Hoe de Minister dit initiatief beoordeelt en of het navolging verdient.
  4. Of de Minister hierin kansen of structurele risico's ziet inzake onafhankelijkheid en personeelsbeleid.
  5. Welke richtlijnen of voorwaarden nodig zijn om de onafhankelijkheid en bevoegdheden van gedetacheerde lokale medewerkers te garanderen.

Antwoord (Minister van Justitie): De Minister verwees naar een antwoord op een mondelinge vraag van 2 juli 2025.

  1. De administratie is niet op de hoogte van een eventuele samenwerking via detachering van personeel tussen de stad Mechelen en het openbaar ministerie.
  2. De Minister is niet op de hoogte van de concrete modaliteiten of de wettelijke of reglementaire grondslag, en kan zich hierdoor niet over het initiatief uitspreken.
  3. & 4. De Minister begrijpt het streven naar optimale samenwerking en efficiënter optreden van het parket met hun partners. Tegelijk is het evident dat er uiterst waakzaamheid moet blijven voor de onafhankelijkheid van het openbaar ministerie, die in geen geval in het gedrang mag komen. Er mogen geen onduidelijkheden over verantwoordelijkheden of gezagsverhoudingen ontstaan.
  4. Hoewel de bestrijding van drugscriminaliteit een gedeelde prioriteit is, meent de Minister dat de afweging over structurele bijstand van een lokaal bestuur met voorzichtigheid moet worden gemaakt. Ze is ervan overtuigd dat het openbaar ministerie de gepaste afwegingen zal maken, met inachtneming van de risico's op het vlak van onafhankelijkheid en objectieve rechtsbedeling.

Vraag nr. 399 (Vincent Scourneau): Geldezels

Vraag: De volksvertegenwoordiger wees op een enquête van Febelfin waaruit bleek dat zes op de tien jongeren bereid zijn hun bankkaart uit te lenen in ruil voor vergoeding, vaak onbewust fungerend als geldezel. Er is grote onbekendheid over de strafbaarheid van geldezel spelen. De vragen betroffen:

  1. Hoeveel geldezelzaken de justitie de afgelopen jaren heeft behandeld en wat de Minister van die evolutie vindt.
  2. Welke gevangenisstraffen, boetes en uren dienstverlening er voor deze reden werden opgelegd.

Antwoord (Minister van Justitie): De gevraagde informatie is op dit moment niet beschikbaar. Dit komt doordat het College van het openbaar ministerie op 16 april 2025 aankondigde dat het geen elementen van antwoord meer zal verschaffen in het kader van parlementaire vragen.


Vraag nr. 402 (Catherine Delcourt): Voorwaarden voor de overbrenging van veroordeelden naar Marokko

Vraag: De volksvertegenwoordiger stelde dat België een verdrag met Marokko heeft over overbrenging van veroordeelden zonder hun toestemming. Hoewel Marokkanen de tweede nationaliteit in Belgische gevangenissen vormen (894 in 2023, 7,8% van de populatie), werden in 2024 slechts 132 veroordeelden overgebracht (ongeveer 1%). Dit komt door zeer strikte voorwaarden (o.a. niet geboren in België, niet gevestigd voor het twaalfde, geen vluchtelingenstatus, geen 5 jaar legaal verblijf, geen ouderlijk gezag over kind met gewone verblijfplaats in België, enz.). De vragen betroffen:

  1. Of de Minister de huidige voorwaarden als aangepast aan de Belgische doelstellingen inzake gevangenispopulatie beschouwt.
  2. Of België een versoepeling van die voorwaarden overweegt.
  3. Of er specifieke verzoeken of beperkingen van Marokkaanse autoriteiten zijn die de zeer strenge voorwaarden verklaren.

Antwoord (Minister van Justitie): De Minister verwees naar een antwoord op een mondelinge vraag van 8 juli 2025.

  1. & 2. De huidige voorwaarden zijn vastgelegd in het aanvullend protocol van 2007 bij de bilaterale overeenkomst van 1997. Omdat Marokko als enige land instemt met overbrenging van gevonniste personen zonder hun instemming, was het nodig om vrij strikte voorwaarden te stellen. Het zal daarom moeilijk zijn Marokko ervan te overtuigen deze voorwaarden te versoepelen of te wijzigen.
  2. De Minister heeft wel een bezoek aan Marokko gepland om de onderlinge internationale samenwerking in strafzaken te bevorderen en te versterken. De samenwerking is sinds 2024 hersteld en de Minister gelooft dat het aantal terugkerende mensen naar Marokko nog aanzienlijk verhoogd kan worden. Dit vereist echter niet alleen partnerschap met Marokko, maar ook capaciteit aan Belgische kant (zoals het aantal escortes door de luchtvaartpolitie). Samenwerking met de collega's van Binnenlandse Zaken, Buitenlandse Zaken en Asiel en Migratie is essentieel en zal een prioriteit zijn.