woensdag 17 september 2025

GUIDELINES ON THE QUALITY OF THE JURISDICTIONAL DEBATE IN CIVIL AND ADMINISTRATIVE MATTERS - European Commission (Engelstalige tekst)

Bron

Inleiding: Waarom deze richtlijnen?

Het document richt zich op het "juridisch debat". Dit is het geheel van communicatie en handelingen tussen de partijen (eiser en verweerder) en de rechter tijdens een rechtszaak. Dit omvat het uitwisselen van schriftelijke documenten (processtukken) en, indien van toepassing, de mondelinge behandeling (de zitting). Deze richtlijnen zijn van toepassing op civiele, handels- en sociale zaken, maar niet op strafzaken, omdat die veel specifieke kenmerken hebben.


Het juridisch debat heeft twee hoofddoelen:

  1. Een voorbereidende functie: Het geschil en het bewijs worden aan de rechter gepresenteerd, zodat deze een weloverwogen beslissing kan nemen.
  2. Een louterende (cathartische) functie: Het geeft partijen de kans om hun onenigheid te uiten en het conflict op een rationele manier te benaderen.

Goede rechtspraak vereist een kwalitatief hoogstaand juridisch debat. Dit kan alleen worden bereikt door nauwe samenwerking tussen alle deelnemers, met name rechters en advocaten. De richtlijnen zijn opgesteld in overeenstemming met het recht op een eerlijk proces (artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens).

De kwaliteit van het debat kan op vijf niveaus worden verbeterd, die de structuur van dit document vormen:

  1. Het beheer van de rechtszaak.
  2. De schriftelijke processtukken.
  3. De helderheid van juridische taal.
  4. De zitting.
  5. De rechterlijke beslissing zelf.

1. Het beheer van de rechtszaak

Richtlijn 1: De rechter moet een actieve rol spelen in het beheer van de procedure.

Dit betekent dat de rechter niet passief mag afwachten, maar de leiding moet nemen om ervoor te zorgen dat de procedure eerlijk, efficiënt en zo snel mogelijk verloopt. Hoewel de partijen de procedure starten en kunnen beëindigen, is het de verantwoordelijkheid van de rechter om het proces in goede banen te leiden zodra het loopt.

Belangrijke taken voor de rechter zijn:

  • Hoorzittingen voorbereiden.
  • Fundamentele rechten respecteren, zoals het recht op verdediging en het principe van hoor en wederhoor.
  • Een bindende procedurele kalender opstellen met data voor de uitwisseling van schriftelijke stukken en de datum van de zitting.
  • Sancties opleggen als de kalender niet wordt gerespecteerd, zoals het buiten beschouwing laten van te laat ingediende documenten of een financiële boete.
  • Ervoor zorgen dat de schriftelijke stukken en bewijsstukken tijdig aan de rechter worden bezorgd, zodat deze de zitting goed kan voorbereiden.

2. De schriftelijke processtukken (pleitnota's)

Richtlijn 2: Processtukken moeten gestructureerd, duidelijk en van een beperkte omvang zijn.

Het gebruik van computers en "kopiëren-plakken" leidt vaak tot extreem lange en ongestructureerde documenten. Dit vertraagt het werk van rechters en daarmee de rechtspraak in het algemeen. De richtlijnen gaan niet over de inhoud van de argumenten, maar over de vorm en lengte.

A. Schriftelijke stukken moeten gestructureerd en duidelijk zijn. Een duidelijke en uniforme structuur maakt het werk van de rechter makkelijker en vermindert de kans op fouten (bijvoorbeeld dat een argument over het hoofd wordt gezien).

Aanbevelingen voor structuur zijn:

  • Gestandaardiseerde lay-out: Gebruik een standaard lettertype, lettergrootte, regelafstand, etc. Dit zorgt voor leesbaarheid en eerlijke toepassing van paginalimieten.
  • Samenvattend einddocument: Als een partij meerdere stukken indient, moet het laatste document een samenvatting zijn van alle eerdere argumenten.
  • Inventaris van bewijsstukken: De bewijsstukken moeten genummerd zijn en in een lijst worden opgenomen, met duidelijke verwijzingen in de tekst.
  • Vaste structuur voor processtukken:
    • Een inhoudsopgave.
    • Een lijst van eerdere procedurele documenten (de proceshistorie).
    • Een beknopte en precieze samenvatting van de relevante feiten, ondersteund door bewijsstukken.
    • Een duidelijke discussie waarin de argumenten (middelen) logisch en één voor één worden behandeld (eerst procedurele, dan inhoudelijke).
    • Een conclusie (dictum) waarin de precieze eisen van de partij worden opgesomd, zonder de argumenten te herhalen.
    • Een model van zo'n gestructureerd document is als bijlage toegevoegd.

B. Schriftelijke stukken moeten een beperkte omvang hebben. Lange documenten vertragen de rechtsgang. Het beperken van het aantal pagina's is daarom wenselijk, mits aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan.

  • Praktijk in Europa: Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens en het Hof van Justitie van de EU hanteren al paginalimieten (vaak tussen 10 en 30 pagina's).
  • Praktijk in lidstaten: Landen als Nederland (maximaal 25 pagina's in hoger beroep), Griekenland, Spanje en het Verenigd Koninkrijk hebben ook dergelijke limieten ingevoerd. De Hoge Raad der Nederlanden oordeelde in 2022 dat dit toelaatbaar is.

Voorwaarden voor een eerlijke paginalimiet:

  • De limiet moet redelijk zijn en voldoende ruimte bieden voor kwalitatieve argumentatie.
  • Partijen moeten de rechter kunnen vragen om een uitzondering voor complexere zaken.
  • Als één partij toestemming krijgt voor meer pagina's, geldt dit automatisch voor de andere partijen ook.
  • Sancties moeten redelijk zijn. In Nederland krijgt een partij bijvoorbeeld 15 dagen de tijd om een te lang document in te korten.

3. De helderheid van juridische taal

Richtlijn 3: Juridische professionals moeten duidelijke en eenvoudige taal gebruiken.

Rechtspraak wordt namens de staat verleend aan burgers, dus het is essentieel dat zij de procedure kunnen begrijpen. Dit is vooral belangrijk voor mensen zonder advocaat. Het vereenvoudigen van taal mag de vrijheid van verdediging echter niet ondermijnen.

Aanbevelingen:

  • Vermijd verouderde uitdrukkingen en "professioneel jargon".
  • Vermijd Latijnse termen of vertaal ze.
  • Stel woordenlijsten (glossaria) beschikbaar die de belangrijkste juridische termen uitleggen. Dit zou centraal moeten worden georganiseerd.
  • Besteed aandacht aan heldere taal in de opleiding van rechters en advocaten.
  • Dit geldt niet alleen voor processtukken en vonnissen, maar ook voor alle communicatie van de rechtbank, zoals een oproeping voor een zitting.

4. De zitting (mondelinge behandeling)

Richtlijn 4: De zitting moet toegevoegde waarde hebben door een directe uitwisseling mogelijk te maken.

De zitting is vaak het enige moment waarop partijen, advocaten en de rechter direct met elkaar kunnen praten. De waarde ligt op drie niveaus:

  1. Partijen kunnen de belangrijkste elementen van hun zaak benadrukken.
  2. De rechter kan vragen stellen.
  3. Partijen kunnen hun ervaringen en gevoelens uiten, wat bijdraagt aan de legitimiteit van de uiteindelijke beslissing.

Voor een effectieve zitting is het essentieel dat:

  • Alle deelnemers (ook de rechter) het dossier goed hebben voorbereid.
  • Er voldoende tijd wordt ingepland voor elke zaak.

Suggesties voor de organisatie:

  • Roep partijen op voor een vast tijdstip om wachttijden te vermijden.
  • Organiseer de zitting als een interactief debat in plaats van traditionele pleidooien.
  • Overweeg eerst een minnelijke schikking met een bemiddelende rechter.

5. De rechterlijke beslissing (het vonnis)

Richtlijn 5: Rechterlijke beslissingen moeten begrijpelijk, gestructureerd, duidelijk en van een redelijke omvang zijn.

Voor de geloofwaardigheid en legitimiteit van de rechtspraak is het cruciaal dat partijen de beslissing en de onderliggende redenering begrijpen. Een te lange beslissing wordt vaak niet of verkeerd gelezen .

Aanbevelingen :

  • Rechters moeten aandacht besteden aan de structuur en helderheid van hun vonnissen .
  • Training in het schrijven van vonnissen zou onderdeel moeten zijn van de opleiding van rechters .
  • Er kunnen sjablonen voor vonnissen worden ontwikkeld, die rechters vrij kunnen gebruiken .
  • De kwaliteit van de schriftelijke vonnissen kan worden meegenomen in de evaluatie van rechters .

Implementatie

De succesvolle implementatie van deze richtlijnen vereist samenwerking tussen rechters, advocaten en andere betrokkenen. De voorstellen moeten worden besproken en aangepast aan de specifieke nationale context. Voor sommige aanbevelingen kunnen wetswijzigingen nodig zijn.