Inleiding: Waar ging de zaak over?
Deze zaak draaide om mevrouw Marie-Sophie Charki, de dochter
van Claude Guéant, een voormalig Frans minister van Binnenlandse Zaken.
Telefoongesprekken tussen haar en haar vader, opgenomen tijdens een
gerechtelijk onderzoek tegen hem, werden gepubliceerd in de krant Le Monde.
Mevrouw Charki vond dit een ernstige schending van haar recht op privéleven en
stapte naar de rechter. Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM)
moest uiteindelijk beoordelen of Frankrijk voldoende had gedaan om haar recht
op privéleven te beschermen, tegenover het recht op vrijheid van meningsuiting
van de pers.
1. De Argumenten van Mevrouw Charki (de Middelen die
werden opgeworpen)
Mevrouw Charki voerde zowel voor de nationale Franse
rechtbanken als later voor het EHRM verschillende argumenten aan:
- Schending
van het privéleven: Zij stelde dat de publicatie van haar
telefoongesprekken met haar vader een ongerechtvaardigde inbreuk was op
haar recht op respect voor haar privéleven, zoals gegarandeerd door
artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.
- Geen
publiek figuur: Ze benadrukte dat zij geen publiek figuur was en geen
rol in de politiek of het openbare leven speelde. Daarom vond ze dat haar
identiteit niet onthuld mocht worden en dat ze recht had op een bijzondere
bescherming van haar privéleven. Ze was naar eigen zeggen "geen
anonieme derde" en had een legitieme verwachting dat haar gesprekken
privé zouden blijven.
- Geen
algemeen belang: Hoewel haar vader een politicus was, vond zij dat de
publicatie van haar persoonlijke gevoelens en de gesprekken met hem niet
bijdroegen aan een debat van algemeen belang. Het zou eerder neerkomen op
"voyeurisme".
- Illegale
publicatie: Ze had nooit toestemming gegeven voor het afluisteren,
vastleggen en publiceren van haar gesprekken. Ze wees erop dat de
publicatie van gerechtelijke stukken vóór een openbare zitting verboden is
volgens artikel 38 van de Franse perswet van 1881, en dat de journalisten
hun plichten en verantwoordelijkheden hadden geschonden.
- Omvang
van de publicatie: Ze klaagde over de grote verspreiding van het
artikel, vooral via het internet, wat haar privéleven blijvend zou
schaden.
2. De Argumenten van de Franse Regering (de Middelen die
werden opgeworpen)
De Franse regering erkende dat de publicatie een inbreuk op
het privéleven was, maar stelde dat deze gerechtvaardigd was:
- Wettelijk
en noodzakelijk: De inbreuk was "voorzien bij wet", had een
"legitiem doel" en was "noodzakelijk in een democratische
samenleving".
- Wettig
afluisteren: De telefoontaps waren wettelijk bevolen door een
onderzoeksrechter, in tegenstelling tot illegale afluisterpraktijken.
- Vrijheid
van meningsuiting: De publicatie viel onder de persvrijheid, die een
belangrijke rol speelt in een democratie.
- Algemeen
belang: De publicatie ging over de politieke en gerechtelijke situatie
van Claude Guéant en een grootschalig strafrechtelijk onderzoek, wat van
algemeen belang was. De onthulling van Charki's identiteit was relevant om
de aard en oprechtheid van de gesprekken te begrijpen.
- Nationale
rechtbanken correct gehandeld: De Franse rechtbanken hadden de rechten
correct afgewogen volgens de vaste jurisprudentie. De inhoud van de
gesprekken ging niet over haar strikt privéleven, maar over politieke
zaken en de gevoelens die daarbij kwamen kijken.
3. De Criteria die het Hof en de Nationale Gerechten
hanteren
Zowel de nationale Franse rechtbanken als het EHRM gebruiken
dezelfde criteria om het recht op privéleven (artikel 8) af te wegen tegen het
recht op vrijheid van meningsuiting (artikel 10):
- Bijdrage
aan een debat van algemeen belang: In hoeverre draagt de publicatie
bij aan een belangrijk publiek debat? Zelfs als het onderwerp van algemeen
belang is, moet de inhoud van het artikel dat debat ook daadwerkelijk
voeden.
- Bekendheid
van de persoon: Is de persoon die in het artikel wordt genoemd een
publiek figuur of een privépersoon?
- Onderwerp
van de publicatie: Waar gaat de publicatie precies over?
- Gedrag
van de persoon in het verleden: Heeft de persoon zich eerder
publiekelijk gedragen op een manier die media-aandacht rechtvaardigt?
- Inhoud,
vorm en gevolgen van de publicatie: Hoe is de informatie gepresenteerd
(bijvoorbeeld letterlijke citaten versus samenvatting) en wat zijn de
effecten ervan geweest?
- Omstandigheden
van verkrijging van de informatie: Hoe is de informatie (bijvoorbeeld
foto's of gesprekken) verkregen?
Toepassing door de Nationale Gerechten:
De Franse rechtbanken (de Tribunal de Grande Instance, het
Hof van Beroep en het Hof van Cassatie) volgden deze criteria. Ze erkenden dat
de gesprekken een inbreuk op het privéleven vormden, maar vonden de publicatie
gerechtvaardigd omdat:
- De
gesprekken van algemeen belang waren, omdat ze gingen over politieke en
gerechtelijke zaken van Claude Guéant.
- Mevrouw
Charki geen "anonieme derde" was, gezien haar relatie met haar
vader en haar steun aan hem, en zelfs zakelijke banden.
- De
letterlijke weergave en het noemen van haar naam de "intimiteit,
spontaniteit en oprechtheid" van de uitspraken duidelijk maakten en
zo het begrip van de informatie bevorderden.
- De
publicatie evenredig was aan het doel om het publiek te informeren.
4. De Beoordeling van het Europees Hof en de
Uiteindelijke Beslissing
Het EHRM verklaarde de klacht van mevrouw Charki unaniem ontvankelijk.
Dit betekent dat de zaak inhoudelijk behandeld mocht worden.
Bij de inhoudelijke behandeling (de "grond")
oordeelde het EHRM met een meerderheid van 4 stemmen tegen 3 dat er géén
schending was van artikel 8 van het Verdrag.
Het Hof kwam tot deze conclusie omdat het vond dat:
- De
nationale rechtbanken de afweging tussen het recht op privéleven en de
vrijheid van meningsuiting op een geldige manier hadden uitgevoerd.
- De
redenen van de nationale rechtbanken om de vrijheid van informatie
voorrang te geven, voldoende en relevant waren om de inbreuk op het
privéleven te rechtvaardigen.
- Het
artikel bijdroeg aan een debat van algemeen belang, aangezien het ging
over de gerechtelijke procedure tegen mevrouw Charki's vader en politieke
affaires, waaronder de financiering van de campagne van Nicolas Sarkozy.
- De
gesprekken weliswaar intiem waren, maar geen details bevatten over haar
strikt privéleven en vooral dienden om de reacties van haar vader als
publiek figuur te belichten.
- Hoewel
mevrouw Charki geen publiek figuur was, kon zij niet als een
"anonieme derde" worden beschouwd vanwege haar banden (dochter,
zakelijke relaties en politieke steun) met haar vader, die wel zeer bekend
was.
- Het
noemen van haar naam en de letterlijke transcriptie van de gesprekken de
informatie geloofwaardigheid gaven en het begrip van het publiek voor de
situatie van haar vader vergrootten.
- De
journalisten niet waren vervolgd voor het publiceren van gerechtelijke
stukken vóór een openbare zitting (wat de bevoegdheid van de openbare
aanklager is), en de rechtmatigheid van de taps zelf niet ter discussie
stond.
- De
publicatie op internet in de loop van de tijd minder schadelijk was
geworden, mede omdat het artikel niet langer op de website van Le Monde
stond en de gevolgen voor haar privéleven beperkt bleven.
De Afwijkende Mening (Dissenting Opinion)
Drie rechters (Pisani, Mourou-Vikström en Elósegui) waren
het niet eens met de meerderheid en vonden dat artikel 8 wel was geschonden.
Zij argumenteerden dat:
- De
letterlijke transcriptie van de gesprekken niets toevoegde aan het debat
van algemeen belang. Het ging om persoonlijke emoties en de publicatie
daarvan was eerder sensatiezucht dan journalistiek.
- De
nationale rechtbanken een slechts "formele" afweging hadden
gemaakt en niet goed hadden onderzocht of minder ingrijpende middelen
konden worden gebruikt om het publiek te informeren (bijvoorbeeld door
mevrouw Charki anoniem te houden).
- De
publicatie van letterlijke fragmenten in strijd was met artikel 38 van de
perswet van 1881, en journalisten hun verantwoordelijkheid niet nakwamen
door vertrouwelijke informatie zo direct te publiceren, zelfs als de taps
zelf wettig waren. De lek van de informatie was immers onwettig.
- Het
Hof van Cassatie een logische fout had gemaakt door de
"intimiteit" van de gesprekken als zowel de inbreuk als de
rechtvaardiging van de inbreuk te zien.
Kortom, de meerderheid van het EHRM vond dat de Franse
rechtbanken een correcte afweging hadden gemaakt tussen het recht op privacy en
de persvrijheid, en dat het algemeen belang in dit geval zwaarder woog dan de
inbreuk op mevrouw Charki's privéleven. De minderheid vond echter dat de
bescherming van het privéleven van mevrouw Charki onvoldoende was geweest.