Het FIRM heeft een advies geschreven over een wetsvoorstel van de minister van Binnenlandse Zaken. Dit voorstel wil het mogelijk maken om bepaalde organisaties via een administratieve procedure te verbieden. Hoewel het FIRM het doel van de wet – het bestrijden van gevaarlijke organisaties – begrijpt en legitiem vindt, geeft het een negatief advies. Het instituut vindt dat het wetsvoorstel te veel risico's inhoudt voor de mensenrechten.
Wat wil het wetsvoorstel doen?
Het voorstel wil een procedure creëren om organisaties te verbieden die een "ernstige en actuele bedreiging" vormen voor de nationale veiligheid of de democratie.
- Wie kan verboden worden? Allerlei soorten entiteiten, zoals vzw's, bedrijven, maar ook feitelijke verenigingen (groepen zonder officiële structuur).
- Wie beslist? De minister van Binnenlandse Zaken stelt een verbod voor, waarna de ministerraad via een koninklijk besluit beslist.
- Waarom kan een organisatie verboden worden? Als de organisatie op een structurele manier feiten pleegt of ondersteunt die:
- Terrorisme, gewelddadig extremisme of radicalisme aanmoedigen (bedreiging van de nationale veiligheid).
- Aanzetten tot haat, discriminatie of segregatie (bedreiging van de democratische orde).
- Welke maatregelen kunnen worden genomen? De mogelijke verboden zijn ingrijpend:
- Een verbod op (publieke) activiteiten.
- Een verbod op het gebruik van bepaalde slogans of symbolen.
- De sluiting van bepaalde locaties.
- De bevriezing van bezittingen.
- Voor rechtspersonen kan zelfs de ontbinding bevolen worden.
- Zijn er uitzonderingen? Ja, politieke partijen, erkende vakbonden en erkende erediensten worden in principe uitgesloten. De wet zou echter wel op hen van toepassing kunnen zijn als ze hun doel "omzeilen".
Waarom is het FIRM kritisch? De 6 belangrijkste problemen
Het FIRM oordeelt dat het wetsvoorstel op verschillende vlakken de mensenrechten schendt.
1. De wet is te vaag en onduidelijk (schending van het wettigheidsbeginsel)
Een wet moet duidelijk en voorspelbaar zijn, zodat burgers weten waar ze aan toe zijn en de overheid niet willekeurig kan handelen. Volgens het FIRM is dit voorstel op twee manieren te vaag:
- Het is onduidelijk wie precies getroffen wordt:
- Vooral bij een verbod op een 'feitelijke vereniging' (een informele groep) is niet duidelijk tegen wie de maatregelen gericht zijn. Zijn dat alleen de leiders, alle leden, of geldt een verbod op symbolen en slogans zelfs voor de hele bevolking?. Dit kan leiden tot een lijst van verboden woorden voor iedereen.
- De lijst met uitgezonderde organisaties (zoals vakbonden) is ook problematisch. De term 'omzeilen' van het doel is zo vaag dat de regering te veel macht krijgt om zelf te beslissen wanneer een vakbond of beroepsvereniging haar doel 'omzeilt'. Bovendien is het verbieden van vakbonden via een administratieve weg in strijd met internationale verdragen.
- De wet gebruikt onnauwkeurige termen:
- De tekst bevat veel vage begrippen zoals 'gewelddadig radicalisme', 'extremisme', 'infiltreren' en 'clandestiene middelen'. Deze zijn niet gedefinieerd, waardoor de regering een te ruime interpretatiemarge krijgt.
- Ook de definitie van 'verheerlijken van terrorisme' is te breed en kan leiden tot een verbod op basis van academische artikels, persartikels of zelfs satirische tekeningen.
2. De maatregelen zijn overdreven (schending van het proportionaliteitsbeginsel)
Een maatregel mag niet verder gaan dan nodig is om het doel te bereiken. Het FIRM vindt het voorstel disproportioneel om de volgende redenen:
- Het strafrecht moet voorrang krijgen: Veel van de gedragingen die de wet wil aanpakken, zijn al strafbaar. De strafrechtelijke weg biedt veel meer garanties, zoals een onafhankelijke rechter en uitgebreide rechten van verdediging. Dit voorstel geeft de uitvoerende macht (de regering) bevoegdheden die eigenlijk aan de rechterlijke macht toebehoren. Als de rechtbanken te weinig middelen hebben, moeten zij versterkt worden in plaats van de bevoegdheid te verschuiven.
- Het risico op een 'chilling effect': De dreiging van een verbod kan ervoor zorgen dat mensen bang worden om lid te worden van een vereniging of om hun mening te uiten. Dit wordt een 'chilling effect' of afschrikkingseffect genoemd. Zelfs als een verbod later wordt teruggedraaid, is de schade al aangericht. Voorbeelden uit Frankrijk tonen aan dat ook milieuorganisaties of studentenvakbonden het doelwit kunnen worden.
3. De wet verbiedt verenigingen op voorhand (schending van de Grondwet)
Het voorstel stelt het strafbaar om de activiteiten van een verboden organisatie "onder een andere naam" voort te zetten. Volgens de Belgische Grondwet zijn zulke preventieve maatregelen tegen de vrijheid van vereniging verboden. Je mag pas een nieuwe vereniging aanpakken als die nieuwe vereniging zelf de wet overtreedt.
4. Het recht op een eerlijk proces wordt geschonden
Omdat de verbodsmaatregelen zo streng zijn, moeten ze voldoen aan de waarborgen van een strafproces. Het voorstel schendt dit recht op twee manieren:
- Je kan gestraft worden voor andermans daden: De wet maakt het mogelijk om iemand te vervolgen voor het deelnemen aan een verboden organisatie, terwijl die persoon zelf niet betrokken was bij de procedure die tot het verbod leidde. Dit is in strijd met het beginsel dat straffen persoonlijk zijn.
- Je kan je niet verdedigen tegen geheim bewijs: De beslissing tot een verbod wordt genomen op basis van een analyse van de inlichtingendiensten. De betrokken personen krijgen dit dossier niet te zien en kunnen zich er dus niet tegen verdedigen. Dit schendt het recht op tegenspraak.
5. Je kan je niet goed verdedigen (schending van het recht op een daadwerkelijk rechtsmiddel)
Om je tegen een beslissing te kunnen verdedigen, moet je eerst weten dat die beslissing genomen wordt. De manier waarop het voorstel mensen informeert, is onvoldoende.
- Een brief sturen naar het adres van de organisatie of enkele "significant betrokken" personen is niet genoeg. Veel leden of zelfs de eigenaar van een pand dat gesloten wordt, zullen misschien nooit op de hoogte worden gebracht.
- De wet stelt dat publicatie in het Belgisch Staatsblad als kennisgeving geldt, maar je kan redelijkerwijs niet verwachten dat iedereen dit dagelijks leest.
- Als gevolg hiervan zullen mensen niet gehoord kunnen worden voordat de beslissing valt en kunnen ze er achteraf geen beroep tegen instellen.
Conclusie van het FIRM
Het FIRM besluit dat het wetsvoorstel, ondanks het legitieme doel, te veel fundamentele mensenrechten schendt. De belangrijkste redenen voor het negatieve advies zijn:
- De wet is te vaag en het is onduidelijk wie eronder valt.
- Het voorstel heeft een onevenredige impact op de vrijheid van meningsuiting en vereniging.
- Strafrecht zou voorrang moeten krijgen omdat het betere waarborgen biedt.
- De wet bevat preventieve maatregelen die de Grondwet schenden.
- Het recht op een eerlijk proces en de mogelijkheid om je effectief te verdedigen worden niet gegarandeerd.