donderdag 11 september 2025

EHRM - AFFAIRE CHARKI c. FRANCE

Bron

Inleiding: Waar ging de zaak over?

Deze zaak draaide om mevrouw Marie-Sophie Charki, de dochter van Claude Guéant, een voormalig Frans minister van Binnenlandse Zaken. Telefoongesprekken tussen haar en haar vader, opgenomen tijdens een gerechtelijk onderzoek tegen hem, werden gepubliceerd in de krant Le Monde. Mevrouw Charki vond dit een ernstige schending van haar recht op privéleven en stapte naar de rechter. Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) moest uiteindelijk beoordelen of Frankrijk voldoende had gedaan om haar recht op privéleven te beschermen, tegenover het recht op vrijheid van meningsuiting van de pers.


1. De Argumenten van Mevrouw Charki (de Middelen die werden opgeworpen)

Mevrouw Charki voerde zowel voor de nationale Franse rechtbanken als later voor het EHRM verschillende argumenten aan:

  • Schending van het privéleven: Zij stelde dat de publicatie van haar telefoongesprekken met haar vader een ongerechtvaardigde inbreuk was op haar recht op respect voor haar privéleven, zoals gegarandeerd door artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.
  • Geen publiek figuur: Ze benadrukte dat zij geen publiek figuur was en geen rol in de politiek of het openbare leven speelde. Daarom vond ze dat haar identiteit niet onthuld mocht worden en dat ze recht had op een bijzondere bescherming van haar privéleven. Ze was naar eigen zeggen "geen anonieme derde" en had een legitieme verwachting dat haar gesprekken privé zouden blijven.
  • Geen algemeen belang: Hoewel haar vader een politicus was, vond zij dat de publicatie van haar persoonlijke gevoelens en de gesprekken met hem niet bijdroegen aan een debat van algemeen belang. Het zou eerder neerkomen op "voyeurisme".
  • Illegale publicatie: Ze had nooit toestemming gegeven voor het afluisteren, vastleggen en publiceren van haar gesprekken. Ze wees erop dat de publicatie van gerechtelijke stukken vóór een openbare zitting verboden is volgens artikel 38 van de Franse perswet van 1881, en dat de journalisten hun plichten en verantwoordelijkheden hadden geschonden.
  • Omvang van de publicatie: Ze klaagde over de grote verspreiding van het artikel, vooral via het internet, wat haar privéleven blijvend zou schaden.

2. De Argumenten van de Franse Regering (de Middelen die werden opgeworpen)

De Franse regering erkende dat de publicatie een inbreuk op het privéleven was, maar stelde dat deze gerechtvaardigd was:

  • Wettelijk en noodzakelijk: De inbreuk was "voorzien bij wet", had een "legitiem doel" en was "noodzakelijk in een democratische samenleving".
  • Wettig afluisteren: De telefoontaps waren wettelijk bevolen door een onderzoeksrechter, in tegenstelling tot illegale afluisterpraktijken.
  • Vrijheid van meningsuiting: De publicatie viel onder de persvrijheid, die een belangrijke rol speelt in een democratie.
  • Algemeen belang: De publicatie ging over de politieke en gerechtelijke situatie van Claude Guéant en een grootschalig strafrechtelijk onderzoek, wat van algemeen belang was. De onthulling van Charki's identiteit was relevant om de aard en oprechtheid van de gesprekken te begrijpen.
  • Nationale rechtbanken correct gehandeld: De Franse rechtbanken hadden de rechten correct afgewogen volgens de vaste jurisprudentie. De inhoud van de gesprekken ging niet over haar strikt privéleven, maar over politieke zaken en de gevoelens die daarbij kwamen kijken.

3. De Criteria die het Hof en de Nationale Gerechten hanteren

Zowel de nationale Franse rechtbanken als het EHRM gebruiken dezelfde criteria om het recht op privéleven (artikel 8) af te wegen tegen het recht op vrijheid van meningsuiting (artikel 10):

  • Bijdrage aan een debat van algemeen belang: In hoeverre draagt de publicatie bij aan een belangrijk publiek debat? Zelfs als het onderwerp van algemeen belang is, moet de inhoud van het artikel dat debat ook daadwerkelijk voeden.
  • Bekendheid van de persoon: Is de persoon die in het artikel wordt genoemd een publiek figuur of een privépersoon?
  • Onderwerp van de publicatie: Waar gaat de publicatie precies over?
  • Gedrag van de persoon in het verleden: Heeft de persoon zich eerder publiekelijk gedragen op een manier die media-aandacht rechtvaardigt?
  • Inhoud, vorm en gevolgen van de publicatie: Hoe is de informatie gepresenteerd (bijvoorbeeld letterlijke citaten versus samenvatting) en wat zijn de effecten ervan geweest?
  • Omstandigheden van verkrijging van de informatie: Hoe is de informatie (bijvoorbeeld foto's of gesprekken) verkregen?

Toepassing door de Nationale Gerechten:

De Franse rechtbanken (de Tribunal de Grande Instance, het Hof van Beroep en het Hof van Cassatie) volgden deze criteria. Ze erkenden dat de gesprekken een inbreuk op het privéleven vormden, maar vonden de publicatie gerechtvaardigd omdat:

  • De gesprekken van algemeen belang waren, omdat ze gingen over politieke en gerechtelijke zaken van Claude Guéant.
  • Mevrouw Charki geen "anonieme derde" was, gezien haar relatie met haar vader en haar steun aan hem, en zelfs zakelijke banden.
  • De letterlijke weergave en het noemen van haar naam de "intimiteit, spontaniteit en oprechtheid" van de uitspraken duidelijk maakten en zo het begrip van de informatie bevorderden.
  • De publicatie evenredig was aan het doel om het publiek te informeren.

4. De Beoordeling van het Europees Hof en de Uiteindelijke Beslissing

Het EHRM verklaarde de klacht van mevrouw Charki unaniem ontvankelijk. Dit betekent dat de zaak inhoudelijk behandeld mocht worden.

Bij de inhoudelijke behandeling (de "grond") oordeelde het EHRM met een meerderheid van 4 stemmen tegen 3 dat er géén schending was van artikel 8 van het Verdrag.

Het Hof kwam tot deze conclusie omdat het vond dat:

  • De nationale rechtbanken de afweging tussen het recht op privéleven en de vrijheid van meningsuiting op een geldige manier hadden uitgevoerd.
  • De redenen van de nationale rechtbanken om de vrijheid van informatie voorrang te geven, voldoende en relevant waren om de inbreuk op het privéleven te rechtvaardigen.
  • Het artikel bijdroeg aan een debat van algemeen belang, aangezien het ging over de gerechtelijke procedure tegen mevrouw Charki's vader en politieke affaires, waaronder de financiering van de campagne van Nicolas Sarkozy.
  • De gesprekken weliswaar intiem waren, maar geen details bevatten over haar strikt privéleven en vooral dienden om de reacties van haar vader als publiek figuur te belichten.
  • Hoewel mevrouw Charki geen publiek figuur was, kon zij niet als een "anonieme derde" worden beschouwd vanwege haar banden (dochter, zakelijke relaties en politieke steun) met haar vader, die wel zeer bekend was.
  • Het noemen van haar naam en de letterlijke transcriptie van de gesprekken de informatie geloofwaardigheid gaven en het begrip van het publiek voor de situatie van haar vader vergrootten.
  • De journalisten niet waren vervolgd voor het publiceren van gerechtelijke stukken vóór een openbare zitting (wat de bevoegdheid van de openbare aanklager is), en de rechtmatigheid van de taps zelf niet ter discussie stond.
  • De publicatie op internet in de loop van de tijd minder schadelijk was geworden, mede omdat het artikel niet langer op de website van Le Monde stond en de gevolgen voor haar privéleven beperkt bleven.

De Afwijkende Mening (Dissenting Opinion)

Drie rechters (Pisani, Mourou-Vikström en Elósegui) waren het niet eens met de meerderheid en vonden dat artikel 8 wel was geschonden. Zij argumenteerden dat:

  • De letterlijke transcriptie van de gesprekken niets toevoegde aan het debat van algemeen belang. Het ging om persoonlijke emoties en de publicatie daarvan was eerder sensatiezucht dan journalistiek.
  • De nationale rechtbanken een slechts "formele" afweging hadden gemaakt en niet goed hadden onderzocht of minder ingrijpende middelen konden worden gebruikt om het publiek te informeren (bijvoorbeeld door mevrouw Charki anoniem te houden).
  • De publicatie van letterlijke fragmenten in strijd was met artikel 38 van de perswet van 1881, en journalisten hun verantwoordelijkheid niet nakwamen door vertrouwelijke informatie zo direct te publiceren, zelfs als de taps zelf wettig waren. De lek van de informatie was immers onwettig.
  • Het Hof van Cassatie een logische fout had gemaakt door de "intimiteit" van de gesprekken als zowel de inbreuk als de rechtvaardiging van de inbreuk te zien.

Kortom, de meerderheid van het EHRM vond dat de Franse rechtbanken een correcte afweging hadden gemaakt tussen het recht op privacy en de persvrijheid, en dat het algemeen belang in dit geval zwaarder woog dan de inbreuk op mevrouw Charki's privéleven. De minderheid vond echter dat de bescherming van het privéleven van mevrouw Charki onvoldoende was geweest.