vrijdag 26 september 2025

Religieuze symbolen in openbare ruimtes: EHRM Jurisprudentie

Bron

Podcast

Het dragen van religieuze symbolen of kleding in openbare ruimtes wordt beschermd door Artikel 9 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Dit artikel garandeert de vrijheid van gedachte, geweten en religie. In een gezonde democratische samenleving is het belangrijk om religieus pluralisme en diversiteit te tolereren en te ondersteunen.

Toch is dit recht niet absoluut. Het moet in evenwicht worden gebracht met de belangen van anderen. Landen hebben een zekere "beoordelingsmarge" (speelruimte) om zelf te bepalen hoe ze met deze kwestie omgaan, afhankelijk van de context waarin het symbool wordt gedragen.

De regels verschillen per groep personen. De bronnen maken onderscheid tussen drie hoofdcategorieën:

1. Particulieren

Dit zijn burgers in hun dagelijks leven, in openbare ruimtes zoals op straat, in parken of in een rechtszaal.

  • Hoofdregel: Het is in principe niet toegestaan om particulieren te verbieden religieuze kleding en symbolen te dragen in openbare ruimtes zoals straten, pleinen en parken. Een verbod is alleen in zeer uitzonderlijke omstandigheden denkbaar.
  • Uitzonderingen:
    • Gezichtsbedekkende kleding: Een staat mag wel kleding verbieden die het gezicht verbergt (zoals een boerka of nikab).
    • In de rechtszaal: Het verbieden van religieuze kleding in een rechtszaal is niet gerechtvaardigd, zolang de kleding de normale gang van de rechtszaak niet verstoort en niet bedoeld is om de rechtbank te minachten.
    • Veiligheidsredenen: Overheidsinstanties mogen in specifieke situaties vragen om een religieus kledingstuk af te doen omwille van de veiligheid. Denk hierbij aan veiligheidscontroles op luchthavens of voor het maken van pasfoto's.

2. Overheidspersoneel en Leerlingen/Studenten

Dit gaat over mensen die voor de staat werken (ambtenaren, leraren) en leerlingen en studenten in openbare onderwijsinstellingen.

  • Ambtenaren en staatspersoneel: De staat mag eisen dat ambtenaren en medewerkers in overheidsdienst geen duidelijk zichtbare religieuze kleding of symbolen dragen. Het doel hiervan is om de neutraliteit van de openbare dienst en de gelijke behandeling van alle burgers te garanderen.
  • Leraren: Deze regel geldt in het bijzonder voor alle leraren in het openbaar onderwijs, op alle niveaus.
  • Leerlingen en studenten: Staten hebben een ruime beoordelingsmarge als het gaat om het al dan niet toestaan van duidelijk zichtbare religieuze symbolen voor leerlingen en studenten op openbare scholen en universiteiten. Een algemeen verbod op het dragen van zichtbare religieuze of levensbeschouwelijke symbolen in openbare scholen kan in overeenstemming zijn met Artikel 9, zolang het verbod op een niet-discriminerende manier is geformuleerd.

3. Werknemers in de Privésector

Dit betreft medewerkers van private bedrijven, zoals een luchtvaartmaatschappij of een ziekenhuis.

  • Commercieel imago: Een privaat bedrijf mag zijn werknemers een bepaalde kledingcode opleggen om een bepaald commercieel imago te behouden. Dit kan betekenen dat het dragen van religieuze symbolen wordt beperkt. De bron geeft het voorbeeld van een medewerkster van een luchtvaartmaatschappij die een zichtbaar christelijk kruisje wilde dragen, wat door haar werkgever werd verboden. In haar specifieke geval oordeelde het Hof dat dit een schending van Artikel 9 was, wat aantoont dat er altijd een belangenafweging moet plaatsvinden.
  • Gezondheid en hygiëne: Een ziekenhuis (zowel privaat als publiek) mag het dragen van religieuze symbolen of kleding beperken als dit nodig is omwille van gezondheids- en hygiënevoorschriften. De bron noemt het voorbeeld van een verpleegster in een openbaar ziekenhuis die ook een kruisje wilde dragen. Haar werkgever verbood dit, en in haar geval oordeelde het Hof dat dit géén schending was, omdat de hygiëneregels zwaarder wogen.