zaterdag 19 juli 2025

Wetsontwerp overbevolking van de gevangenissen

 

Bron: https://www.dekamer.be/FLWB/PDF/56/0927/56K0927009.pdf

Dit wetsontwerp gaat over maatregelen om de overbevolking in gevangenissen te verminderen en introduceert de regel dat elektronisch toezicht (een enkelband) niet kan worden uitgevoerd op de plek waar het slachtoffer woont.



Titel 1: Algemene bepaling

Artikel 1

  • Vraag: Waarover gaat deze wet precies?
  • Antwoord: Dit artikel zegt eigenlijk alleen dat deze wet een onderwerp regelt dat valt onder artikel 74 van de Grondwet. Dit is een technische juridische verwijzing die aangeeft hoe de wet in het Belgische rechtssysteem past.

Titel 2: Maatregelen met het oog op de vermindering van de overbevolking in de gevangenissen

Dit deel van de wet focust op hoe we gevangenissen minder vol kunnen maken.

Hoofdstuk 1: Wijziging van het Strafwetboek

Artikel 2

  • Vraag: Wat verandert er aan de manier waarop rechters straffen opleggen? Wat zijn de doelen van straffen?
  • Antwoord: Dit artikel past artikel 7 van het Strafwetboek aan. Rechters moeten bij het kiezen en bepalen van een straf nu rekening houden met specifieke doelen:
    1. Laten zien dat de maatschappij de overtreding afkeurt.
    2. Het herstellen van het maatschappelijke evenwicht en de schade die door het misdrijf is veroorzaakt. Dit gaat over zorgen dat er weer balans is en dat slachtoffers geholpen worden.
    3. Het bevorderen van de re-integratie van de dader in de maatschappij. De straf moet helpen de persoon weer op het rechte pad te krijgen.
    4. De bescherming van de maatschappij.
  • Vraag: Moeten rechters altijd de zwaarste straf opleggen?
  • Antwoord: Nee, de rechter moet altijd zoeken naar een juiste verhouding tussen het misdrijf en de straf binnen de wettelijke grenzen. Voordat een rechter een straf oplegt, moet hij niet alleen naar deze doelen kijken, maar ook naar de ongewenste neveneffecten van de straf voor de direct betrokkenen, hun omgeving en de samenleving.
  • Vraag: Wanneer moeten rechters alternatieven voor gevangenisstraf overwegen?
  • Antwoord:
    • Voor misdrijven waarvoor een gevangenisstraf van maximaal zes maanden staat, en de rechter overweegt toch een gevangenisstraf op te leggen, moet hij in plaats daarvan elektronisch toezicht, een werkstraf of een autonome probatiestraf (een straf onder begeleiding) opleggen, als de voorwaarden hiervoor zijn voldaan.
    • Voor misdrijven met een gevangenisstraf van meer dan zes maanden tot drie jaar, en de rechter legt toch een gevangenisstraf op, dan moet hij motiveren waarom alternatieven zoals elektronisch toezicht, een werkstraf of probatiestraf niet mogelijk zijn.

Hoofdstuk 2: Bepalingen houdende het gedeeltelijk buiten toepassing stellen van de wet van 17 mei 2006...

Dit hoofdstuk gaat over het (tijdelijk) anders toepassen van de wet van 17 mei 2006, die de rechten van gevangenen en slachtoffers regelt.

Artikel 3

  • Vraag: Welke datum wordt gewijzigd in de wet van 17 mei 2006?
  • Antwoord: De datum "31 december 2025" wordt vervangen door "1 juni 2030" in artikel 109 van die wet. Dit betekent dat bepaalde bepalingen langer buiten toepassing blijven.

Artikel 4

  • Vraag: Welke artikelen van de wet van 17 mei 2006 zullen niet van toepassing zijn tot 1 juni 2030, voor veroordeelden met korte straffen? Zijn er uitzonderingen?
  • Antwoord: Artikel 109/1 wordt toegevoegd. Dit artikel stelt dat een reeks artikelen uit de wet van 17 mei 2006 niet van toepassing zijn tot 1 juni 2030 voor veroordeelden met een straf van drie jaar of minder.
  • Antwoord (Uitzonderingen): Er zijn twee uitzonderingen waarvoor deze artikelen wél gelden:
    • Veroordeelden waarvoor gespecialiseerd advies nodig is (volgens artikel 32).
    • Veroordeelden waarbij het gaat om het verminderen van een door de rechter opgelegd verbod om in een bepaalde zone te wonen of te verblijven.
  • Antwoord (Wijziging van datum): De Koning kan, na overleg met de Ministerraad, deze datum van 1 juni 2030 vervroegen.

Artikel 5

  • Vraag: Welke datum wordt gewijzigd in de wet van 5 mei 2019?
  • Antwoord: Ook hier wordt de datum "31 december 2025" vervangen door "1 juni 2030" in artikel 26 van de wet van 5 mei 2019. Deze wet regelt de procedure voor de strafuitvoeringsrechter bij straffen van drie jaar of minder.

Artikel 6

  • Vraag: Welke datum wordt gewijzigd in de wet van 29 juni 2021?
  • Antwoord: Opnieuw wordt de datum "31 december 2025" vervangen door "1 juni 2030" in artikel 17 van de wet van 29 juni 2021. Deze wet gaat over de uitvoering van vrijheidsstraffen van drie jaar of minder.

Hoofdstuk 3: Invoeging van tijdelijke bepalingen in de wet van 17 mei 2006...

Dit hoofdstuk voegt nieuwe, tijdelijke regels toe aan de wet van 17 mei 2006, specifiek om de overbevolking in gevangenissen aan te pakken.

Artikel 7

  • Vraag: Welke nieuwe titel wordt toegevoegd aan de wet van 17 mei 2006?
  • Antwoord: Er wordt een nieuwe titel "XIIquater" toegevoegd, genaamd "Tijdelijke bepalingen".

Artikel 8

  • Vraag: Welk nieuw hoofdstuk wordt toegevoegd onder deze nieuwe titel?
  • Antwoord: Onder de nieuwe titel XIIquater wordt Hoofdstuk I "De noodprocedure strafuitvoeringsrechter" ingevoegd. Dit duidt op een versnelde procedure.

Artikel 9

  • Vraag: Welke nieuwe afdeling wordt toegevoegd onder dit nieuwe hoofdstuk?
  • Antwoord: Onder Hoofdstuk I wordt Afdeling I "Toepassingsgebied" ingevoegd.

Artikel 10

  • Vraag: Voor wie geldt deze noodprocedure? Wat kan de strafuitvoeringsrechter toekennen?
  • Antwoord: Dit hoofdstuk is van toepassing op veroordeelden met een gevangenisstraf van drie jaar of minder, maar zes maanden of meer, voor wie de normale bepalingen van de wet van 17 mei 2006 niet van toepassing zijn (volgens artikel 109/1).
  • Antwoord (Toekenningen): De strafuitvoeringsrechter kan voor deze personen het volgende toekennen:
    • Beperkte detentie
    • Elektronisch toezicht (enkelband)
    • Voorwaardelijke invrijheidstelling
    • Voorlopige invrijheidstelling met het oog op verwijdering uit het land
    • Voorlopige invrijheidstelling met het oog op overlevering aan een ander land

Artikel 11

  • Vraag: Welke nieuwe afdeling wordt toegevoegd?
  • Antwoord: Afdeling II "Strafuitvoeringsmodaliteiten" wordt ingevoegd. Dit zijn de verschillende manieren waarop een straf buiten de gevangenis kan worden uitgevoerd.

Artikel 12

  • Vraag: Wat is "beperkte detentie"?
  • Antwoord: Beperkte detentie is een manier om een gevangenisstraf uit te voeren waarbij de veroordeelde regelmatig de gevangenis mag verlaten voor maximaal zestien uur per dag. Dit is bedoeld om professionele, opleidings- of familiale belangen te behartigen die de aanwezigheid buiten de gevangenis vereisen.

Artikel 13

  • Vraag: Wat is "elektronisch toezicht" (enkelband)?
  • Antwoord: Elektronisch toezicht is een manier van strafuitvoering waarbij de veroordeelde de hele straf of een deel ervan buiten de gevangenis doorbrengt, onder een specifiek plan, en waarbij de naleving met elektronische middelen wordt gecontroleerd (zoals een enkelband).

Artikel 14

  • Vraag: Wanneer kunnen beperkte detentie en elektronisch toezicht worden toegekend? Hoe werkt de aanvraagprocedure?
  • Antwoord:
    • Deze worden toegekend aan een veroordeelde die bijna (op zes maanden na) voldoet aan de tijdsvoorwaarden voor voorwaardelijke invrijheidstelling en aan andere voorwaarden voldoet (zie artikel 98/13).
    • Drie maanden voordat de veroordeelde aan deze tijdsvoorwaarde voldoet (of meteen als die termijn niet gehaald kan worden), informeert de directeur van de gevangenis de veroordeelde schriftelijk over de mogelijkheid om dit aan te vragen.
    • De veroordeelde kan dan een schriftelijk verzoek indienen.

Artikel 15

  • Vraag: Wat is "voorwaardelijke invrijheidstelling"? Wanneer kan het worden toegekend?
  • Antwoord: Voorwaardelijke invrijheidstelling betekent dat de veroordeelde zijn straf buiten de gevangenis ondergaat, op voorwaarde dat hij bepaalde opgelegde voorwaarden naleeft gedurende een proeftijd. Het wordt toegekend aan veroordeelden die een derde van hun straf hebben uitgezeten en aan de voorwaarden van artikel 98/13 voldoen.

Artikel 16

  • Vraag: Wat is "voorlopige invrijheidstelling met het oog op verwijdering van het grondgebied"? Wanneer kan het worden toegekend?
  • Antwoord: Dit is een strafuitvoeringsmodaliteit voor veroordeelden waarvan blijkt dat ze niet in België mogen verblijven (volgens advies van de Dienst Vreemdelingenzaken). Ze moeten het grondgebied verlaten en mogen niet terugkeren zonder de juiste papieren en voorafgaande toestemming van de strafuitvoeringsrechter. Het wordt toegekend aan veroordeelden die bijna (op zes maanden na) een derde van hun straf hebben uitgezeten en aan de voorwaarden van artikel 98/13 voldoen.

Artikel 17

  • Vraag: Wat is "voorlopige invrijheidstelling met het oog op overlevering"? Wanneer kan het worden toegekend?
  • Antwoord: Dit wordt toegekend aan veroordeelden die op basis van een uitvoerbaar vonnis of titel naar een ander land moeten worden overgebracht. Het wordt toegekend aan veroordeelden die een derde van hun straf hebben uitgezeten en aan de voorwaarden van artikel 98/13 voldoen.

Artikel 18

  • Vraag: Welke nieuwe afdeling wordt toegevoegd?
  • Antwoord: Afdeling III "De toekenningsvoorwaarden en -procedure" wordt ingevoegd.

Artikel 19

  • Vraag: Wat zijn de algemene voorwaarden voor het toekennen van deze modaliteiten? Wanneer is elektronisch toezicht niet toegestaan voor vreemdelingen?
  • Antwoord: De strafuitvoeringsrechter kent de modaliteiten toe als de veroordeelde een verblijfplaats heeft en geen direct waarneembaar risico vormt voor de fysieke integriteit van derden, tenzij bijzondere voorwaarden dit risico kunnen wegnemen.
  • Antwoord (Uitzonderingen verblijfplaats): De voorwaarde van een verblijfplaats geldt niet voor beperkte detentie, voorlopige invrijheidstelling met het oog op verwijdering en voorlopige invrijheidstelling met het oog op overlevering.
  • Antwoord (Definitie risico): "Direct waarneembaar risico" betekent een risico dat duidelijk blijkt uit het huidige gedrag van de veroordeelde of uit de documenten in het dossier.
  • Antwoord (Elektronisch toezicht en vreemdelingen): Elektronisch toezicht kan alleen worden toegekend aan vreemdelingen zonder verblijfsrecht als de Dienst Vreemdelingenzaken aangeeft dat de veroordeelde niet onmiddellijk kan worden verwijderd of overgebracht naar een plek onder de bevoegdheid van de minister van Vreemdelingenzaken.

Artikel 20

  • Vraag: Hoe worden aanvragen voor beperkte detentie en elektronisch toezicht ingediend? Wanneer is een sociaal onderzoek nodig?
  • Antwoord: Beperkte detentie en elektronisch toezicht worden toegekend op schriftelijk verzoek van de veroordeelde. Het verzoek wordt ingediend bij de griffie van de gevangenis, die het doorstuurt naar de griffie van de strafuitvoeringsrechtbank en een kopie aan de directeur geeft.
  • Antwoord (Sociaal onderzoek): Als het een verzoek om elektronisch toezicht betreft voor bepaalde ernstige feiten (zoals seksuele misdrijven, mensenhandel, of feiten van intrafamiliaal geweld), dan vraagt de directeur een sociaal onderzoek aan om informatie te krijgen over de opvangplek waar het toezicht zal plaatsvinden, tenzij dit niet nuttig is. De directeur brengt binnen een maand advies uit.

Artikel 21

  • Vraag: Hoe worden voorwaardelijke invrijheidstelling en voorlopige invrijheidstelling (verwijdering/overlevering) behandeld? Wanneer is een sociaal onderzoek nodig voor voorwaardelijke invrijheidstelling?
  • Antwoord: Deze modaliteiten worden toegekend door de strafuitvoeringsrechter op ambtshalve (uit eigen beweging) advies van de directeur. De directeur brengt dit advies uiterlijk twee maanden voordat de veroordeelde aan de tijdsvoorwaarden voldoet, of direct als dat niet haalbaar is.
  • Antwoord (Sociaal onderzoek): Als het advies gaat over voorwaardelijke invrijheidstelling voor intrafamiliaal geweld, vraagt de directeur een sociaal onderzoek aan over de opvangplek, tenzij dit niet nuttig blijkt.

Artikel 22

  • Vraag: Wat moet het dossier van de directeur bevatten?
  • Antwoord: De directeur hoort de veroordeelde en stelt een dossier samen, dat:
    • Een kopie van de opsluitingsfiche met de datum waarop de modaliteit kan worden toegekend.
    • Het advies van de directeur, met daarin specifieke informatie afhankelijk van de modaliteit (bijv. informatie over de verblijfplaats bij elektronisch toezicht, details over de belangen bij beperkte detentie, het voorgestelde verblijfsadres bij voorwaardelijke invrijheidstelling).
    • Indien van toepassing, het sociaal onderzoek.
    • Elementen die de directeur relevant acht om het risico voor derden te beoordelen.
    • Een voorstel voor toekenning of afwijzing, en eventueel bijzondere voorwaarden.
  • Antwoord (Dossier aanvulling): De griffie van de strafuitvoeringsrechtbank voegt hier nog een geactualiseerd strafregister, kopieën van vonnissen en arresten en slachtofferfiches aan toe.

Artikel 23

  • Vraag: Wanneer wordt de uitvoering van een gevangenisstraf opgeschort? Wat gebeurt er tijdens deze opschorting?
  • Antwoord: Als de directeur voorstelt om elektronisch toezicht of voorwaardelijke invrijheidstelling toe te kennen, en de veroordeelde voldoet aan de tijdsvoorwaarden, dan wordt de uitvoering van de gevangenisstraf éénmalig van rechtswege (automatisch) opgeschort.
  • Antwoord (Einde opschorting): Deze opschorting eindigt automatisch wanneer het vonnis definitief is, of bij elektronisch toezicht, wanneer het effectieve toezicht begint. De verjaring van de straffen stopt tijdens deze periode.
  • Antwoord (Tussentijdse opsluiting): Tijdens de opschorting kan de procureur des Konings de veroordeelde laten opsluiten als hij de fysieke integriteit van derden ernstig in gevaar brengt of als er risico is dat hij zich aan de straf onttrekt. Dit beëindigt de opschorting.

Artikel 24

  • Vraag: Wanneer geeft het openbaar ministerie (OM) advies over het risico voor derden?
  • Antwoord: Het OM stelt een advies op over een direct waarneembaar risico voor de fysieke integriteit van derden en stuurt dit binnen vijf werkdagen na ontvangst van het advies van de directeur naar de strafuitvoeringsrechter, en een kopie naar de veroordeelde en directeur. Dit gebeurt alleen in gevallen die het OM nuttig acht en waarvoor richtlijnen zijn opgesteld.

Artikel 25

  • Vraag: Wat is de termijn voor de beslissing van de strafuitvoeringsrechter? Kan deze termijn worden verlengd?
  • Antwoord: De strafuitvoeringsrechter doet uitspraak binnen een maand na ontvangst van het dossier van de directeur. De uitspraak gebeurt ten vroegste nadat het advies van het OM is ontvangen of de termijn voor dat advies is verstreken.
  • Antwoord (Verlenging termijn): Als de aanvraag een voorwaardelijke invrijheidstelling betreft voor bepaalde ernstige misdrijven (zoals moord, verkrachting, drugshandel, mensenhandel, bepaalde vormen van huiselijk geweld), en de rechter vindt het dossier niet compleet, dan kan hij aanvullende informatie vragen of een sociaal onderzoek laten uitvoeren. In dat geval kan de beslissingstermijn van één maand eenmalig met maximaal één maand worden verlengd.

Artikel 26

  • Vraag: Welke nieuwe afdeling wordt toegevoegd?
  • Antwoord: Afdeling IV "De beslissing van de strafuitvoeringsrechter" wordt ingevoegd.

Artikel 27

  • Vraag: Wanneer kent de rechter de strafuitvoeringsmodaliteit toe? Vanaf wanneer is het vonnis uitvoerbaar?
  • Antwoord: De strafuitvoeringsrechter kent de modaliteit toe, tenzij hij vaststelt dat de voorwaarden niet zijn vervuld.
  • Antwoord (Uitvoerbaarheid vonnis):
    • Een vonnis voor beperkte detentie, elektronisch toezicht of voorwaardelijke invrijheidstelling wordt uitvoerbaar vanaf de dag dat het definitief is en op z'n vroegst wanneer de veroordeelde voldoet aan de tijdsvoorwaarden.
    • Een vonnis voor voorlopige invrijheidstelling met het oog op overlevering wordt uitvoerbaar op het moment van overlevering.
    • Een vonnis voor voorlopige invrijheidstelling met het oog op verwijdering uit het land wordt uitvoerbaar op het moment van de effectieve verwijdering of overbrenging naar een bevoegde plaats, uiterlijk 20 dagen nadat de veroordeelde een derde van zijn straf heeft uitgezeten. Als de verwijdering of overbrenging dan niet heeft plaatsgevonden, wordt de veroordeelde in vrijheid gesteld.

Artikel 28

  • Vraag: Welke algemene voorwaarden worden opgelegd?
  • Antwoord: Het vonnis tot toekenning van een modaliteit bepaalt dat de veroordeelde onderworpen is aan de volgende algemene voorwaarden:
    1. Geen strafbare feiten plegen.
    2. De slachtoffers niet lastigvallen.
    3. Voor elektronisch toezicht en voorwaardelijke invrijheidstelling: een verblijfplaats hebben en veranderingen direct doorgeven.
    4. Gevolg geven aan oproepingen van het OM of de begeleidende dienst.
    5. Voor voorlopige invrijheidstelling met het oog op verwijdering: het land daadwerkelijk verlaten en niet terugkeren zonder de juiste papieren en voorafgaande toestemming.

Artikel 29

  • Vraag: Kunnen er specifieke, individuele voorwaarden worden opgelegd? Mag iemand met voorwaardelijke invrijheidstelling het land verlaten?
  • Antwoord: De strafuitvoeringsrechter kan de veroordeelde geïndividualiseerde bijzondere voorwaarden opleggen als deze absoluut noodzakelijk zijn om het risico op herhaling te beperken of in het belang van het slachtoffer.
  • Antwoord (Land verlaten): Bij voorwaardelijke invrijheidstelling bepaalt de rechter ook of de veroordeelde tijdens de proeftijd het land mag verlaten. Als dat mag, wordt de maximale periode en frequentie bepaald, en of/hoe het OM vooraf geïnformeerd moet worden.

Artikel 30

  • Vraag: Wie bepaalt de concrete invulling van beperkte detentie of elektronisch toezicht?
  • Antwoord: De strafuitvoeringsrechter bepaalt in het vonnis het programma van de concrete invulling. De bevoegde dienst van de gemeenschappen is vervolgens verantwoordelijk voor de uitwerking van deze concrete invulling.

Artikel 31

  • Vraag: Kan penitentiair verlof (gevangenisverlof) worden toegekend samen met beperkte detentie of elektronisch toezicht? Hoe lang duurt dit verlof?
  • Antwoord: De rechter kan bij de toekenning van beperkte detentie of elektronisch toezicht ook penitentiair verlof toekennen. Als de veroordeelde later verlof aanvraagt, moet dat schriftelijk bij de griffie van de strafuitvoeringsrechtbank.
  • Antwoord (Duur verlof): De rechter bepaalt de duur van het verlof, dat minimaal vier keer zesendertig uur per trimester (drie maanden) moet zijn. Dit verlof wordt elk trimester automatisch vernieuwd. De algemene en bijzondere voorwaarden (zie artikelen 98/21 en 98/22) zijn hier ook van toepassing.

Artikel 32

  • Vraag: Wat gebeurt er als de strafuitvoeringsrechter de modaliteit afwijst?
  • Antwoord: Als de rechter de modaliteit afwijst, moet hij in zijn vonnis de datum vastleggen waarop de veroordeelde een nieuw verzoek kan indienen of de directeur een nieuw advies moet uitbrengen. Deze termijn mag niet langer zijn dan twee maanden na het vonnis.

Artikel 33

  • Vraag: Hoe worden de beslissingen van de rechter gecommuniceerd en wie wordt erover geïnformeerd?
  • Antwoord: Het vonnis wordt binnen 24 uur via aangetekende zending aan de veroordeelde meegedeeld en schriftelijk aan het OM en de directeur. De veroordeelde moet instemmen met de voorwaarden.
  • Antwoord (Slachtoffer): Het slachtoffer wordt zo snel mogelijk en in elk geval binnen 24 uur schriftelijk geïnformeerd over het vonnis en eventuele voorwaarden die in zijn belang zijn opgelegd.
  • Antwoord (Andere instanties): Het vonnis wordt ook gecommuniceerd aan diverse autoriteiten en instanties, zoals:
    • De lokale politiechef van de verblijfplaats.
    • De nationale politiegegevensbank.
    • De bevoegde diensten van de gemeenschappen (die o.a. voor begeleiding zorgen).
    • De Dienst Vreemdelingenzaken (indien relevant).

Artikel 34

  • Vraag: Wanneer kan het openbaar ministerie (OM) vragen om de toegekende modaliteit in te trekken (herroepen)?
  • Antwoord: Het OM kan de zaak aanhangig maken bij de strafuitvoeringsrechter om de modaliteit te herroepen als de veroordeelde de algemene voorwaarde "slachtoffers niet lastigvallen" niet naleeft.
  • Antwoord (Verwijdering uit land): Als de veroordeelde de voorwaarde "grondgebied daadwerkelijk verlaten" niet naleeft, maakt het OM de zaak aanhangig en herroept de rechter de voorlopige invrijheidstelling met het oog op verwijdering. Het OM of de procureur kan dan ook een voorlopige arrestatie bevelen.

Hoofdstuk 2: De vervroegde invrijheidstelling “overbevolking” vanaf zes maanden voor strafeinde

Dit hoofdstuk introduceert een speciale "overbevolking"-regeling voor vervroegde invrijheidstelling.

Artikel 35

  • Vraag: Welk nieuw hoofdstuk wordt ingevoegd?
  • Antwoord: Hoofdstuk II "De vervroegde invrijheidstelling “overbevolking” vanaf zes maanden voor strafeinde" wordt ingevoegd.

Artikel 36

  • Vraag: Wie kan "vervroegde invrijheidstelling overbevolking" krijgen? Wat zijn de voorwaarden?
  • Antwoord: De directeur van de gevangenis kan dit toekennen aan veroordeelden die zes maanden voor het einde van hun straf zijn, op voorwaarde dat ze uitsluitend onherroepelijke vrijheidsstraffen uitzitten en voldoen aan de volgende cumulatieve voorwaarden:
    1. Ze beschikken over een opvangadres.
    2. Ze stellen geen manifest risico voor een ernstige aantasting van de fysieke integriteit van derden.
  • Antwoord (Vreemdelingen zonder verblijfsrecht): Veroordeelden zonder verblijfsrecht kunnen hiervoor in aanmerking komen alleen als de Dienst Vreemdelingenzaken aangeeft dat ze niet onmiddellijk kunnen worden verwijderd of overgebracht. Zij moeten enkel voldoen aan de tweede voorwaarde (geen risico voor derden).
  • Antwoord (Uitsluitingen): De volgende categorieën zijn uitgesloten van deze maatregel:
    • Veroordeelden met een totale straf van meer dan tien jaar.
    • Veroordeelden die straffen ondergaan voor bepaalde zware misdrijven (o.a. terrorisme, mensenhandel, zedenfeiten).
    • Veroordeelden die ter beschikking zijn gesteld van de strafuitvoeringsrechtbank.
    • Veroordeelden die worden gevolgd door het Coördinatieorgaan voor de dreigingsanalyse in het kader van terroristische of extremistische processen.
  • Vraag: Wat zijn de algemene voorwaarden voor deze vervroegde invrijheidstelling?
  • Antwoord: Tijdens de proeftijd gelden de volgende algemene voorwaarden:
    1. Geen strafbare feiten plegen.
    2. De slachtoffers niet lastigvallen.
    3. Een opvangadres blijven hebben en wijzigingen direct doorgeven; of, voor vreemdelingen zonder verblijfsrecht, het grondgebied verlaten en niet terugkeren zonder geldige papieren.
  • Vraag: Hoe lang duurt de proeftijd?
  • Antwoord: De proeftijd is gelijk aan de duur van het resterende deel van de vrijheidsstraffen op het moment van de toekenning.
  • Vraag: Hoe worden de beslissingen gecommuniceerd?
  • Antwoord: De directeur deelt de beslissing mee aan de veroordeelde en informeert het slachtoffer zo snel mogelijk en binnen 24 uur schriftelijk. De beslissing wordt ook gecommuniceerd aan de lokale politie, de nationale gegevensbank, het OM en de Dienst Vreemdelingenzaken (indien relevant).
  • Vraag: Wanneer kan deze vervroegde invrijheidstelling worden herroepen (ingetrokken)?
  • Antwoord: De directeur kan de vervroegde invrijheidstelling herroepen in de volgende gevallen:
    1. Als in een definitieve beslissing wordt vastgesteld dat de veroordeelde tijdens de proeftijd een misdrijf heeft gepleegd.
    2. Bij niet-naleving van de voorwaarde "slachtoffers niet lastigvallen".
    3. Na een voorlopige aanhouding.
  • Antwoord (Gevolgen herroeping): Bij herroeping wordt de periode dat de veroordeelde al vrij was, afgetrokken van de resterende strafduur. Als de maatregel eenmaal is herroepen, kan deze niet opnieuw worden toegekend.
  • Antwoord (Procedure herroeping): De directeur informeert de veroordeelde en alle relevante instanties zo snel mogelijk over de herroeping, en het slachtoffer binnen 24 uur. Als de veroordeelde de fysieke of psychische integriteit van derden ernstig in gevaar brengt, kan de procureur des Konings een voorlopige aanhouding bevelen, waarna de directeur binnen zeven dagen een beslissing over herroeping neemt.
  • Vraag: Wanneer eindigt de vervroegde invrijheidstelling automatisch?
  • Antwoord: De maatregel eindigt automatisch als:
    1. Een vreemdeling zonder verblijfsrecht de voorwaarde "grondgebied daadwerkelijk verlaten" niet nakomt.
    2. De veroordeelde opnieuw wordt opgesloten. In het eerste geval wordt de veroordeelde direct opnieuw opgesloten.

Artikel 37

  • Vraag: Hoe lang is dit hoofdstuk van toepassing? Kan deze datum worden vervroegd?
  • Antwoord: Dit hoofdstuk is van toepassing tot 31 december 2026. De Koning kan, na overleg met de Ministerraad, deze datum vervroegen.

Titel 3 (Nieuw): Wijzigingen van de wet van 17 mei 2006... betreffende de principiële onmogelijkheid om het elektronisch toezicht uit te voeren op de plaats waar het slachtoffer verblijft

Dit is een belangrijke nieuwe bepaling die de positie van slachtoffers versterkt.

Artikel 38 (nieuw)

  • Vraag: Kan elektronisch toezicht (enkelband) worden toegekend als het slachtoffer op hetzelfde adres woont?
  • Antwoord: Als de veroordeelde een straf ondergaat voor bepaalde ernstige feiten (zoals seksuele misdrijven, mensenhandel, bepaalde vormen van intrafamiliaal geweld), dan kan elektronisch toezicht principieel niet worden toegekend als het slachtoffer woont op de plaats waar het elektronisch toezicht zal worden uitgevoerd.
  • Antwoord (Uitzondering): De strafuitvoeringsrechter kan uitzonderlijk toch toestemming geven, maar dan moet dit besluit specifiek gemotiveerd zijn met bijzondere redenen die duidelijk maken waarom de uitvoering van het elektronisch toezicht op het adres van het slachtoffer geen gevaar voor het slachtoffer inhoudt.

Artikel 39 (nieuw)

  • Vraag: Geldt dezelfde regel ook voor de strafuitvoeringsrechtbank?
  • Antwoord: Ja, dezelfde regel en uitzonderingsmogelijkheid zoals beschreven in artikel 38, geldt ook voor de strafuitvoeringsrechtbank.

Titel 4 (Vroeger Titel 3): Overgangsbepalingen

Dit deel regelt hoe de overgang naar de nieuwe wetgeving verloopt.

Artikel 40 (vroeger art. 38)

  • Vraag: Hoe worden lopende aanvragen behandeld die al bij de strafuitvoeringsrechter liggen? Wat gebeurt er met mensen die al van een opschorting genieten?
  • Antwoord: Alle aanvragen voor de verschillende strafuitvoeringsmodaliteiten die al aanhangig waren bij de strafuitvoeringsrechter op het moment dat deze wet ingaat, worden behandeld volgens de nieuwe regels (artikelen 98/6 tot 98/26). Uitzondering zijn aanvragen waarvoor gespecialiseerd advies nodig is.
  • Antwoord (Lopende opschortingen): Veroordeelden die al een automatische opschorting van hun strafuitvoering hadden, blijven hiervan genieten. De directeur moet voor hen uiterlijk drie maanden na de inwerkingtreding van de wet een advies uitbrengen.
  • Antwoord (Uitzondering aanvragen): Aanvragen waarbij al een beslissingsdatum was vastgesteld of die opnieuw moeten worden behandeld na een vernietiging door het Hof van Cassatie, worden volgens de oude regels behandeld.

Artikel 41 (vroeger art. 39)

  • Vraag: Wat gebeurt er met vreemdelingen zonder verblijfsrecht die al een deel van hun straf hebben uitgezeten?
  • Antwoord: Als op het moment van de inwerkingtreding van de wet een veroordeelde zonder verblijfsrecht al bijna (op zes maanden na) een derde van zijn straffen heeft uitgezeten, en er geen aanvraag voor voorlopige invrijheidstelling met het oog op verwijdering loopt, dan moet de directeur ambtshalve een advies opstellen. Dit advies volgt op een advies van de Dienst Vreemdelingenzaken en moet uiterlijk drie maanden na de inwerkingtreding van de wet worden uitgebracht.

Artikel 42 (vroeger art. 40)

  • Vraag: Hoe moeten verwijzingen naar strafuitvoeringsmodaliteiten in andere wetten worden geïnterpreteerd?
  • Antwoord: Tijdens de geldigheidsduur van deze wet moeten alle verwijzingen naar de 'oude' strafuitvoeringsmodaliteiten (in titel V van de wet van 17 mei 2006) ook gelezen worden als een verwijzing naar de 'nieuwe' tijdelijke modaliteiten (in titel XIIquater van diezelfde wet). Dit zorgt ervoor dat de nieuwe regels ook van toepassing zijn waar de oude werden bedoeld.

Titel 5 (Vroeger Titel 4): Inwerkingtreding

Artikel 43 (vroeger art. 41)

  • Vraag: Wanneer treedt deze wet in werking?
  • Antwoord: Deze wet treedt in werking op de dag van publicatie in het Belgisch Staatsblad. Dat is het officiële blad waarin nieuwe wetten en besluiten worden bekendgemaakt.