HOOFDSTUK 1. — Inleidende bepaling
Artikel 1.
- Vraag:
Wat regelt dit eerste artikel?
- Antwoord:
Dit artikel stelt vast dat de wet een zaak regelt die valt onder artikel
74 van de Grondwet. Dit is een technische juridische verwijzing die
aangeeft hoe de wet tot stand is gekomen en behandeld is in het parlement.
HOOFDSTUK 2. — Inhoud van titel 1 “Persoonlijke
zekerheden” van boek 9 “Zekerheden” van het Burgerlijk Wetboek
Artikel 2.
- Vraag:
Wat voegt dit artikel toe aan het Burgerlijk Wetboek?
- Antwoord:
Dit artikel introduceert een nieuwe titel, "Titel 1. Persoonlijke
zekerheden," in Boek 9 "Zekerheden" van het Burgerlijk
Wetboek. Deze nieuwe titel bevat alle regels over persoonlijke zekerheden
en is een wijziging van eerdere wetten uit 2019 en 2022.
HOOFDSTUK 1. Gemeenschappelijke regels (binnen Boek 9,
Titel 1)
Art. 9.1.1. Aanvullend recht
- Vraag:
Wat betekent het dat dit aanvullend recht is?
- Antwoord:
Dit betekent dat partijen (zoals de schuldeiser en de zekerheidssteller)
in principe mogen afwijken van de regels in deze titel, tenzij het
om definities gaat of de wet expliciet iets anders bepaalt. De regels zijn
dus niet altijd verplicht.
Art. 9.1.2. Definities
- Vraag:
Welke belangrijke begrippen worden hier gedefinieerd?
- Antwoord:
Dit artikel geeft belangrijke definities voor de toepassing van de titel:
- Persoonlijke
zekerheid: Een belofte van een derde partij om een schuldeiser te
garanderen dat de hoofdschuldenaar zijn verplichting zal nakomen.
- Accessoire
persoonlijke zekerheid of borgtocht: Een persoonlijke zekerheid die afhankelijk
is van de geldigheid, voorwaarden, omvang en voortbestaan van de
hoofdverplichting die wordt gegarandeerd. Dit is de meest voorkomende
vorm van zekerheid.
- Autonome
persoonlijke zekerheid of autonome garantie: Een persoonlijke
zekerheid die, volgens de afspraken, niet afhankelijk is van de
geldigheid, voorwaarden, omvang en voortbestaan van de hoofdverplichting.
Dit is een meer zelfstandige vorm van zekerheid.
- Hoofdschuldenaar:
De persoon die de oorspronkelijke verplichting heeft tegenover de
schuldeiser.
- Hoofdelijkheid
tot zekerheid: Als iemand zich hoofdelijk medeschuldenaar maakt, maar
de schuld hen zelf niet direct aangaat, dient het als zekerheid.
- Zekerheid
voor alle schuldvorderingen: Een persoonlijke zekerheid die is
afgesproken om alle bestaande en toekomstige verplichtingen van de
hoofdschuldenaar te garanderen, of een soortgelijke brede strekking
heeft.
- Hoofdverbintenis
of gewaarborgde verbintenis: De oorspronkelijke verplichting die door
de persoonlijke zekerheid wordt gedekt.
- Zakelijke
borgtocht: Een zakelijke zekerheid (bijvoorbeeld een hypotheek) die
gesteld wordt voor de schuld van iemand anders.
- Patronaatsverklaring:
Een toezegging, bindend of niet, van een derde dat de hoofdschuldenaar
zijn verplichting zal nakomen.
Art. 9.1.3. Toepassingsgebied
- Vraag:
Op welke vormen van zekerheid is dit hoofdstuk van toepassing?
- Antwoord:
Dit hoofdstuk is van toepassing op alle vormen van persoonlijke
zekerheid, met een speciale nadruk op de accessoire persoonlijke
zekerheid (borgtocht) en de autonome persoonlijke zekerheid (autonome
garantie).
Art. 9.1.4. Ontstaan
- Vraag:
Hoe kan een persoonlijke zekerheid tot stand komen?
- Antwoord:
Een persoonlijke zekerheid kan voortvloeien uit een contract
(overeenkomst), een eenzijdige wilsuiting (een verklaring van één
partij), of de wet. Bovendien kan een persoonlijke zekerheid
gesteld worden zonder opdracht van de hoofdschuldenaar, en zelfs zonder
zijn medeweten. Het kan ook gesteld worden voor de hoofdschuldenaar of
voor iemand anders die zich al borg heeft gesteld voor de hoofdschuldenaar.
Art. 9.1.5. Rechtverkrijgenden van de zekerheidssteller
- Vraag:
Wat gebeurt er met de verplichtingen van de zekerheidssteller als deze
overlijdt?
- Antwoord:
De verplichtingen van de persoonlijke zekerheidssteller (degene die de
zekerheid stelt) gaan over op zijn erfgenamen en andere algemene
rechtverkrijgenden.
Art. 9.1.6. Zekere wilsuiting
- Vraag:
Wordt een persoonlijke zekerheid zomaar aangenomen?
- Antwoord:
Nee, een persoonlijke zekerheidsstelling wordt niet vermoed. De wil
om deze zekerheid te stellen moet zeker en duidelijk zijn en mag
niet verder gaan dan de grenzen die zijn afgesproken.
Art. 9.1.7. Interpretatie
- Vraag:
Hoe moet een persoonlijke zekerheidsstelling worden uitgelegd bij twijfel?
- Antwoord:
Bij twijfel over de reikwijdte van de persoonlijke zekerheidsstelling,
moet deze worden uitgelegd in het voordeel van de zekerheidssteller
(degene die de zekerheid heeft gesteld).
Art. 9.1.8. Hoofdelijkheid tot zekerheid en sterkmaking
tot uitvoering
- Vraag:
Wat zijn de regels voor hoofdelijkheid tot zekerheid en sterkmaking tot
uitvoering?
- Antwoord:
Ongeacht eventuele afwijkende afspraken, vallen hoofdelijkheid tot
zekerheid onder dit hoofdstuk en specifieke artikelen (5.160 tot
5.165) van het Burgerlijk Wetboek. Sterkmaking tot uitvoering (een
belofte dat een derde een prestatie zal leveren) valt ook onder dit
hoofdstuk en een ander specifiek artikel (5.106).
Art. 9.1.9. Solvabiliteit en bekwaamheid van de
zekerheidssteller
- Vraag:
Welke eisen worden gesteld aan de zekerheidssteller?
- Antwoord:
De hoofdschuldenaar die verplicht is een persoonlijke zekerheid te stellen
(door wet, rechterlijke uitspraak of contract), moet een zekerheidssteller
aanbieden die bekwaam is om contracten aan te gaan en voldoende
solvabel (financieel draagkrachtig) is om de verplichting na te komen.
Art. 9.1.10. Insolvabiliteit van de zekerheidssteller
- Vraag:
Wat gebeurt er als de zekerheidssteller later insolvent wordt?
- Antwoord:
Als de zekerheidssteller die door de schuldeiser is geaccepteerd of door
de rechter is toegewezen, later insolvent (niet meer in staat om te
betalen) wordt, moet de hoofdschuldenaar een andere persoonlijke
zekerheid bieden. Deze regel kent een uitzondering als de zekerheid is
verleend op basis van een contract waarin de schuldeiser specifiek die
persoon als zekerheidssteller heeft geëist.
Hoofdstuk 2. Accessoire persoonlijke zekerheid
(borgtocht)
Afdeling 1. Aard en omvang van de borgtocht
Art. 9.1.11. Vermoeden van borgtocht
- Vraag:
Welke soort persoonlijke zekerheid wordt standaard aangenomen?
- Antwoord:
Elke persoonlijke zekerheid wordt vermoed een borgtocht te zijn,
tenzij de schuldeiser kan aantonen dat iets anders is overeengekomen. Dit
betekent dat als er geen duidelijke afspraken zijn over het type
zekerheid, het als een borgtocht wordt behandeld.
Art. 9.1.12. Accessoir karakter
- Vraag:
Wat betekent het "accessoire karakter" van een borgtocht?
- Antwoord:
De geldigheid, de voorwaarden, de omvang en het voortbestaan van de
verplichting van de borg (garant) zijn afhankelijk van de geldigheid,
voorwaarden, omvang en het voortbestaan van de hoofdverplichting. Dit
is een kernkenmerk van de borgtocht: als de hoofdverplichting wegvalt of
verandert, heeft dit direct invloed op de borgtocht.
Art. 9.1.13. Omvang van de gewaarborgde verbintenis
- Vraag:
Hoe ver reikt de verplichting van de borg?
- Antwoord:
De verplichting van de borg gaat niet verder dan de gewaarborgde
verbintenis (de hoofdverplichting).
- Als
een borgtocht voor een groter bedrag of onder zwaardere voorwaarden is
aangegaan dan de hoofdverplichting, is deze niet nietig, maar wordt verminderd
tot de omvang van de hoofdverplichting.
- Een
borgtocht kan wel voor slechts een deel van de hoofdverplichting of onder
minder zware voorwaarden worden aangegaan.
- Als
de schuldeiser en hoofdschuldenaar na het ontstaan van de borgtocht
afspraken maken die de omvang van de gewaarborgde verplichtingen
vergroten, de voorwaarden verzwaren of de opeisbaarheid vervroegen, blijft
de verplichting van de borg onveranderd, tenzij het een borgtocht
voor alle schuldvorderingen betreft.
Art. 9.1.14. Excepties
- Vraag:
Welke verweermiddelen kan de borg inroepen tegen de schuldeiser?
- Antwoord:
De borg kan de schuldeiser alle verweermiddelen (excepties) tegenwerpen
die inherent zijn aan de gewaarborgde verplichting. Dit betreft
verweermiddelen over het bestaan, de geldigheid, de afdwingbaarheid, de
voorwaarden of het voortbestaan van de hoofdverplichting.
- De
borg kan echter geen persoonlijke verweermiddelen van de
hoofdschuldenaar (zoals onbekwaamheid) tegenwerpen als de borg hiervan op
de hoogte was toen de borgtocht werd aangegaan.
- De
borg kan zich ook niet beroepen op een gerechtelijke kwijtschelding in
het kader van een insolventieprocedure of een uitstel van betaling.
Art. 9.1.15. Gezag van gewijsde
- Vraag:
Wat betekent "gezag van gewijsde" voor de borg?
- Antwoord:
De borg kan zich beroepen op het gezag van gewijsde van
gerechtelijke beslissingen die zijn genomen tussen de schuldeiser en de
hoofdschuldenaar. Dit betekent dat als een rechterlijke uitspraak tussen
de schuldeiser en de hoofdschuldenaar is gedaan, de borg deze uitspraak
kan gebruiken in zijn voordeel.
Art. 9.1.16. Toekomstige verbintenissen – Borgtocht voor
alle schuldvorderingen
- Vraag:
Kan een borgtocht voor toekomstige verplichtingen worden aangegaan, en wat
zijn de regels voor een "borgtocht voor alle schuldvorderingen"?
- Antwoord:
Ja, een borgtocht kan worden aangegaan voor toekomstige verplichtingen, op
voorwaarde dat deze voldoende bepaalbaar zijn, ongeacht afwijkende
afspraken.
- Voor
een borgtocht voor alle schuldvorderingen geldt dat deze altijd
het maximale bedrag van de verplichtingen van de borg moet
vermelden.
- Als
er geen maximumbedrag is bepaald, is de borgtocht beperkt tot
de verplichtingen die al bestonden toen de borgtocht werd aangegaan.
Art. 9.1.17. Interpretatie borgtocht voor alle
schuldvorderingen
- Vraag:
Hoe wordt een borgtocht voor alle schuldvorderingen geïnterpreteerd?
- Antwoord:
Ongeacht afwijkende afspraken, strekt een borgtocht voor alle
schuldvorderingen zich alleen uit tot verplichtingen die redelijk
voorzienbaar waren toen de borgtocht werd gesloten.
- Een
dergelijke borgtocht dekt enkel verplichtingen die zijn ontstaan uit contracten
gesloten tussen de hoofdschuldenaar en de schuldeiser.
- De
borgtocht wordt niet uitgebreid tot schulden van erfgenamen van de
hoofdschuldenaar, of in het geval van een rechtspersoon, van een
rechtspersoon die is opgeslorpt door de hoofdschuldenaar. Ook niet tot
schulden die overgaan naar een hoofdschuldenaar als gevolg van de
overdracht of inbreng van een bedrijfstak.
- De
borgtocht strekt zich ook niet uit tot vorderingen van een vorige
schuldeiser die zijn ontstaan voordat de huidige schuldeiser de rechten
verkreeg en die op dat moment niet door de borgtocht werden gedekt.
Art. 9.1.18. Rechtverkrijgenden van de borg
- Vraag:
Wat zijn de verplichtingen van de erfgenamen van een borg?
- Antwoord:
De erfgenamen en andere rechtverkrijgenden van de borg zijn alleen
verantwoordelijk voor de verplichtingen die bestonden op het moment van
het overlijden of de verkrijging van de rechten.
- Als
de borg een natuurlijke persoon is, wordt een afwijkende afspraak bij
diens overlijden als niet geschreven beschouwd, wat betekent dat
de wettelijke regel over de beperking tot bestaande verplichtingen
prevaleert.
Art. 9.1.19. Opzegging van de borgtocht voor onbepaalde
duur
- Vraag:
Hoe kan een borgtocht van onbepaalde duur worden beëindigd?
- Antwoord:
Een borgtocht kan worden aangegaan voor een bepaalde of onbepaalde duur.
- Als
de borgtocht voor een onbepaalde duur is, kan elke partij deze
beëindigen met inachtneming van een redelijke opzegtermijn
(ongeacht afwijkende afspraken).
- Deze
opzegtermijn bedraagt vijfenveertig dagen, tenzij een kortere
termijn is overeengekomen.
- Wanneer
de borgtocht op deze manier wordt beëindigd, blijft de borg gehouden
voor schulden die ontstaan zijn vóór het einde van de opzegtermijn,
zelfs als deze nog niet opeisbaar zijn, tenzij de aansprakelijkheid van
de borg contractueel is beperkt.
Art. 9.1.20. Omvang van de dekking
- Vraag:
Wat dekt een borgtocht als de omvang onbepaald is, en wat als er een
maximumbedrag is?
- Antwoord:
- Als
de omvang van de borgtocht onbepaald is (paragraaf 1): De borgtocht
dekt de gewaarborgde verplichting in hoofdsom en accessoria
(bijkomende kosten), zoals rente, schadevergoeding of de kosten van een
boetebeding bij niet-nakoming door de hoofdschuldenaar.
- Gerechtelijke
en buitengerechtelijke kosten van rechtsvervolging zijn ook gedekt, mits
de borg tijdig is geïnformeerd om deze kosten te voorkomen.
- Als
de hoofdverplichting een andere prestatie dan geldbetaling betreft, dekt
de borgtocht ook de schadevergoeding bij niet-nakoming, tenzij anders is
afgesproken in het voordeel van de borg.
- Als
er een maximumbedrag is voor de aansprakelijkheid van de borg (paragraaf
2): Het artikel verwijst naar dit maximumbedrag voor de dekking. (De
details van dit lid zijn niet volledig in de bron, maar de strekking is
dat het maximumbedrag de grens stelt).
Art. 9.1.21. Pluraliteit van borgen
- Vraag:
Wat als meerdere borgen dezelfde verplichting hebben gegarandeerd?
- Antwoord:
Als meerdere borgen dezelfde verplichting hebben gegarandeerd, is elke
borg hoofdelijk verbonden met de andere borgen ten opzichte van de
schuldeiser, binnen de grenzen van zijn eigen verplichting. Dit geldt ook
als zij hun verplichtingen onafhankelijk van elkaar zijn aangegaan.
- De
bijkomende gevolgen van hoofdelijkheid (bedoeld in artikel 5.163) zijn niet
van toepassing op borgen die zich onafhankelijk van elkaar hebben
verbonden.
- Deze
regel is ook van toepassing op de zakelijke borgtocht (waarbij een zaak
als zekerheid dient voor andermans schuld).
Afdeling 2. Gevolgen van de borgtocht tussen de
schuldeiser en de borg
Art. 9.1.22. Subsidiaire aard – Ingebrekestelling
- Vraag:
Wanneer moet de borg zijn verplichting nakomen en welke informatie moet de
schuldeiser verstrekken?
- Antwoord:
De borg is niet verplicht tot nakoming voordat de hoofdschuldenaar in
gebreke is (niet betaalt of zijn verplichting niet nakomt).
- De
schuldeiser die de hoofdschuldenaar in gebreke stelt, is verplicht om dit
tegelijkertijd ook aan de borg mede te delen.
Art. 9.1.23. Voorrecht van uitwinning
- Vraag:
Moet de schuldeiser eerst proberen om de betaling van de hoofdschuldenaar
te krijgen voordat hij de borg aanspreekt?
- Antwoord:
Ja, de schuldeiser moet, voordat hij nakoming van de borg eist, geschikte
pogingen ondernemen om betaling te verkrijgen van de hoofdschuldenaar.
- Er
is een uitzondering als de borg zich hoofdelijk heeft verbonden.
- De
schuldeiser hoeft deze voorafgaande poging ook niet te doen als het klaarblijkelijk
onmogelijk of buitensporig moeilijk is om betaling van de
hoofdschuldenaar te krijgen. Dit geldt in het bijzonder wanneer de
hoofdschuldenaar failliet is, in gerechtelijke reorganisatie verkeert of
in collectieve schuldenregeling zit, tenzij er voor dezelfde verplichting
een zakelijke zekerheid (bijv. hypotheek) is gesteld.
Art. 9.1.24. Informatieplicht
- Vraag:
Welke informatie moet de schuldeiser aan de borg geven?
- Antwoord:
Ongeacht afwijkende afspraken, is de schuldeiser verplicht om de borg, op
diens verzoek, zonder uitstel te informeren over het bedrag van de
gewaarborgde verplichting.
Afdeling 3. Gevolgen van de borgtocht tussen
hoofdschuldenaar en borg en tussen borgen onderling
Art. 9.1.25. Verhaalsrecht borg
- Vraag:
Wat zijn de rechten van de borg nadat deze de schuldeiser heeft betaald?
- Antwoord:
De borg kan de terugbetaling eisen van de hoofdschuldenaar voor het
bedrag dat hij aan de schuldeiser heeft betaald. Om dit te verzekeren,
treedt de borg (binnen de grenzen van wat hij heeft betaald) in de
rechten van de schuldeiser (subrogatie) tegenover de hoofdschuldenaar,
ongeacht afwijkende afspraken.
- In
geval van gedeeltelijke nakoming hebben de resterende rechten van de
schuldeiser voorrang op de rechten waarin de borg is gesubrogeerd.
- Door
deze subrogatie gaan de accessoria (bijkomende rechten), inclusief
persoonlijke en zakelijke zekerheidsrechten, automatisch over op de
borg, zelfs als overdracht normaal is uitgesloten. Rechten tegenover
andere zekerheidsstellers kunnen alleen binnen de grenzen van artikel
9.1.26 worden uitgeoefend.
- Als
de hoofdschuldenaar niet gebonden is aan de schuldeiser (bijv. door
onbekwaamheid, of niet-bestaan van de rechtspersoon), kan de borg toch
terugbetaling eisen van de hoofdschuldenaar ter hoogte van diens
verrijking. Dit geldt ook als de rechtspersoon niet geldig is
opgericht.
Art. 9.1.26. Pluraliteit van borgen: onderling verhaal
- Vraag:
Wat gebeurt er als er meerdere borgen of zekerheidsstellers zijn?
- Antwoord:
Als er meerdere persoonlijke of zakelijke zekerheidsstellers zijn voor
dezelfde verplichting (zoals bedoeld in artikel 9.1.21), hebben zij een onderling
verhaalsrecht op elkaar in verhouding tot ieders aandeel.
- Het
aandeel van elke zekerheidssteller wordt bepaald door de verhouding van
hun maximumrisico tot de som van de maximumrisico's van alle
zekerheidsstellers. Het moment van de laatste zekerheidsstelling is
hierbij bepalend.
- Bij
een persoonlijke zekerheid wordt het maximumrisico bepaald door het
overeengekomen maximumbedrag. Als geen maximumbedrag is afgesproken,
wordt de waarde van de bezwaarde goederen bepalend.
- Deze
regels gelden niet voor zakelijke zekerheden die door de
hoofdschuldenaar zelf zijn gesteld, of voor zekerheidsstellers waarop de
schuldeiser geen aanspraak had kunnen maken toen hij betaald werd.
Art. 9.1.27. Pluraliteit van borgen: verhaal tegenover de
hoofdschuldenaar
- Vraag:
Kan een borg die een andere zekerheidssteller heeft betaald, dit bedrag
terughalen bij de hoofdschuldenaar?
- Antwoord:
Ja, ongeacht afwijkende afspraken, kan elke borg die een verhaalsvordering
van een andere zekerheidssteller heeft voldaan, de terugbetaling eisen
van de hoofdschuldenaar voor het betaalde bedrag. Hij treedt dan (tot
het bedrag van zijn betaling) in de rechten die de andere
zekerheidssteller tegenover de hoofdschuldenaar had verkregen
(subrogatie).
Art. 9.1.28. Verbintenissen van de borg voor nakoming
- Vraag:
Wat moet de borg doen voordat hij de schuldeiser betaalt?
- Antwoord:
Voordat de borg de schuldeiser betaalt, moet hij de hoofdschuldenaar op
de hoogte stellen van zijn voornemen en bij de hoofdschuldenaar informeren
naar het uitstaande bedrag en diens eventuele verweermiddelen of
tegenvorderingen.
- Als
de borg betaalt zonder zich te informeren, of nalaat een verweermiddel in
te roepen dat hem door de hoofdschuldenaar is meegedeeld of uit andere
bronnen bekend is, is hij aansprakelijk voor de daardoor veroorzaakte
schade tegenover de hoofdschuldenaar.
- De
rechten van de borg tegenover de schuldeiser blijven hierdoor echter ongewijzigd.
Art. 9.1.29. Anticipatief verhaalsrecht
- Vraag:
Kan de borg al actie ondernemen tegen de hoofdschuldenaar voordat hij zelf
heeft betaald?
- Antwoord:
Ja, de borg kan de hoofdschuldenaar in rechte aanspreken om door hem
schadeloos gesteld te worden, zelfs voordat hij zelf heeft betaald, in de
volgende gevallen:
- Als
hij voor betaling in rechte wordt vervolgd.
- Als
de hoofdschuldenaar insolvent is of in een staat van kennelijk
onvermogen verkeert.
- Als
de hoofdschuldenaar heeft beloofd hem binnen een bepaalde tijd van
zijn borgtocht te ontslaan.
- Als
de hoofdverplichting opeisbaar is geworden door het verstrijken
van de afgesproken termijn.
- Na
tien jaar, als de hoofdverplichting geen vaste vervaldatum heeft,
tenzij de verplichting van aard is dat deze niet voor een bepaalde tijd
kan vervallen.
Afdeling 4. Tenietgaan van de borgtocht
Art. 9.1.30. Zelfstandige gronden
- Vraag:
Hoe kan een borgtocht eindigen?
- Antwoord:
De verplichting uit borgtocht eindigt door dezelfde oorzaken als andere
verplichtingen (bijv. betaling, kwijtschelding, verjaring).
- Als
een borgtocht een termijn bevat waarbinnen de borg moet worden
aangesproken, is de borg bevrijd als de schuldeiser binnen die
termijn geen kennisgeving heeft gedaan.
Art. 9.1.31. Schuldvermenging
- Vraag:
Wat gebeurt er als de hoofdschuldenaar en de borg één persoon worden
(bijv. door erfopvolging)?
- Antwoord:
Schuldvermenging (wanneer de rollen van schuldenaar en schuldeiser in één
persoon samenvallen) in de persoon van de hoofdschuldenaar en zijn borg
(bijvoorbeeld als de een erfgenaam wordt van de ander) doet de
vordering van de schuldeiser tegen iemand die borg stond voor de borg,
niet teniet.
Art. 9.1.32. Verhinderde subrogatie
- Vraag:
Kan de borg vrijgesteld worden als de schuldeiser voorkomt dat de borg in
diens rechten kan treden?
- Antwoord:
Ja, ongeacht afwijkende afspraken, is de borg bevrijd voor zover hij
door de fout van de schuldeiser niet meer in de rechten of nuttige
hypotheken, pandrechten en voorrechten van die schuldeiser kan treden.
Het moment waarop deze rechten zijn ontstaan is hierbij niet van belang.
Art. 9.1.33. Inbetalinggeving
- Vraag:
Wat gebeurt er als de hoofdschuldenaar de schuldeiser betaalt door middel
van een goed in plaats van geld?
- Antwoord:
In geval van inbetalinggeving (het geven van een goed ter
voldoening van een geldschuld) is de borg bevrijd, zelfs als het
ontvangen goed naderhand door de schuldeiser wordt verloren aan een derde
met een beter recht (uitwinning).
Art. 9.1.34. Termijnverlenging
- Vraag:
Wat is het effect van een verlenging van de betalingstermijn door de
schuldeiser aan de hoofdschuldenaar op de borgtocht?
- Antwoord:
Een simpele termijnverlenging, die de schuldeiser aan de
hoofdschuldenaar geeft, ontslaat de borg niet. De borg kan in dit
geval toch aanspraak maken op zijn rechten. (De bron is hier afgebroken
voor het volledige antwoord, maar dit is de essentie).
Hoofdstuk 3. Autonome persoonlijke zekerheid
Art. 9.1.35. Toepassingsgebied
- Vraag:
Wat is het fundamentele kenmerk van een autonome garantie?
- Antwoord:
De geldigheid, voorwaarden, omvang en het voortbestaan van de autonome
garantie zijn niet afhankelijk van de geldigheid, voorwaarden, omvang en
het voortbestaan van de gewaarborgde verplichting. Dit is het grote
verschil met een borgtocht (die accessoir is).
- Een
algemene verwijzing naar een gewaarborgde verplichting (inclusief een
persoonlijke zekerheid) doet geen afbreuk aan de autonome aard van de
zekerheid.
- Dit
hoofdstuk is ook van toepassing op zogenaamde "stand-by
kredietbrieven".
Art. 9.1.36. Verbintenissen van de steller van de
autonome garantie bij afroep van de autonome garantie
- Vraag:
Wanneer moet de steller van de autonome garantie betalen en welke
excepties kan hij inroepen?
- Antwoord:
De steller van de autonome garantie is alleen verplicht te betalen als
het verzoek om betaling voldoet aan de specifieke voorwaarden die in de
autonome garantie zijn gesteld. Hij mag enkel rekening houden met het
verzoek zelf om dit te bepalen.
- Na
ontvangst van het verzoek moet de steller van de garantie direct de
opdrachtgever informeren en aangeven of het verzoek wel of niet
voldoet.
- De
steller van de garantie kan de begunstigde (degene die het geld krijgt) alleen
verweermiddelen tegenwerpen die voortkomen uit hun eigen relatie.
- Hij
kan geen verweermiddelen tegenwerpen die te maken hebben met de
gewaarborgde verplichting (de hoofdverplichting) of die voortkomen
uit zijn relatie met de opdrachtgever of de hoofdschuldenaar.
- De
steller moet het verzoek zonder vertraging en uiterlijk binnen zeven
werkdagen uitvoeren, of de begunstigde informeren over zijn weigering
en de redenen daarvoor.
- De
steller van de autonome garantie is aansprakelijk voor schade
veroorzaakt door het niet nakomen van deze verplichtingen.
Art. 9.1.37. Manifest abusief of bedrieglijk verzoek
- Vraag:
Wat moet de steller van een autonome garantie doen bij een duidelijk
misbruik of bedrog?
- Antwoord:
De steller van de autonome garantie moet een verzoek tot betaling
weigeren als het voor hem onmiddellijk duidelijk is dat het verzoek
manifest abusief of bedrieglijk is.
- In
zo'n geval mag degene die opdracht gaf voor de garantie, of wiens
verplichtingen worden gegarandeerd, de nakoming door de steller van de
garantie of een verzoek daartoe door de begunstigde verbieden.
Art. 9.1.38. Recht op terugvordering van de steller van
de autonome garantie
- Vraag:
Kan de steller van de autonome garantie geld terughalen van de
begunstigde?
- Antwoord:
Ja, de steller van de autonome garantie heeft het recht om van de
begunstigde terug te vorderen wat deze heeft ontvangen, als het verzoek
tot betaling niet voldeed aan de voorwaarden van de autonome garantie.
Art. 9.1.39. Termijn
- Vraag:
Hoe lang duurt de verplichting van de steller van de autonome garantie?
- Antwoord:
Als er direct of indirect een termijn is bepaald, eindigt de
verplichting van de steller van de autonome garantie bij het verstrijken
van die termijn.
- Elk
verzoek om betaling moet, om geldig te zijn, de steller van de autonome
garantie bereiken voordat die termijn verstrijkt.
- Als
er geen termijn is bepaald, is de autonome garantie opzegbaar met
inachtneming van een redelijke opzegtermijn.
Art. 9.1.40. Overdracht
- Vraag:
Kan een autonome garantie worden overgedragen?
- Antwoord:
De overdracht van de gewaarborgde verplichting (de hoofdverplichting) leidt
niet tot de overdracht van een autonome garantie.
- Een
autonome garantie kan niet worden overgedragen aan een andere
begunstigde.
- Nadat
de autonome garantie is ingeroepen (nadat betaling is gevraagd), kan de
vordering tot betaling wel worden overgedragen of verpand.
Art. 9.1.41. Rechten van de steller van de autonome
garantie na nakoming
- Vraag:
Welke rechten heeft de steller van de autonome garantie nadat hij heeft
betaald?
- Antwoord:
De steller van de autonome garantie kan van de opdrachtgever van de
garantie alle betaalde bedragen terugvorderen. Ter zekerheid
hiervan treedt de steller van de autonome garantie (binnen de betaalde
bedragen) in de rechten van de opdrachtgever tegenover degene wiens
verplichtingen zijn gegarandeerd.
Hoofdstuk 4. Persoonlijke zekerheid gesteld door een
consument
Art. 9.1.42. Toepassingsgebied
- Vraag:
Wanneer is dit hoofdstuk van toepassing en wie wordt als consument
beschouwd in dit verband?
- Antwoord:
Dit hoofdstuk is van toepassing wanneer een persoonlijke zekerheid
wordt gesteld door een consument.
- Een
consument is gedefinieerd in artikel I.1, 2° van het Wetboek van
economisch recht.
- Als
de hoofdschuldenaar een rechtspersoon is, is dit hoofdstuk niet van
toepassing op de zekerheidssteller als deze substantiële invloed
kan uitoefenen op de besluitvorming van die rechtspersoon (bijv. een
bestuurder die persoonlijk borg staat voor zijn eigen bedrijf).
- Dit
hoofdstuk is ook niet van toepassing als de schuldeiser buiten
zijn beroepsactiviteit optreedt, met uitzondering van enkele specifieke
artikelen.
Art. 9.1.43. Toepasselijke regels
- Vraag:
Welke regels gelden voor een persoonlijke zekerheid gesteld door een
consument en kan hiervan worden afgeweken?
- Antwoord:
Voor persoonlijke zekerheden die onder dit hoofdstuk vallen, gelden de
regels van de hoofdstukken 1 en 2, tenzij dit hoofdstuk anders bepaalt.
- Een
consument kan geen andere persoonlijke zekerheid verlenen dan een
borgtocht.
- Als
een consument een autonome garantie, sterkmaking tot uitvoering, bindende
patronaatsverklaring of hoofdelijkheid tot zekerheid stelt, wordt deze automatisch
omgezet in een borgtocht.
- Er
mag niet ten nadele van de zekerheidssteller worden afgeweken van
de regels van dit hoofdstuk, noch van enkele specifieke artikelen
(9.1.12, 9.1.13 lid 1 en 4, 9.1.14 lid 1 en 2, 9.1.15, 9.1.21, 9.1.22,
9.1.29 en 9.1.32). Dit zijn beschermende bepalingen.
- De
bewijslast dat de persoonlijke zekerheidssteller op het moment van
de zekerheidsstelling géén consument is, ligt bij de schuldeiser.
- De
Koning kan bepalen welke vermeldingen in het contract moeten staan en
welke informatie over de hoofdverplichting moet worden gegeven, na advies
van de bijzondere raadgevende commissie Onrechtmatige bedingen.
Art. 9.1.44. Precontractuele informatieplicht van de
schuldeiser
- Vraag:
Welke informatie moet de schuldeiser aan de consument-zekerheidssteller
geven voordat de zekerheid wordt gesteld?
- Antwoord:
Voordat de zekerheid wordt gesteld, moet de schuldeiser de beoogde
zekerheidssteller informeren over:
- De
omvang van de gewaarborgde schuldvordering.
- Het
algemene gevolg van de beoogde zekerheid.
- De
bijzondere risico's waaraan de zekerheidssteller kan zijn
blootgesteld, gelet op de financiële situatie van de hoofdschuldenaar.
Deze informatie moet gebaseerd zijn op wat voor de schuldeiser
toegankelijk is.
- De
schending van deze informatieplicht wordt gesanctioneerd volgens artikel
5.17.
- Het
bewijs van nakoming van deze informatieplicht rust op de
schuldeiser.
Art. 9.1.45. Vormvereisten
- Vraag:
Welke vormvereisten gelden voor een consumenten zekerheidsstelling?
- Antwoord:
De zekerheidsstelling moet op straffe van nietigheid in een schriftelijk
document worden vastgelegd dat onderscheiden is van het
hoofdcontract en waaruit de toestemming van de zekerheidssteller
blijkt.
Art. 9.1.46. Dekking
- Vraag:
Hoe is de dekking van een persoonlijke zekerheid voor toekomstige
schuldvorderingen door een consument beperkt?
- Antwoord:
Een persoonlijke zekerheid voor toekomstige schuldvorderingen is beperkt
tot schuldvorderingen die voortvloeien uit een contract dat al bestaat
op het moment dat de zekerheidssteller zich verbindt, en dat precies is
aangeduid in de zekerheidsstelling.
- Het
contract waarvan de schuldvorderingen worden gewaarborgd, mag geen
raamcontract zijn, maar kan wel een uitvoeringscontract zijn dat
reeds bestaat op het moment van de zekerheidsstelling van een
raamcontract.
- De
persoonlijke zekerheid moet worden verleend voor een bepaald
maximumbedrag, dat precies in de zekerheidsstelling wordt vastgelegd.
- De
aansprakelijkheid van de borg dekt de borgtocht binnen dit maximumbedrag
voor de schuldvorderingen zoals bedoeld in artikel 9.1.20, § 2.
- De
accessoria (bijkomende kosten) waarvoor de persoonlijke zekerheidssteller
aansprakelijk is, mogen niet meer bedragen dan 50% van de hoofdsom
op het moment dat de schuldeiser de borg aanspreekt.
Art. 9.1.47. Kennelijke wanverhouding
- Vraag:
Wat gebeurt er als er een duidelijke onbalans is tussen de verplichting
van de zekerheidssteller en diens financiële draagkracht?
- Antwoord:
In geval van een kennelijke wanverhouding (duidelijke onbalans)
tussen de omvang van de verplichting en de financiële situatie van de
zekerheidssteller ten tijde van het aangaan van de verplichting,
wordt de verplichting van de zekerheidssteller herleid tot het bedrag
dat hij op dat moment kan voldoen.
- De
bewijslast van deze kennelijke wanverhouding ligt bij de
persoonlijke zekerheidssteller.
Art. 9.1.48. Verplichting van de schuldeiser tot
jaarlijkse informatie
- Vraag:
Moet de schuldeiser de consument-zekerheidssteller jaarlijks informeren?
- Antwoord:
Ja, de schuldeiser moet de zekerheidssteller jaarlijks informeren over
de gewaarborgde verplichting wat betreft hoofdsom, rente en andere
bijkomende verplichtingen die op de dag van de informatie verschuldigd
zijn door de hoofdschuldenaar.
- De
schuldeiser is aansprakelijk voor schade veroorzaakt door het niet
of te laat nakomen van deze informatieplicht.
Art. 9.1.49. Informatieplicht in geval van niet-nakoming
- Vraag:
Welke informatie moet de schuldeiser geven als de hoofdschuldenaar zijn
verplichtingen niet nakomt?
- Antwoord:
De schuldeiser moet de zekerheidssteller zonder onnodige vertraging
informeren over de niet-nakoming door de hoofdschuldenaar en over een
eventueel uitstel van opeisbaarheid.
- De
kennisgeving moet informatie bevatten over het bedrag van de
gewaarborgde verplichting (hoofdsom, rente, accessoria) op de dag van
de kennisgeving.
- Een
nieuwe kennisgeving van een nieuwe achterstand is niet vereist voordat
drie maanden zijn verstreken sinds de vorige kennisgeving.
- De
kennisgeving is niet vereist als de niet-nakoming uitsluitend
accessoire verplichtingen van de hoofdschuldenaar betreft, tenzij het
totale bedrag van alle niet-nagekomen gewaarborgde verplichtingen vijf
procent van het uitstaande bedrag van de gewaarborgde verplichting
heeft bereikt.
- De
schuldeiser is aansprakelijk voor schade veroorzaakt door het niet
of te laat doen van deze kennisgeving.
Art. 9.1.50. Erfgenamen
- Vraag:
Wat is de aansprakelijkheid van de erfgenamen van een
consument-zekerheidssteller?
- Antwoord:
De verplichtingen van de erfgenamen van een persoonlijke zekerheidssteller
zijn beperkt tot het erfdeel dat aan elk van hen toekomt.
Hoofdstuk 5. Wettelijke borgtocht en gerechtelijke
borgtocht
Art. 9.1.51. Voorwaarden
- Vraag:
Welke voorwaarden gelden voor een borg die wettelijk of rechterlijk
verplicht is?
- Antwoord:
Wanneer iemand wettelijk of door een rechterlijke beslissing verplicht is
een borg te stellen, moet de aangeboden borg voldoen aan de eisen van
artikelen 9.1.9 en 9.1.10 (betreffende solvabiliteit en bekwaamheid
van de zekerheidssteller).
Art. 9.1.52. Vervangende zekerheid
- Vraag:
Wat als iemand geen borg kan vinden?
- Antwoord:
Iemand die geen borg kan vinden, heeft het recht om in plaats daarvan een
zakelijke zekerheid te geven met voldoende onderpand (bijv. een
hypotheek of pandrecht).
Art. 9.1.53. Voorrecht van uitwinning
- Vraag:
Geldt het voorrecht van uitwinning (eerst de hoofdschuldenaar aanspreken)
ook voor een gerechtelijke borg?
- Antwoord:
Nee, artikel 9.1.23 (het voorrecht van uitwinning) is niet van
toepassing op de gerechtelijke borg. Dit betekent dat de schuldeiser
de gerechtelijke borg direct kan aanspreken zonder eerst de
hoofdschuldenaar uit te winnen.
Art. 9.1.54. Achterborg
- Vraag:
Wat is de positie van iemand die borg staat voor een gerechtelijke borg?
- Antwoord:
Iemand die zich alleen borg heeft gesteld voor een gerechtelijke borg (een
'achterborg'), kan noch van de hoofdschuldenaar, noch van de borg het
voorrecht van uitwinning vorderen.
HOOFDSTUK 3. — Wijzigings- en opheffingsbepalingen
Art. 3.
- Vraag:
Wat gebeurt er met de oude bepalingen over borgtocht?
- Antwoord:
De volledige Titel XIV "Borgtocht" (artikelen 2011 tot
2043octies) uit het oude Burgerlijk Wetboek wordt opgeheven. Dit
betekent dat de nieuwe bepalingen uit Boek 9, Titel 1, deze oude regels
vervangen.
Art. 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12, 13, 14, 15, 16, 17.
- Vraag:
Wat doen deze artikelen?
- Antwoord:
Deze artikelen wijzigen verschillende andere wetboeken en wetten, zoals
het Wetboek van economisch recht, het Gerechtelijk Wetboek, de wet inzake
financiering voor kleine en middelgrote ondernemingen, en de programmawet
ter bevordering van het zelfstandig ondernemerschap. De wijzigingen
bestaan voornamelijk uit het vervangen van verwijzingen naar de oude
artikelen van het Burgerlijk Wetboek (zoals "artikel 2021"
of "artikelen 2043bis tot 2043octies") door de nieuwe
artikelen uit Boek 9, Titel 1 (bijv. "artikelen 9.1.22 en
9.1.23" of "artikelen 9.1.42 tot 9.1.50"). Dit zorgt ervoor
dat de verwijzingen in andere wetten consistent zijn met de nieuwe
structuur en inhoud van het Burgerlijk Wetboek.
HOOFDSTUK 4. — Overgangsbepaling
Art. 18.
- Vraag:
Wanneer is deze nieuwe wet van toepassing?
- Antwoord:
Deze wet is van toepassing op alle persoonlijke zekerheden die zijn
gesteld na de inwerkingtreding van de wet.
- Tenzij
de partijen anders zijn overeengekomen, is deze wet niet van
toepassing en blijven de vorige regels van toepassing op de
toekomstige gevolgen van persoonlijke zekerheden die zijn gesteld vóór
de inwerkingtreding van deze wet. Dit zorgt voor rechtszekerheid voor
reeds bestaande zekerheden.
HOOFDSTUK 5. — Inwerkingtreding
Art. 19.
- Vraag:
Wanneer treedt deze wet in werking?
- Antwoord:
Deze wet treedt in werking op de eerste dag van de zesde maand na die
waarin ze is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad. Dit betekent
dat er een overgangsperiode van bijna zes maanden is na publicatie voordat
de wet daadwerkelijk van kracht wordt.