Bron: https://www.dekamer.be/FLWB/PDF/56/0927/56K0927009.pdf
Dit wetsontwerp gaat over maatregelen om de overbevolking
in gevangenissen te verminderen en introduceert de regel dat elektronisch
toezicht (een enkelband) niet kan worden uitgevoerd op de plek waar het
slachtoffer woont.
Titel 1: Algemene bepaling
Artikel 1
- Vraag:
Waarover gaat deze wet precies?
- Antwoord:
Dit artikel zegt eigenlijk alleen dat deze wet een onderwerp regelt dat
valt onder artikel 74 van de Grondwet. Dit is een technische
juridische verwijzing die aangeeft hoe de wet in het Belgische
rechtssysteem past.
Titel 2: Maatregelen met het oog op de vermindering van
de overbevolking in de gevangenissen
Dit deel van de wet focust op hoe we gevangenissen minder
vol kunnen maken.
Hoofdstuk 1: Wijziging van het Strafwetboek
Artikel 2
- Vraag:
Wat verandert er aan de manier waarop rechters straffen opleggen? Wat zijn
de doelen van straffen?
- Antwoord:
Dit artikel past artikel 7 van het Strafwetboek aan. Rechters moeten bij
het kiezen en bepalen van een straf nu rekening houden met specifieke
doelen:
- Laten
zien dat de maatschappij de overtreding afkeurt.
- Het
herstellen van het maatschappelijke evenwicht en de schade die door het
misdrijf is veroorzaakt. Dit gaat over zorgen dat er weer balans is
en dat slachtoffers geholpen worden.
- Het
bevorderen van de re-integratie van de dader in de maatschappij. De
straf moet helpen de persoon weer op het rechte pad te krijgen.
- De
bescherming van de maatschappij.
- Vraag:
Moeten rechters altijd de zwaarste straf opleggen?
- Antwoord:
Nee, de rechter moet altijd zoeken naar een juiste verhouding tussen
het misdrijf en de straf binnen de wettelijke grenzen. Voordat een
rechter een straf oplegt, moet hij niet alleen naar deze doelen kijken,
maar ook naar de ongewenste neveneffecten van de straf voor de direct
betrokkenen, hun omgeving en de samenleving.
- Vraag:
Wanneer moeten rechters alternatieven voor gevangenisstraf overwegen?
- Antwoord:
- Voor
misdrijven waarvoor een gevangenisstraf van maximaal zes maanden
staat, en de rechter overweegt toch een gevangenisstraf op te leggen,
moet hij in plaats daarvan elektronisch toezicht, een werkstraf of een
autonome probatiestraf (een straf onder begeleiding) opleggen, als de
voorwaarden hiervoor zijn voldaan.
- Voor
misdrijven met een gevangenisstraf van meer dan zes maanden tot drie
jaar, en de rechter legt toch een gevangenisstraf op, dan moet hij motiveren
waarom alternatieven zoals elektronisch toezicht, een werkstraf of
probatiestraf niet mogelijk zijn.
Hoofdstuk 2: Bepalingen houdende het gedeeltelijk buiten
toepassing stellen van de wet van 17 mei 2006...
Dit hoofdstuk gaat over het (tijdelijk) anders toepassen van
de wet van 17 mei 2006, die de rechten van gevangenen en slachtoffers regelt.
Artikel 3
- Vraag:
Welke datum wordt gewijzigd in de wet van 17 mei 2006?
- Antwoord:
De datum "31 december 2025" wordt vervangen door "1 juni
2030" in artikel 109 van die wet. Dit betekent dat bepaalde
bepalingen langer buiten toepassing blijven.
Artikel 4
- Vraag:
Welke artikelen van de wet van 17 mei 2006 zullen niet van toepassing zijn
tot 1 juni 2030, voor veroordeelden met korte straffen? Zijn er
uitzonderingen?
- Antwoord:
Artikel 109/1 wordt toegevoegd. Dit artikel stelt dat een reeks artikelen
uit de wet van 17 mei 2006 niet van toepassing zijn tot 1 juni 2030
voor veroordeelden met een straf van drie jaar of minder.
- Antwoord
(Uitzonderingen): Er zijn twee uitzonderingen waarvoor deze artikelen
wél gelden:
- Veroordeelden
waarvoor gespecialiseerd advies nodig is (volgens artikel 32).
- Veroordeelden
waarbij het gaat om het verminderen van een door de rechter opgelegd
verbod om in een bepaalde zone te wonen of te verblijven.
- Antwoord
(Wijziging van datum): De Koning kan, na overleg met de Ministerraad,
deze datum van 1 juni 2030 vervroegen.
Artikel 5
- Vraag:
Welke datum wordt gewijzigd in de wet van 5 mei 2019?
- Antwoord:
Ook hier wordt de datum "31 december 2025" vervangen door
"1 juni 2030" in artikel 26 van de wet van 5 mei 2019. Deze
wet regelt de procedure voor de strafuitvoeringsrechter bij straffen van
drie jaar of minder.
Artikel 6
- Vraag:
Welke datum wordt gewijzigd in de wet van 29 juni 2021?
- Antwoord:
Opnieuw wordt de datum "31 december 2025" vervangen door
"1 juni 2030" in artikel 17 van de wet van 29 juni 2021.
Deze wet gaat over de uitvoering van vrijheidsstraffen van drie jaar of
minder.
Hoofdstuk 3: Invoeging van tijdelijke bepalingen in de
wet van 17 mei 2006...
Dit hoofdstuk voegt nieuwe, tijdelijke regels toe aan de wet
van 17 mei 2006, specifiek om de overbevolking in gevangenissen aan te pakken.
Artikel 7
- Vraag:
Welke nieuwe titel wordt toegevoegd aan de wet van 17 mei 2006?
- Antwoord:
Er wordt een nieuwe titel "XIIquater" toegevoegd, genaamd
"Tijdelijke bepalingen".
Artikel 8
- Vraag:
Welk nieuw hoofdstuk wordt toegevoegd onder deze nieuwe titel?
- Antwoord:
Onder de nieuwe titel XIIquater wordt Hoofdstuk I "De
noodprocedure strafuitvoeringsrechter" ingevoegd. Dit duidt op
een versnelde procedure.
Artikel 9
- Vraag:
Welke nieuwe afdeling wordt toegevoegd onder dit nieuwe hoofdstuk?
- Antwoord:
Onder Hoofdstuk I wordt Afdeling I "Toepassingsgebied"
ingevoegd.
Artikel 10
- Vraag:
Voor wie geldt deze noodprocedure? Wat kan de strafuitvoeringsrechter
toekennen?
- Antwoord:
Dit hoofdstuk is van toepassing op veroordeelden met een gevangenisstraf
van drie jaar of minder, maar zes maanden of meer, voor wie de
normale bepalingen van de wet van 17 mei 2006 niet van toepassing zijn
(volgens artikel 109/1).
- Antwoord
(Toekenningen): De strafuitvoeringsrechter kan voor deze personen het
volgende toekennen:
- Beperkte
detentie
- Elektronisch
toezicht (enkelband)
- Voorwaardelijke
invrijheidstelling
- Voorlopige
invrijheidstelling met het oog op verwijdering uit het land
- Voorlopige
invrijheidstelling met het oog op overlevering aan een ander land
Artikel 11
- Vraag:
Welke nieuwe afdeling wordt toegevoegd?
- Antwoord:
Afdeling II "Strafuitvoeringsmodaliteiten" wordt ingevoegd. Dit
zijn de verschillende manieren waarop een straf buiten de gevangenis kan
worden uitgevoerd.
Artikel 12
- Vraag:
Wat is "beperkte detentie"?
- Antwoord:
Beperkte detentie is een manier om een gevangenisstraf uit te voeren
waarbij de veroordeelde regelmatig de gevangenis mag verlaten voor
maximaal zestien uur per dag. Dit is bedoeld om professionele,
opleidings- of familiale belangen te behartigen die de aanwezigheid buiten
de gevangenis vereisen.
Artikel 13
- Vraag:
Wat is "elektronisch toezicht" (enkelband)?
- Antwoord:
Elektronisch toezicht is een manier van strafuitvoering waarbij de
veroordeelde de hele straf of een deel ervan buiten de gevangenis
doorbrengt, onder een specifiek plan, en waarbij de naleving met
elektronische middelen wordt gecontroleerd (zoals een enkelband).
Artikel 14
- Vraag:
Wanneer kunnen beperkte detentie en elektronisch toezicht worden
toegekend? Hoe werkt de aanvraagprocedure?
- Antwoord:
- Deze
worden toegekend aan een veroordeelde die bijna (op zes maanden na)
voldoet aan de tijdsvoorwaarden voor voorwaardelijke invrijheidstelling
en aan andere voorwaarden voldoet (zie artikel 98/13).
- Drie
maanden voordat de veroordeelde aan deze tijdsvoorwaarde voldoet (of
meteen als die termijn niet gehaald kan worden), informeert de directeur
van de gevangenis de veroordeelde schriftelijk over de mogelijkheid om
dit aan te vragen.
- De
veroordeelde kan dan een schriftelijk verzoek indienen.
Artikel 15
- Vraag:
Wat is "voorwaardelijke invrijheidstelling"? Wanneer kan het
worden toegekend?
- Antwoord:
Voorwaardelijke invrijheidstelling betekent dat de veroordeelde zijn
straf buiten de gevangenis ondergaat, op voorwaarde dat hij bepaalde
opgelegde voorwaarden naleeft gedurende een proeftijd. Het wordt
toegekend aan veroordeelden die een derde van hun straf hebben
uitgezeten en aan de voorwaarden van artikel 98/13 voldoen.
Artikel 16
- Vraag:
Wat is "voorlopige invrijheidstelling met het oog op verwijdering van
het grondgebied"? Wanneer kan het worden toegekend?
- Antwoord:
Dit is een strafuitvoeringsmodaliteit voor veroordeelden waarvan blijkt
dat ze niet in België mogen verblijven (volgens advies van de
Dienst Vreemdelingenzaken). Ze moeten het grondgebied verlaten en mogen
niet terugkeren zonder de juiste papieren en voorafgaande toestemming van
de strafuitvoeringsrechter. Het wordt toegekend aan veroordeelden die bijna
(op zes maanden na) een derde van hun straf hebben uitgezeten en aan
de voorwaarden van artikel 98/13 voldoen.
Artikel 17
- Vraag:
Wat is "voorlopige invrijheidstelling met het oog op
overlevering"? Wanneer kan het worden toegekend?
- Antwoord:
Dit wordt toegekend aan veroordeelden die op basis van een uitvoerbaar
vonnis of titel naar een ander land moeten worden overgebracht. Het
wordt toegekend aan veroordeelden die een derde van hun straf hebben
uitgezeten en aan de voorwaarden van artikel 98/13 voldoen.
Artikel 18
- Vraag:
Welke nieuwe afdeling wordt toegevoegd?
- Antwoord:
Afdeling III "De toekenningsvoorwaarden en -procedure" wordt
ingevoegd.
Artikel 19
- Vraag:
Wat zijn de algemene voorwaarden voor het toekennen van deze modaliteiten?
Wanneer is elektronisch toezicht niet toegestaan voor vreemdelingen?
- Antwoord:
De strafuitvoeringsrechter kent de modaliteiten toe als de veroordeelde een
verblijfplaats heeft en geen direct waarneembaar risico vormt voor
de fysieke integriteit van derden, tenzij bijzondere voorwaarden dit
risico kunnen wegnemen.
- Antwoord
(Uitzonderingen verblijfplaats): De voorwaarde van een verblijfplaats
geldt niet voor beperkte detentie, voorlopige invrijheidstelling met het
oog op verwijdering en voorlopige invrijheidstelling met het oog op
overlevering.
- Antwoord
(Definitie risico): "Direct waarneembaar risico" betekent
een risico dat duidelijk blijkt uit het huidige gedrag van de veroordeelde
of uit de documenten in het dossier.
- Antwoord
(Elektronisch toezicht en vreemdelingen): Elektronisch toezicht kan alleen
worden toegekend aan vreemdelingen zonder verblijfsrecht als de Dienst
Vreemdelingenzaken aangeeft dat de veroordeelde niet onmiddellijk kan
worden verwijderd of overgebracht naar een plek onder de bevoegdheid
van de minister van Vreemdelingenzaken.
Artikel 20
- Vraag:
Hoe worden aanvragen voor beperkte detentie en elektronisch toezicht
ingediend? Wanneer is een sociaal onderzoek nodig?
- Antwoord:
Beperkte detentie en elektronisch toezicht worden toegekend op
schriftelijk verzoek van de veroordeelde. Het verzoek wordt ingediend
bij de griffie van de gevangenis, die het doorstuurt naar de griffie van
de strafuitvoeringsrechtbank en een kopie aan de directeur geeft.
- Antwoord
(Sociaal onderzoek): Als het een verzoek om elektronisch toezicht
betreft voor bepaalde ernstige feiten (zoals seksuele misdrijven,
mensenhandel, of feiten van intrafamiliaal geweld), dan vraagt de
directeur een sociaal onderzoek aan om informatie te krijgen over
de opvangplek waar het toezicht zal plaatsvinden, tenzij dit niet nuttig
is. De directeur brengt binnen een maand advies uit.
Artikel 21
- Vraag:
Hoe worden voorwaardelijke invrijheidstelling en voorlopige
invrijheidstelling (verwijdering/overlevering) behandeld? Wanneer is een
sociaal onderzoek nodig voor voorwaardelijke invrijheidstelling?
- Antwoord:
Deze modaliteiten worden toegekend door de strafuitvoeringsrechter op ambtshalve
(uit eigen beweging) advies van de directeur. De directeur brengt dit
advies uiterlijk twee maanden voordat de veroordeelde aan de
tijdsvoorwaarden voldoet, of direct als dat niet haalbaar is.
- Antwoord
(Sociaal onderzoek): Als het advies gaat over voorwaardelijke
invrijheidstelling voor intrafamiliaal geweld, vraagt de directeur
een sociaal onderzoek aan over de opvangplek, tenzij dit niet
nuttig blijkt.
Artikel 22
- Vraag:
Wat moet het dossier van de directeur bevatten?
- Antwoord:
De directeur hoort de veroordeelde en stelt een dossier samen, dat:
- Een
kopie van de opsluitingsfiche met de datum waarop de modaliteit kan
worden toegekend.
- Het
advies van de directeur, met daarin specifieke informatie afhankelijk van
de modaliteit (bijv. informatie over de verblijfplaats bij elektronisch
toezicht, details over de belangen bij beperkte detentie, het
voorgestelde verblijfsadres bij voorwaardelijke invrijheidstelling).
- Indien
van toepassing, het sociaal onderzoek.
- Elementen
die de directeur relevant acht om het risico voor derden te
beoordelen.
- Een
voorstel voor toekenning of afwijzing, en eventueel bijzondere
voorwaarden.
- Antwoord
(Dossier aanvulling): De griffie van de strafuitvoeringsrechtbank
voegt hier nog een geactualiseerd strafregister, kopieën van vonnissen
en arresten en slachtofferfiches aan toe.
Artikel 23
- Vraag:
Wanneer wordt de uitvoering van een gevangenisstraf opgeschort? Wat
gebeurt er tijdens deze opschorting?
- Antwoord:
Als de directeur voorstelt om elektronisch toezicht of voorwaardelijke
invrijheidstelling toe te kennen, en de veroordeelde voldoet aan de
tijdsvoorwaarden, dan wordt de uitvoering van de gevangenisstraf éénmalig
van rechtswege (automatisch) opgeschort.
- Antwoord
(Einde opschorting): Deze opschorting eindigt automatisch wanneer het
vonnis definitief is, of bij elektronisch toezicht, wanneer het effectieve
toezicht begint. De verjaring van de straffen stopt tijdens deze periode.
- Antwoord
(Tussentijdse opsluiting): Tijdens de opschorting kan de procureur des
Konings de veroordeelde laten opsluiten als hij de fysieke
integriteit van derden ernstig in gevaar brengt of als er risico is
dat hij zich aan de straf onttrekt. Dit beëindigt de opschorting.
Artikel 24
- Vraag:
Wanneer geeft het openbaar ministerie (OM) advies over het risico voor
derden?
- Antwoord:
Het OM stelt een advies op over een direct waarneembaar risico voor de
fysieke integriteit van derden en stuurt dit binnen vijf werkdagen na
ontvangst van het advies van de directeur naar de strafuitvoeringsrechter,
en een kopie naar de veroordeelde en directeur. Dit gebeurt alleen in
gevallen die het OM nuttig acht en waarvoor richtlijnen zijn opgesteld.
Artikel 25
- Vraag:
Wat is de termijn voor de beslissing van de strafuitvoeringsrechter? Kan
deze termijn worden verlengd?
- Antwoord:
De strafuitvoeringsrechter doet uitspraak binnen een maand na ontvangst
van het dossier van de directeur. De uitspraak gebeurt ten vroegste
nadat het advies van het OM is ontvangen of de termijn voor dat advies is
verstreken.
- Antwoord
(Verlenging termijn): Als de aanvraag een voorwaardelijke
invrijheidstelling betreft voor bepaalde ernstige misdrijven (zoals moord,
verkrachting, drugshandel, mensenhandel, bepaalde vormen van huiselijk
geweld), en de rechter vindt het dossier niet compleet, dan kan hij aanvullende
informatie vragen of een sociaal onderzoek laten uitvoeren. In dat
geval kan de beslissingstermijn van één maand eenmalig met maximaal één
maand worden verlengd.
Artikel 26
- Vraag:
Welke nieuwe afdeling wordt toegevoegd?
- Antwoord:
Afdeling IV "De beslissing van de strafuitvoeringsrechter" wordt
ingevoegd.
Artikel 27
- Vraag:
Wanneer kent de rechter de strafuitvoeringsmodaliteit toe? Vanaf wanneer
is het vonnis uitvoerbaar?
- Antwoord:
De strafuitvoeringsrechter kent de modaliteit toe, tenzij hij vaststelt
dat de voorwaarden niet zijn vervuld.
- Antwoord
(Uitvoerbaarheid vonnis):
- Een
vonnis voor beperkte detentie, elektronisch toezicht of voorwaardelijke
invrijheidstelling wordt uitvoerbaar vanaf de dag dat het definitief
is en op z'n vroegst wanneer de veroordeelde voldoet aan de
tijdsvoorwaarden.
- Een
vonnis voor voorlopige invrijheidstelling met het oog op overlevering
wordt uitvoerbaar op het moment van overlevering.
- Een
vonnis voor voorlopige invrijheidstelling met het oog op verwijdering uit
het land wordt uitvoerbaar op het moment van de effectieve
verwijdering of overbrenging naar een bevoegde plaats, uiterlijk 20
dagen nadat de veroordeelde een derde van zijn straf heeft uitgezeten.
Als de verwijdering of overbrenging dan niet heeft plaatsgevonden, wordt
de veroordeelde in vrijheid gesteld.
Artikel 28
- Vraag:
Welke algemene voorwaarden worden opgelegd?
- Antwoord:
Het vonnis tot toekenning van een modaliteit bepaalt dat de veroordeelde
onderworpen is aan de volgende algemene voorwaarden:
- Geen
strafbare feiten plegen.
- De
slachtoffers niet lastigvallen.
- Voor
elektronisch toezicht en voorwaardelijke invrijheidstelling: een
verblijfplaats hebben en veranderingen direct doorgeven.
- Gevolg
geven aan oproepingen van het OM of de begeleidende dienst.
- Voor
voorlopige invrijheidstelling met het oog op verwijdering: het land
daadwerkelijk verlaten en niet terugkeren zonder de juiste papieren
en voorafgaande toestemming.
Artikel 29
- Vraag:
Kunnen er specifieke, individuele voorwaarden worden opgelegd? Mag iemand
met voorwaardelijke invrijheidstelling het land verlaten?
- Antwoord:
De strafuitvoeringsrechter kan de veroordeelde geïndividualiseerde
bijzondere voorwaarden opleggen als deze absoluut noodzakelijk zijn om
het risico op herhaling te beperken of in het belang van het slachtoffer.
- Antwoord
(Land verlaten): Bij voorwaardelijke invrijheidstelling bepaalt de
rechter ook of de veroordeelde tijdens de proeftijd het land mag
verlaten. Als dat mag, wordt de maximale periode en frequentie
bepaald, en of/hoe het OM vooraf geïnformeerd moet worden.
Artikel 30
- Vraag:
Wie bepaalt de concrete invulling van beperkte detentie of elektronisch
toezicht?
- Antwoord:
De strafuitvoeringsrechter bepaalt in het vonnis het programma van de
concrete invulling. De bevoegde dienst van de gemeenschappen is
vervolgens verantwoordelijk voor de uitwerking van deze concrete
invulling.
Artikel 31
- Vraag:
Kan penitentiair verlof (gevangenisverlof) worden toegekend samen met
beperkte detentie of elektronisch toezicht? Hoe lang duurt dit verlof?
- Antwoord:
De rechter kan bij de toekenning van beperkte detentie of elektronisch
toezicht ook penitentiair verlof toekennen. Als de veroordeelde
later verlof aanvraagt, moet dat schriftelijk bij de griffie van de
strafuitvoeringsrechtbank.
- Antwoord
(Duur verlof): De rechter bepaalt de duur van het verlof, dat minimaal
vier keer zesendertig uur per trimester (drie maanden) moet zijn. Dit
verlof wordt elk trimester automatisch vernieuwd. De algemene en
bijzondere voorwaarden (zie artikelen 98/21 en 98/22) zijn hier ook van
toepassing.
Artikel 32
- Vraag:
Wat gebeurt er als de strafuitvoeringsrechter de modaliteit afwijst?
- Antwoord:
Als de rechter de modaliteit afwijst, moet hij in zijn vonnis de datum
vastleggen waarop de veroordeelde een nieuw verzoek kan indienen of de
directeur een nieuw advies moet uitbrengen. Deze termijn mag niet
langer zijn dan twee maanden na het vonnis.
Artikel 33
- Vraag:
Hoe worden de beslissingen van de rechter gecommuniceerd en wie wordt
erover geïnformeerd?
- Antwoord:
Het vonnis wordt binnen 24 uur via aangetekende zending aan de
veroordeelde meegedeeld en schriftelijk aan het OM en de directeur. De
veroordeelde moet instemmen met de voorwaarden.
- Antwoord
(Slachtoffer): Het slachtoffer wordt zo snel mogelijk en in elk
geval binnen 24 uur schriftelijk geïnformeerd over het vonnis en
eventuele voorwaarden die in zijn belang zijn opgelegd.
- Antwoord
(Andere instanties): Het vonnis wordt ook gecommuniceerd aan diverse
autoriteiten en instanties, zoals:
- De
lokale politiechef van de verblijfplaats.
- De
nationale politiegegevensbank.
- De
bevoegde diensten van de gemeenschappen (die o.a. voor begeleiding
zorgen).
- De
Dienst Vreemdelingenzaken (indien relevant).
Artikel 34
- Vraag:
Wanneer kan het openbaar ministerie (OM) vragen om de toegekende
modaliteit in te trekken (herroepen)?
- Antwoord:
Het OM kan de zaak aanhangig maken bij de strafuitvoeringsrechter om de
modaliteit te herroepen als de veroordeelde de algemene voorwaarde
"slachtoffers niet lastigvallen" niet naleeft.
- Antwoord
(Verwijdering uit land): Als de veroordeelde de voorwaarde
"grondgebied daadwerkelijk verlaten" niet naleeft, maakt het OM
de zaak aanhangig en herroept de rechter de voorlopige
invrijheidstelling met het oog op verwijdering. Het OM of de procureur
kan dan ook een voorlopige arrestatie bevelen.
Hoofdstuk 2: De vervroegde invrijheidstelling
“overbevolking” vanaf zes maanden voor strafeinde
Dit hoofdstuk introduceert een speciale
"overbevolking"-regeling voor vervroegde invrijheidstelling.
Artikel 35
- Vraag:
Welk nieuw hoofdstuk wordt ingevoegd?
- Antwoord:
Hoofdstuk II "De vervroegde invrijheidstelling “overbevolking” vanaf
zes maanden voor strafeinde" wordt ingevoegd.
Artikel 36
- Vraag:
Wie kan "vervroegde invrijheidstelling overbevolking" krijgen?
Wat zijn de voorwaarden?
- Antwoord:
De directeur van de gevangenis kan dit toekennen aan veroordeelden die zes
maanden voor het einde van hun straf zijn, op voorwaarde dat ze
uitsluitend onherroepelijke vrijheidsstraffen uitzitten en voldoen aan de
volgende cumulatieve voorwaarden:
- Ze
beschikken over een opvangadres.
- Ze
stellen geen manifest risico voor een ernstige aantasting van de fysieke
integriteit van derden.
- Antwoord
(Vreemdelingen zonder verblijfsrecht): Veroordeelden zonder
verblijfsrecht kunnen hiervoor in aanmerking komen alleen als de Dienst
Vreemdelingenzaken aangeeft dat ze niet onmiddellijk kunnen worden
verwijderd of overgebracht. Zij moeten enkel voldoen aan de tweede
voorwaarde (geen risico voor derden).
- Antwoord
(Uitsluitingen): De volgende categorieën zijn uitgesloten van
deze maatregel:
- Veroordeelden
met een totale straf van meer dan tien jaar.
- Veroordeelden
die straffen ondergaan voor bepaalde zware misdrijven (o.a.
terrorisme, mensenhandel, zedenfeiten).
- Veroordeelden
die ter beschikking zijn gesteld van de strafuitvoeringsrechtbank.
- Veroordeelden
die worden gevolgd door het Coördinatieorgaan voor de dreigingsanalyse in
het kader van terroristische of extremistische processen.
- Vraag:
Wat zijn de algemene voorwaarden voor deze vervroegde invrijheidstelling?
- Antwoord:
Tijdens de proeftijd gelden de volgende algemene voorwaarden:
- Geen
strafbare feiten plegen.
- De
slachtoffers niet lastigvallen.
- Een
opvangadres blijven hebben en wijzigingen direct doorgeven; of, voor
vreemdelingen zonder verblijfsrecht, het grondgebied verlaten en niet
terugkeren zonder geldige papieren.
- Vraag:
Hoe lang duurt de proeftijd?
- Antwoord:
De proeftijd is gelijk aan de duur van het resterende deel van de
vrijheidsstraffen op het moment van de toekenning.
- Vraag:
Hoe worden de beslissingen gecommuniceerd?
- Antwoord:
De directeur deelt de beslissing mee aan de veroordeelde en informeert
het slachtoffer zo snel mogelijk en binnen 24 uur schriftelijk. De
beslissing wordt ook gecommuniceerd aan de lokale politie, de nationale
gegevensbank, het OM en de Dienst Vreemdelingenzaken (indien relevant).
- Vraag:
Wanneer kan deze vervroegde invrijheidstelling worden herroepen
(ingetrokken)?
- Antwoord:
De directeur kan de vervroegde invrijheidstelling herroepen in de volgende
gevallen:
- Als
in een definitieve beslissing wordt vastgesteld dat de veroordeelde
tijdens de proeftijd een misdrijf heeft gepleegd.
- Bij
niet-naleving van de voorwaarde "slachtoffers niet
lastigvallen".
- Na
een voorlopige aanhouding.
- Antwoord
(Gevolgen herroeping): Bij herroeping wordt de periode dat de
veroordeelde al vrij was, afgetrokken van de resterende strafduur.
Als de maatregel eenmaal is herroepen, kan deze niet opnieuw worden
toegekend.
- Antwoord
(Procedure herroeping): De directeur informeert de veroordeelde en
alle relevante instanties zo snel mogelijk over de herroeping, en het
slachtoffer binnen 24 uur. Als de veroordeelde de fysieke of psychische
integriteit van derden ernstig in gevaar brengt, kan de procureur des
Konings een voorlopige aanhouding bevelen, waarna de directeur binnen
zeven dagen een beslissing over herroeping neemt.
- Vraag:
Wanneer eindigt de vervroegde invrijheidstelling automatisch?
- Antwoord:
De maatregel eindigt automatisch als:
- Een
vreemdeling zonder verblijfsrecht de voorwaarde "grondgebied
daadwerkelijk verlaten" niet nakomt.
- De
veroordeelde opnieuw wordt opgesloten. In het eerste geval wordt de
veroordeelde direct opnieuw opgesloten.
Artikel 37
- Vraag:
Hoe lang is dit hoofdstuk van toepassing? Kan deze datum worden vervroegd?
- Antwoord:
Dit hoofdstuk is van toepassing tot 31 december 2026. De Koning
kan, na overleg met de Ministerraad, deze datum vervroegen.
Titel 3 (Nieuw): Wijzigingen van de wet van 17 mei
2006... betreffende de principiële onmogelijkheid om het elektronisch toezicht
uit te voeren op de plaats waar het slachtoffer verblijft
Dit is een belangrijke nieuwe bepaling die de positie van
slachtoffers versterkt.
Artikel 38 (nieuw)
- Vraag:
Kan elektronisch toezicht (enkelband) worden toegekend als het slachtoffer
op hetzelfde adres woont?
- Antwoord:
Als de veroordeelde een straf ondergaat voor bepaalde ernstige feiten
(zoals seksuele misdrijven, mensenhandel, bepaalde vormen van
intrafamiliaal geweld), dan kan elektronisch toezicht principieel niet
worden toegekend als het slachtoffer woont op de plaats waar het
elektronisch toezicht zal worden uitgevoerd.
- Antwoord
(Uitzondering): De strafuitvoeringsrechter kan uitzonderlijk toch
toestemming geven, maar dan moet dit besluit specifiek gemotiveerd
zijn met bijzondere redenen die duidelijk maken waarom de uitvoering
van het elektronisch toezicht op het adres van het slachtoffer geen
gevaar voor het slachtoffer inhoudt.
Artikel 39 (nieuw)
- Vraag:
Geldt dezelfde regel ook voor de strafuitvoeringsrechtbank?
- Antwoord:
Ja, dezelfde regel en uitzonderingsmogelijkheid zoals beschreven in
artikel 38, geldt ook voor de strafuitvoeringsrechtbank.
Titel 4 (Vroeger Titel 3): Overgangsbepalingen
Dit deel regelt hoe de overgang naar de nieuwe wetgeving
verloopt.
Artikel 40 (vroeger art. 38)
- Vraag:
Hoe worden lopende aanvragen behandeld die al bij de
strafuitvoeringsrechter liggen? Wat gebeurt er met mensen die al van een
opschorting genieten?
- Antwoord:
Alle aanvragen voor de verschillende strafuitvoeringsmodaliteiten die al aanhangig
waren bij de strafuitvoeringsrechter op het moment dat deze wet ingaat,
worden behandeld volgens de nieuwe regels (artikelen 98/6 tot 98/26).
Uitzondering zijn aanvragen waarvoor gespecialiseerd advies nodig is.
- Antwoord
(Lopende opschortingen): Veroordeelden die al een automatische
opschorting van hun strafuitvoering hadden, blijven hiervan genieten.
De directeur moet voor hen uiterlijk drie maanden na de inwerkingtreding
van de wet een advies uitbrengen.
- Antwoord
(Uitzondering aanvragen): Aanvragen waarbij al een beslissingsdatum
was vastgesteld of die opnieuw moeten worden behandeld na een vernietiging
door het Hof van Cassatie, worden volgens de oude regels behandeld.
Artikel 41 (vroeger art. 39)
- Vraag:
Wat gebeurt er met vreemdelingen zonder verblijfsrecht die al een deel van
hun straf hebben uitgezeten?
- Antwoord:
Als op het moment van de inwerkingtreding van de wet een veroordeelde
zonder verblijfsrecht al bijna (op zes maanden na) een derde van zijn
straffen heeft uitgezeten, en er geen aanvraag voor voorlopige
invrijheidstelling met het oog op verwijdering loopt, dan moet de
directeur ambtshalve een advies opstellen. Dit advies volgt op een
advies van de Dienst Vreemdelingenzaken en moet uiterlijk drie maanden na
de inwerkingtreding van de wet worden uitgebracht.
Artikel 42 (vroeger art. 40)
- Vraag:
Hoe moeten verwijzingen naar strafuitvoeringsmodaliteiten in andere wetten
worden geïnterpreteerd?
- Antwoord:
Tijdens de geldigheidsduur van deze wet moeten alle verwijzingen naar de
'oude' strafuitvoeringsmodaliteiten (in titel V van de wet van 17 mei
2006) ook gelezen worden als een verwijzing naar de 'nieuwe' tijdelijke
modaliteiten (in titel XIIquater van diezelfde wet). Dit zorgt ervoor
dat de nieuwe regels ook van toepassing zijn waar de oude werden bedoeld.
Titel 5 (Vroeger Titel 4): Inwerkingtreding
Artikel 43 (vroeger art. 41)
- Vraag:
Wanneer treedt deze wet in werking?
- Antwoord:
Deze wet treedt in werking op de dag van publicatie in het Belgisch
Staatsblad. Dat is het officiële blad waarin nieuwe wetten en
besluiten worden bekendgemaakt.