vrijdag 11 juli 2025

Wet houdende titel 1 "Persoonlijke zekerheden" van boek 9 "Zekerheden" van het Burgerlijk Wetboek

 

Bron: JUNI 2025. — Wet houdende titel 1 “Persoonlijke zekerheden” van boek 9 “Zekerheden” van het Burgerlijk Wetboek

 

HOOFDSTUK 1. — Inleidende bepaling

Artikel 1.

  • Vraag: Wat regelt dit eerste artikel?
  • Antwoord: Dit artikel stelt vast dat de wet een zaak regelt die valt onder artikel 74 van de Grondwet. Dit is een technische juridische verwijzing die aangeeft hoe de wet tot stand is gekomen en behandeld is in het parlement.


HOOFDSTUK 2. — Inhoud van titel 1 “Persoonlijke zekerheden” van boek 9 “Zekerheden” van het Burgerlijk Wetboek

Artikel 2.

  • Vraag: Wat voegt dit artikel toe aan het Burgerlijk Wetboek?
  • Antwoord: Dit artikel introduceert een nieuwe titel, "Titel 1. Persoonlijke zekerheden," in Boek 9 "Zekerheden" van het Burgerlijk Wetboek. Deze nieuwe titel bevat alle regels over persoonlijke zekerheden en is een wijziging van eerdere wetten uit 2019 en 2022.

HOOFDSTUK 1. Gemeenschappelijke regels (binnen Boek 9, Titel 1)

Art. 9.1.1. Aanvullend recht

  • Vraag: Wat betekent het dat dit aanvullend recht is?
  • Antwoord: Dit betekent dat partijen (zoals de schuldeiser en de zekerheidssteller) in principe mogen afwijken van de regels in deze titel, tenzij het om definities gaat of de wet expliciet iets anders bepaalt. De regels zijn dus niet altijd verplicht.

Art. 9.1.2. Definities

  • Vraag: Welke belangrijke begrippen worden hier gedefinieerd?
  • Antwoord: Dit artikel geeft belangrijke definities voor de toepassing van de titel:
    • Persoonlijke zekerheid: Een belofte van een derde partij om een schuldeiser te garanderen dat de hoofdschuldenaar zijn verplichting zal nakomen.
    • Accessoire persoonlijke zekerheid of borgtocht: Een persoonlijke zekerheid die afhankelijk is van de geldigheid, voorwaarden, omvang en voortbestaan van de hoofdverplichting die wordt gegarandeerd. Dit is de meest voorkomende vorm van zekerheid.
    • Autonome persoonlijke zekerheid of autonome garantie: Een persoonlijke zekerheid die, volgens de afspraken, niet afhankelijk is van de geldigheid, voorwaarden, omvang en voortbestaan van de hoofdverplichting. Dit is een meer zelfstandige vorm van zekerheid.
    • Hoofdschuldenaar: De persoon die de oorspronkelijke verplichting heeft tegenover de schuldeiser.
    • Hoofdelijkheid tot zekerheid: Als iemand zich hoofdelijk medeschuldenaar maakt, maar de schuld hen zelf niet direct aangaat, dient het als zekerheid.
    • Zekerheid voor alle schuldvorderingen: Een persoonlijke zekerheid die is afgesproken om alle bestaande en toekomstige verplichtingen van de hoofdschuldenaar te garanderen, of een soortgelijke brede strekking heeft.
    • Hoofdverbintenis of gewaarborgde verbintenis: De oorspronkelijke verplichting die door de persoonlijke zekerheid wordt gedekt.
    • Zakelijke borgtocht: Een zakelijke zekerheid (bijvoorbeeld een hypotheek) die gesteld wordt voor de schuld van iemand anders.
    • Patronaatsverklaring: Een toezegging, bindend of niet, van een derde dat de hoofdschuldenaar zijn verplichting zal nakomen.

Art. 9.1.3. Toepassingsgebied

  • Vraag: Op welke vormen van zekerheid is dit hoofdstuk van toepassing?
  • Antwoord: Dit hoofdstuk is van toepassing op alle vormen van persoonlijke zekerheid, met een speciale nadruk op de accessoire persoonlijke zekerheid (borgtocht) en de autonome persoonlijke zekerheid (autonome garantie).

Art. 9.1.4. Ontstaan

  • Vraag: Hoe kan een persoonlijke zekerheid tot stand komen?
  • Antwoord: Een persoonlijke zekerheid kan voortvloeien uit een contract (overeenkomst), een eenzijdige wilsuiting (een verklaring van één partij), of de wet. Bovendien kan een persoonlijke zekerheid gesteld worden zonder opdracht van de hoofdschuldenaar, en zelfs zonder zijn medeweten. Het kan ook gesteld worden voor de hoofdschuldenaar of voor iemand anders die zich al borg heeft gesteld voor de hoofdschuldenaar.

Art. 9.1.5. Rechtverkrijgenden van de zekerheidssteller

  • Vraag: Wat gebeurt er met de verplichtingen van de zekerheidssteller als deze overlijdt?
  • Antwoord: De verplichtingen van de persoonlijke zekerheidssteller (degene die de zekerheid stelt) gaan over op zijn erfgenamen en andere algemene rechtverkrijgenden.

Art. 9.1.6. Zekere wilsuiting

  • Vraag: Wordt een persoonlijke zekerheid zomaar aangenomen?
  • Antwoord: Nee, een persoonlijke zekerheidsstelling wordt niet vermoed. De wil om deze zekerheid te stellen moet zeker en duidelijk zijn en mag niet verder gaan dan de grenzen die zijn afgesproken.

Art. 9.1.7. Interpretatie

  • Vraag: Hoe moet een persoonlijke zekerheidsstelling worden uitgelegd bij twijfel?
  • Antwoord: Bij twijfel over de reikwijdte van de persoonlijke zekerheidsstelling, moet deze worden uitgelegd in het voordeel van de zekerheidssteller (degene die de zekerheid heeft gesteld).

Art. 9.1.8. Hoofdelijkheid tot zekerheid en sterkmaking tot uitvoering

  • Vraag: Wat zijn de regels voor hoofdelijkheid tot zekerheid en sterkmaking tot uitvoering?
  • Antwoord: Ongeacht eventuele afwijkende afspraken, vallen hoofdelijkheid tot zekerheid onder dit hoofdstuk en specifieke artikelen (5.160 tot 5.165) van het Burgerlijk Wetboek. Sterkmaking tot uitvoering (een belofte dat een derde een prestatie zal leveren) valt ook onder dit hoofdstuk en een ander specifiek artikel (5.106).

Art. 9.1.9. Solvabiliteit en bekwaamheid van de zekerheidssteller

  • Vraag: Welke eisen worden gesteld aan de zekerheidssteller?
  • Antwoord: De hoofdschuldenaar die verplicht is een persoonlijke zekerheid te stellen (door wet, rechterlijke uitspraak of contract), moet een zekerheidssteller aanbieden die bekwaam is om contracten aan te gaan en voldoende solvabel (financieel draagkrachtig) is om de verplichting na te komen.

Art. 9.1.10. Insolvabiliteit van de zekerheidssteller

  • Vraag: Wat gebeurt er als de zekerheidssteller later insolvent wordt?
  • Antwoord: Als de zekerheidssteller die door de schuldeiser is geaccepteerd of door de rechter is toegewezen, later insolvent (niet meer in staat om te betalen) wordt, moet de hoofdschuldenaar een andere persoonlijke zekerheid bieden. Deze regel kent een uitzondering als de zekerheid is verleend op basis van een contract waarin de schuldeiser specifiek die persoon als zekerheidssteller heeft geëist.

Hoofdstuk 2. Accessoire persoonlijke zekerheid (borgtocht)

Afdeling 1. Aard en omvang van de borgtocht

Art. 9.1.11. Vermoeden van borgtocht

  • Vraag: Welke soort persoonlijke zekerheid wordt standaard aangenomen?
  • Antwoord: Elke persoonlijke zekerheid wordt vermoed een borgtocht te zijn, tenzij de schuldeiser kan aantonen dat iets anders is overeengekomen. Dit betekent dat als er geen duidelijke afspraken zijn over het type zekerheid, het als een borgtocht wordt behandeld.

Art. 9.1.12. Accessoir karakter

  • Vraag: Wat betekent het "accessoire karakter" van een borgtocht?
  • Antwoord: De geldigheid, de voorwaarden, de omvang en het voortbestaan van de verplichting van de borg (garant) zijn afhankelijk van de geldigheid, voorwaarden, omvang en het voortbestaan van de hoofdverplichting. Dit is een kernkenmerk van de borgtocht: als de hoofdverplichting wegvalt of verandert, heeft dit direct invloed op de borgtocht.

Art. 9.1.13. Omvang van de gewaarborgde verbintenis

  • Vraag: Hoe ver reikt de verplichting van de borg?
  • Antwoord: De verplichting van de borg gaat niet verder dan de gewaarborgde verbintenis (de hoofdverplichting).
    • Als een borgtocht voor een groter bedrag of onder zwaardere voorwaarden is aangegaan dan de hoofdverplichting, is deze niet nietig, maar wordt verminderd tot de omvang van de hoofdverplichting.
    • Een borgtocht kan wel voor slechts een deel van de hoofdverplichting of onder minder zware voorwaarden worden aangegaan.
    • Als de schuldeiser en hoofdschuldenaar na het ontstaan van de borgtocht afspraken maken die de omvang van de gewaarborgde verplichtingen vergroten, de voorwaarden verzwaren of de opeisbaarheid vervroegen, blijft de verplichting van de borg onveranderd, tenzij het een borgtocht voor alle schuldvorderingen betreft.

Art. 9.1.14. Excepties

  • Vraag: Welke verweermiddelen kan de borg inroepen tegen de schuldeiser?
  • Antwoord: De borg kan de schuldeiser alle verweermiddelen (excepties) tegenwerpen die inherent zijn aan de gewaarborgde verplichting. Dit betreft verweermiddelen over het bestaan, de geldigheid, de afdwingbaarheid, de voorwaarden of het voortbestaan van de hoofdverplichting.
    • De borg kan echter geen persoonlijke verweermiddelen van de hoofdschuldenaar (zoals onbekwaamheid) tegenwerpen als de borg hiervan op de hoogte was toen de borgtocht werd aangegaan.
    • De borg kan zich ook niet beroepen op een gerechtelijke kwijtschelding in het kader van een insolventieprocedure of een uitstel van betaling.

Art. 9.1.15. Gezag van gewijsde

  • Vraag: Wat betekent "gezag van gewijsde" voor de borg?
  • Antwoord: De borg kan zich beroepen op het gezag van gewijsde van gerechtelijke beslissingen die zijn genomen tussen de schuldeiser en de hoofdschuldenaar. Dit betekent dat als een rechterlijke uitspraak tussen de schuldeiser en de hoofdschuldenaar is gedaan, de borg deze uitspraak kan gebruiken in zijn voordeel.

Art. 9.1.16. Toekomstige verbintenissen – Borgtocht voor alle schuldvorderingen

  • Vraag: Kan een borgtocht voor toekomstige verplichtingen worden aangegaan, en wat zijn de regels voor een "borgtocht voor alle schuldvorderingen"?
  • Antwoord: Ja, een borgtocht kan worden aangegaan voor toekomstige verplichtingen, op voorwaarde dat deze voldoende bepaalbaar zijn, ongeacht afwijkende afspraken.
    • Voor een borgtocht voor alle schuldvorderingen geldt dat deze altijd het maximale bedrag van de verplichtingen van de borg moet vermelden.
    • Als er geen maximumbedrag is bepaald, is de borgtocht beperkt tot de verplichtingen die al bestonden toen de borgtocht werd aangegaan.

Art. 9.1.17. Interpretatie borgtocht voor alle schuldvorderingen

  • Vraag: Hoe wordt een borgtocht voor alle schuldvorderingen geïnterpreteerd?
  • Antwoord: Ongeacht afwijkende afspraken, strekt een borgtocht voor alle schuldvorderingen zich alleen uit tot verplichtingen die redelijk voorzienbaar waren toen de borgtocht werd gesloten.
    • Een dergelijke borgtocht dekt enkel verplichtingen die zijn ontstaan uit contracten gesloten tussen de hoofdschuldenaar en de schuldeiser.
    • De borgtocht wordt niet uitgebreid tot schulden van erfgenamen van de hoofdschuldenaar, of in het geval van een rechtspersoon, van een rechtspersoon die is opgeslorpt door de hoofdschuldenaar. Ook niet tot schulden die overgaan naar een hoofdschuldenaar als gevolg van de overdracht of inbreng van een bedrijfstak.
    • De borgtocht strekt zich ook niet uit tot vorderingen van een vorige schuldeiser die zijn ontstaan voordat de huidige schuldeiser de rechten verkreeg en die op dat moment niet door de borgtocht werden gedekt.

Art. 9.1.18. Rechtverkrijgenden van de borg

  • Vraag: Wat zijn de verplichtingen van de erfgenamen van een borg?
  • Antwoord: De erfgenamen en andere rechtverkrijgenden van de borg zijn alleen verantwoordelijk voor de verplichtingen die bestonden op het moment van het overlijden of de verkrijging van de rechten.
    • Als de borg een natuurlijke persoon is, wordt een afwijkende afspraak bij diens overlijden als niet geschreven beschouwd, wat betekent dat de wettelijke regel over de beperking tot bestaande verplichtingen prevaleert.

Art. 9.1.19. Opzegging van de borgtocht voor onbepaalde duur

  • Vraag: Hoe kan een borgtocht van onbepaalde duur worden beëindigd?
  • Antwoord: Een borgtocht kan worden aangegaan voor een bepaalde of onbepaalde duur.
    • Als de borgtocht voor een onbepaalde duur is, kan elke partij deze beëindigen met inachtneming van een redelijke opzegtermijn (ongeacht afwijkende afspraken).
    • Deze opzegtermijn bedraagt vijfenveertig dagen, tenzij een kortere termijn is overeengekomen.
    • Wanneer de borgtocht op deze manier wordt beëindigd, blijft de borg gehouden voor schulden die ontstaan zijn vóór het einde van de opzegtermijn, zelfs als deze nog niet opeisbaar zijn, tenzij de aansprakelijkheid van de borg contractueel is beperkt.

Art. 9.1.20. Omvang van de dekking

  • Vraag: Wat dekt een borgtocht als de omvang onbepaald is, en wat als er een maximumbedrag is?
  • Antwoord:
    • Als de omvang van de borgtocht onbepaald is (paragraaf 1): De borgtocht dekt de gewaarborgde verplichting in hoofdsom en accessoria (bijkomende kosten), zoals rente, schadevergoeding of de kosten van een boetebeding bij niet-nakoming door de hoofdschuldenaar.
      • Gerechtelijke en buitengerechtelijke kosten van rechtsvervolging zijn ook gedekt, mits de borg tijdig is geïnformeerd om deze kosten te voorkomen.
      • Als de hoofdverplichting een andere prestatie dan geldbetaling betreft, dekt de borgtocht ook de schadevergoeding bij niet-nakoming, tenzij anders is afgesproken in het voordeel van de borg.
    • Als er een maximumbedrag is voor de aansprakelijkheid van de borg (paragraaf 2): Het artikel verwijst naar dit maximumbedrag voor de dekking. (De details van dit lid zijn niet volledig in de bron, maar de strekking is dat het maximumbedrag de grens stelt).

Art. 9.1.21. Pluraliteit van borgen

  • Vraag: Wat als meerdere borgen dezelfde verplichting hebben gegarandeerd?
  • Antwoord: Als meerdere borgen dezelfde verplichting hebben gegarandeerd, is elke borg hoofdelijk verbonden met de andere borgen ten opzichte van de schuldeiser, binnen de grenzen van zijn eigen verplichting. Dit geldt ook als zij hun verplichtingen onafhankelijk van elkaar zijn aangegaan.
    • De bijkomende gevolgen van hoofdelijkheid (bedoeld in artikel 5.163) zijn niet van toepassing op borgen die zich onafhankelijk van elkaar hebben verbonden.
    • Deze regel is ook van toepassing op de zakelijke borgtocht (waarbij een zaak als zekerheid dient voor andermans schuld).

Afdeling 2. Gevolgen van de borgtocht tussen de schuldeiser en de borg

Art. 9.1.22. Subsidiaire aard – Ingebrekestelling

  • Vraag: Wanneer moet de borg zijn verplichting nakomen en welke informatie moet de schuldeiser verstrekken?
  • Antwoord: De borg is niet verplicht tot nakoming voordat de hoofdschuldenaar in gebreke is (niet betaalt of zijn verplichting niet nakomt).
    • De schuldeiser die de hoofdschuldenaar in gebreke stelt, is verplicht om dit tegelijkertijd ook aan de borg mede te delen.

Art. 9.1.23. Voorrecht van uitwinning

  • Vraag: Moet de schuldeiser eerst proberen om de betaling van de hoofdschuldenaar te krijgen voordat hij de borg aanspreekt?
  • Antwoord: Ja, de schuldeiser moet, voordat hij nakoming van de borg eist, geschikte pogingen ondernemen om betaling te verkrijgen van de hoofdschuldenaar.
    • Er is een uitzondering als de borg zich hoofdelijk heeft verbonden.
    • De schuldeiser hoeft deze voorafgaande poging ook niet te doen als het klaarblijkelijk onmogelijk of buitensporig moeilijk is om betaling van de hoofdschuldenaar te krijgen. Dit geldt in het bijzonder wanneer de hoofdschuldenaar failliet is, in gerechtelijke reorganisatie verkeert of in collectieve schuldenregeling zit, tenzij er voor dezelfde verplichting een zakelijke zekerheid (bijv. hypotheek) is gesteld.

Art. 9.1.24. Informatieplicht

  • Vraag: Welke informatie moet de schuldeiser aan de borg geven?
  • Antwoord: Ongeacht afwijkende afspraken, is de schuldeiser verplicht om de borg, op diens verzoek, zonder uitstel te informeren over het bedrag van de gewaarborgde verplichting.

Afdeling 3. Gevolgen van de borgtocht tussen hoofdschuldenaar en borg en tussen borgen onderling

Art. 9.1.25. Verhaalsrecht borg

  • Vraag: Wat zijn de rechten van de borg nadat deze de schuldeiser heeft betaald?
  • Antwoord: De borg kan de terugbetaling eisen van de hoofdschuldenaar voor het bedrag dat hij aan de schuldeiser heeft betaald. Om dit te verzekeren, treedt de borg (binnen de grenzen van wat hij heeft betaald) in de rechten van de schuldeiser (subrogatie) tegenover de hoofdschuldenaar, ongeacht afwijkende afspraken.
    • In geval van gedeeltelijke nakoming hebben de resterende rechten van de schuldeiser voorrang op de rechten waarin de borg is gesubrogeerd.
    • Door deze subrogatie gaan de accessoria (bijkomende rechten), inclusief persoonlijke en zakelijke zekerheidsrechten, automatisch over op de borg, zelfs als overdracht normaal is uitgesloten. Rechten tegenover andere zekerheidsstellers kunnen alleen binnen de grenzen van artikel 9.1.26 worden uitgeoefend.
    • Als de hoofdschuldenaar niet gebonden is aan de schuldeiser (bijv. door onbekwaamheid, of niet-bestaan van de rechtspersoon), kan de borg toch terugbetaling eisen van de hoofdschuldenaar ter hoogte van diens verrijking. Dit geldt ook als de rechtspersoon niet geldig is opgericht.

Art. 9.1.26. Pluraliteit van borgen: onderling verhaal

  • Vraag: Wat gebeurt er als er meerdere borgen of zekerheidsstellers zijn?
  • Antwoord: Als er meerdere persoonlijke of zakelijke zekerheidsstellers zijn voor dezelfde verplichting (zoals bedoeld in artikel 9.1.21), hebben zij een onderling verhaalsrecht op elkaar in verhouding tot ieders aandeel.
    • Het aandeel van elke zekerheidssteller wordt bepaald door de verhouding van hun maximumrisico tot de som van de maximumrisico's van alle zekerheidsstellers. Het moment van de laatste zekerheidsstelling is hierbij bepalend.
    • Bij een persoonlijke zekerheid wordt het maximumrisico bepaald door het overeengekomen maximumbedrag. Als geen maximumbedrag is afgesproken, wordt de waarde van de bezwaarde goederen bepalend.
    • Deze regels gelden niet voor zakelijke zekerheden die door de hoofdschuldenaar zelf zijn gesteld, of voor zekerheidsstellers waarop de schuldeiser geen aanspraak had kunnen maken toen hij betaald werd.

Art. 9.1.27. Pluraliteit van borgen: verhaal tegenover de hoofdschuldenaar

  • Vraag: Kan een borg die een andere zekerheidssteller heeft betaald, dit bedrag terughalen bij de hoofdschuldenaar?
  • Antwoord: Ja, ongeacht afwijkende afspraken, kan elke borg die een verhaalsvordering van een andere zekerheidssteller heeft voldaan, de terugbetaling eisen van de hoofdschuldenaar voor het betaalde bedrag. Hij treedt dan (tot het bedrag van zijn betaling) in de rechten die de andere zekerheidssteller tegenover de hoofdschuldenaar had verkregen (subrogatie).

Art. 9.1.28. Verbintenissen van de borg voor nakoming

  • Vraag: Wat moet de borg doen voordat hij de schuldeiser betaalt?
  • Antwoord: Voordat de borg de schuldeiser betaalt, moet hij de hoofdschuldenaar op de hoogte stellen van zijn voornemen en bij de hoofdschuldenaar informeren naar het uitstaande bedrag en diens eventuele verweermiddelen of tegenvorderingen.
    • Als de borg betaalt zonder zich te informeren, of nalaat een verweermiddel in te roepen dat hem door de hoofdschuldenaar is meegedeeld of uit andere bronnen bekend is, is hij aansprakelijk voor de daardoor veroorzaakte schade tegenover de hoofdschuldenaar.
    • De rechten van de borg tegenover de schuldeiser blijven hierdoor echter ongewijzigd.

Art. 9.1.29. Anticipatief verhaalsrecht

  • Vraag: Kan de borg al actie ondernemen tegen de hoofdschuldenaar voordat hij zelf heeft betaald?
  • Antwoord: Ja, de borg kan de hoofdschuldenaar in rechte aanspreken om door hem schadeloos gesteld te worden, zelfs voordat hij zelf heeft betaald, in de volgende gevallen:
    • Als hij voor betaling in rechte wordt vervolgd.
    • Als de hoofdschuldenaar insolvent is of in een staat van kennelijk onvermogen verkeert.
    • Als de hoofdschuldenaar heeft beloofd hem binnen een bepaalde tijd van zijn borgtocht te ontslaan.
    • Als de hoofdverplichting opeisbaar is geworden door het verstrijken van de afgesproken termijn.
    • Na tien jaar, als de hoofdverplichting geen vaste vervaldatum heeft, tenzij de verplichting van aard is dat deze niet voor een bepaalde tijd kan vervallen.

Afdeling 4. Tenietgaan van de borgtocht

Art. 9.1.30. Zelfstandige gronden

  • Vraag: Hoe kan een borgtocht eindigen?
  • Antwoord: De verplichting uit borgtocht eindigt door dezelfde oorzaken als andere verplichtingen (bijv. betaling, kwijtschelding, verjaring).
    • Als een borgtocht een termijn bevat waarbinnen de borg moet worden aangesproken, is de borg bevrijd als de schuldeiser binnen die termijn geen kennisgeving heeft gedaan.

Art. 9.1.31. Schuldvermenging

  • Vraag: Wat gebeurt er als de hoofdschuldenaar en de borg één persoon worden (bijv. door erfopvolging)?
  • Antwoord: Schuldvermenging (wanneer de rollen van schuldenaar en schuldeiser in één persoon samenvallen) in de persoon van de hoofdschuldenaar en zijn borg (bijvoorbeeld als de een erfgenaam wordt van de ander) doet de vordering van de schuldeiser tegen iemand die borg stond voor de borg, niet teniet.

Art. 9.1.32. Verhinderde subrogatie

  • Vraag: Kan de borg vrijgesteld worden als de schuldeiser voorkomt dat de borg in diens rechten kan treden?
  • Antwoord: Ja, ongeacht afwijkende afspraken, is de borg bevrijd voor zover hij door de fout van de schuldeiser niet meer in de rechten of nuttige hypotheken, pandrechten en voorrechten van die schuldeiser kan treden. Het moment waarop deze rechten zijn ontstaan is hierbij niet van belang.

Art. 9.1.33. Inbetalinggeving

  • Vraag: Wat gebeurt er als de hoofdschuldenaar de schuldeiser betaalt door middel van een goed in plaats van geld?
  • Antwoord: In geval van inbetalinggeving (het geven van een goed ter voldoening van een geldschuld) is de borg bevrijd, zelfs als het ontvangen goed naderhand door de schuldeiser wordt verloren aan een derde met een beter recht (uitwinning).

Art. 9.1.34. Termijnverlenging

  • Vraag: Wat is het effect van een verlenging van de betalingstermijn door de schuldeiser aan de hoofdschuldenaar op de borgtocht?
  • Antwoord: Een simpele termijnverlenging, die de schuldeiser aan de hoofdschuldenaar geeft, ontslaat de borg niet. De borg kan in dit geval toch aanspraak maken op zijn rechten. (De bron is hier afgebroken voor het volledige antwoord, maar dit is de essentie).

Hoofdstuk 3. Autonome persoonlijke zekerheid

Art. 9.1.35. Toepassingsgebied

  • Vraag: Wat is het fundamentele kenmerk van een autonome garantie?
  • Antwoord: De geldigheid, voorwaarden, omvang en het voortbestaan van de autonome garantie zijn niet afhankelijk van de geldigheid, voorwaarden, omvang en het voortbestaan van de gewaarborgde verplichting. Dit is het grote verschil met een borgtocht (die accessoir is).
    • Een algemene verwijzing naar een gewaarborgde verplichting (inclusief een persoonlijke zekerheid) doet geen afbreuk aan de autonome aard van de zekerheid.
    • Dit hoofdstuk is ook van toepassing op zogenaamde "stand-by kredietbrieven".

Art. 9.1.36. Verbintenissen van de steller van de autonome garantie bij afroep van de autonome garantie

  • Vraag: Wanneer moet de steller van de autonome garantie betalen en welke excepties kan hij inroepen?
  • Antwoord: De steller van de autonome garantie is alleen verplicht te betalen als het verzoek om betaling voldoet aan de specifieke voorwaarden die in de autonome garantie zijn gesteld. Hij mag enkel rekening houden met het verzoek zelf om dit te bepalen.
    • Na ontvangst van het verzoek moet de steller van de garantie direct de opdrachtgever informeren en aangeven of het verzoek wel of niet voldoet.
    • De steller van de garantie kan de begunstigde (degene die het geld krijgt) alleen verweermiddelen tegenwerpen die voortkomen uit hun eigen relatie.
    • Hij kan geen verweermiddelen tegenwerpen die te maken hebben met de gewaarborgde verplichting (de hoofdverplichting) of die voortkomen uit zijn relatie met de opdrachtgever of de hoofdschuldenaar.
    • De steller moet het verzoek zonder vertraging en uiterlijk binnen zeven werkdagen uitvoeren, of de begunstigde informeren over zijn weigering en de redenen daarvoor.
    • De steller van de autonome garantie is aansprakelijk voor schade veroorzaakt door het niet nakomen van deze verplichtingen.

Art. 9.1.37. Manifest abusief of bedrieglijk verzoek

  • Vraag: Wat moet de steller van een autonome garantie doen bij een duidelijk misbruik of bedrog?
  • Antwoord: De steller van de autonome garantie moet een verzoek tot betaling weigeren als het voor hem onmiddellijk duidelijk is dat het verzoek manifest abusief of bedrieglijk is.
    • In zo'n geval mag degene die opdracht gaf voor de garantie, of wiens verplichtingen worden gegarandeerd, de nakoming door de steller van de garantie of een verzoek daartoe door de begunstigde verbieden.

Art. 9.1.38. Recht op terugvordering van de steller van de autonome garantie

  • Vraag: Kan de steller van de autonome garantie geld terughalen van de begunstigde?
  • Antwoord: Ja, de steller van de autonome garantie heeft het recht om van de begunstigde terug te vorderen wat deze heeft ontvangen, als het verzoek tot betaling niet voldeed aan de voorwaarden van de autonome garantie.

Art. 9.1.39. Termijn

  • Vraag: Hoe lang duurt de verplichting van de steller van de autonome garantie?
  • Antwoord: Als er direct of indirect een termijn is bepaald, eindigt de verplichting van de steller van de autonome garantie bij het verstrijken van die termijn.
    • Elk verzoek om betaling moet, om geldig te zijn, de steller van de autonome garantie bereiken voordat die termijn verstrijkt.
    • Als er geen termijn is bepaald, is de autonome garantie opzegbaar met inachtneming van een redelijke opzegtermijn.

Art. 9.1.40. Overdracht

  • Vraag: Kan een autonome garantie worden overgedragen?
  • Antwoord: De overdracht van de gewaarborgde verplichting (de hoofdverplichting) leidt niet tot de overdracht van een autonome garantie.
    • Een autonome garantie kan niet worden overgedragen aan een andere begunstigde.
    • Nadat de autonome garantie is ingeroepen (nadat betaling is gevraagd), kan de vordering tot betaling wel worden overgedragen of verpand.

Art. 9.1.41. Rechten van de steller van de autonome garantie na nakoming

  • Vraag: Welke rechten heeft de steller van de autonome garantie nadat hij heeft betaald?
  • Antwoord: De steller van de autonome garantie kan van de opdrachtgever van de garantie alle betaalde bedragen terugvorderen. Ter zekerheid hiervan treedt de steller van de autonome garantie (binnen de betaalde bedragen) in de rechten van de opdrachtgever tegenover degene wiens verplichtingen zijn gegarandeerd.

Hoofdstuk 4. Persoonlijke zekerheid gesteld door een consument

Art. 9.1.42. Toepassingsgebied

  • Vraag: Wanneer is dit hoofdstuk van toepassing en wie wordt als consument beschouwd in dit verband?
  • Antwoord: Dit hoofdstuk is van toepassing wanneer een persoonlijke zekerheid wordt gesteld door een consument.
    • Een consument is gedefinieerd in artikel I.1, 2° van het Wetboek van economisch recht.
    • Als de hoofdschuldenaar een rechtspersoon is, is dit hoofdstuk niet van toepassing op de zekerheidssteller als deze substantiële invloed kan uitoefenen op de besluitvorming van die rechtspersoon (bijv. een bestuurder die persoonlijk borg staat voor zijn eigen bedrijf).
    • Dit hoofdstuk is ook niet van toepassing als de schuldeiser buiten zijn beroepsactiviteit optreedt, met uitzondering van enkele specifieke artikelen.

Art. 9.1.43. Toepasselijke regels

  • Vraag: Welke regels gelden voor een persoonlijke zekerheid gesteld door een consument en kan hiervan worden afgeweken?
  • Antwoord: Voor persoonlijke zekerheden die onder dit hoofdstuk vallen, gelden de regels van de hoofdstukken 1 en 2, tenzij dit hoofdstuk anders bepaalt.
    • Een consument kan geen andere persoonlijke zekerheid verlenen dan een borgtocht.
    • Als een consument een autonome garantie, sterkmaking tot uitvoering, bindende patronaatsverklaring of hoofdelijkheid tot zekerheid stelt, wordt deze automatisch omgezet in een borgtocht.
    • Er mag niet ten nadele van de zekerheidssteller worden afgeweken van de regels van dit hoofdstuk, noch van enkele specifieke artikelen (9.1.12, 9.1.13 lid 1 en 4, 9.1.14 lid 1 en 2, 9.1.15, 9.1.21, 9.1.22, 9.1.29 en 9.1.32). Dit zijn beschermende bepalingen.
    • De bewijslast dat de persoonlijke zekerheidssteller op het moment van de zekerheidsstelling géén consument is, ligt bij de schuldeiser.
    • De Koning kan bepalen welke vermeldingen in het contract moeten staan en welke informatie over de hoofdverplichting moet worden gegeven, na advies van de bijzondere raadgevende commissie Onrechtmatige bedingen.

Art. 9.1.44. Precontractuele informatieplicht van de schuldeiser

  • Vraag: Welke informatie moet de schuldeiser aan de consument-zekerheidssteller geven voordat de zekerheid wordt gesteld?
  • Antwoord: Voordat de zekerheid wordt gesteld, moet de schuldeiser de beoogde zekerheidssteller informeren over:
    • De omvang van de gewaarborgde schuldvordering.
    • Het algemene gevolg van de beoogde zekerheid.
    • De bijzondere risico's waaraan de zekerheidssteller kan zijn blootgesteld, gelet op de financiële situatie van de hoofdschuldenaar. Deze informatie moet gebaseerd zijn op wat voor de schuldeiser toegankelijk is.
    • De schending van deze informatieplicht wordt gesanctioneerd volgens artikel 5.17.
    • Het bewijs van nakoming van deze informatieplicht rust op de schuldeiser.

Art. 9.1.45. Vormvereisten

  • Vraag: Welke vormvereisten gelden voor een consumenten zekerheidsstelling?
  • Antwoord: De zekerheidsstelling moet op straffe van nietigheid in een schriftelijk document worden vastgelegd dat onderscheiden is van het hoofdcontract en waaruit de toestemming van de zekerheidssteller blijkt.

Art. 9.1.46. Dekking

  • Vraag: Hoe is de dekking van een persoonlijke zekerheid voor toekomstige schuldvorderingen door een consument beperkt?
  • Antwoord: Een persoonlijke zekerheid voor toekomstige schuldvorderingen is beperkt tot schuldvorderingen die voortvloeien uit een contract dat al bestaat op het moment dat de zekerheidssteller zich verbindt, en dat precies is aangeduid in de zekerheidsstelling.
    • Het contract waarvan de schuldvorderingen worden gewaarborgd, mag geen raamcontract zijn, maar kan wel een uitvoeringscontract zijn dat reeds bestaat op het moment van de zekerheidsstelling van een raamcontract.
    • De persoonlijke zekerheid moet worden verleend voor een bepaald maximumbedrag, dat precies in de zekerheidsstelling wordt vastgelegd.
    • De aansprakelijkheid van de borg dekt de borgtocht binnen dit maximumbedrag voor de schuldvorderingen zoals bedoeld in artikel 9.1.20, § 2.
    • De accessoria (bijkomende kosten) waarvoor de persoonlijke zekerheidssteller aansprakelijk is, mogen niet meer bedragen dan 50% van de hoofdsom op het moment dat de schuldeiser de borg aanspreekt.

Art. 9.1.47. Kennelijke wanverhouding

  • Vraag: Wat gebeurt er als er een duidelijke onbalans is tussen de verplichting van de zekerheidssteller en diens financiële draagkracht?
  • Antwoord: In geval van een kennelijke wanverhouding (duidelijke onbalans) tussen de omvang van de verplichting en de financiële situatie van de zekerheidssteller ten tijde van het aangaan van de verplichting, wordt de verplichting van de zekerheidssteller herleid tot het bedrag dat hij op dat moment kan voldoen.
    • De bewijslast van deze kennelijke wanverhouding ligt bij de persoonlijke zekerheidssteller.

Art. 9.1.48. Verplichting van de schuldeiser tot jaarlijkse informatie

  • Vraag: Moet de schuldeiser de consument-zekerheidssteller jaarlijks informeren?
  • Antwoord: Ja, de schuldeiser moet de zekerheidssteller jaarlijks informeren over de gewaarborgde verplichting wat betreft hoofdsom, rente en andere bijkomende verplichtingen die op de dag van de informatie verschuldigd zijn door de hoofdschuldenaar.
    • De schuldeiser is aansprakelijk voor schade veroorzaakt door het niet of te laat nakomen van deze informatieplicht.

Art. 9.1.49. Informatieplicht in geval van niet-nakoming

  • Vraag: Welke informatie moet de schuldeiser geven als de hoofdschuldenaar zijn verplichtingen niet nakomt?
  • Antwoord: De schuldeiser moet de zekerheidssteller zonder onnodige vertraging informeren over de niet-nakoming door de hoofdschuldenaar en over een eventueel uitstel van opeisbaarheid.
    • De kennisgeving moet informatie bevatten over het bedrag van de gewaarborgde verplichting (hoofdsom, rente, accessoria) op de dag van de kennisgeving.
    • Een nieuwe kennisgeving van een nieuwe achterstand is niet vereist voordat drie maanden zijn verstreken sinds de vorige kennisgeving.
    • De kennisgeving is niet vereist als de niet-nakoming uitsluitend accessoire verplichtingen van de hoofdschuldenaar betreft, tenzij het totale bedrag van alle niet-nagekomen gewaarborgde verplichtingen vijf procent van het uitstaande bedrag van de gewaarborgde verplichting heeft bereikt.
    • De schuldeiser is aansprakelijk voor schade veroorzaakt door het niet of te laat doen van deze kennisgeving.

Art. 9.1.50. Erfgenamen

  • Vraag: Wat is de aansprakelijkheid van de erfgenamen van een consument-zekerheidssteller?
  • Antwoord: De verplichtingen van de erfgenamen van een persoonlijke zekerheidssteller zijn beperkt tot het erfdeel dat aan elk van hen toekomt.

Hoofdstuk 5. Wettelijke borgtocht en gerechtelijke borgtocht

Art. 9.1.51. Voorwaarden

  • Vraag: Welke voorwaarden gelden voor een borg die wettelijk of rechterlijk verplicht is?
  • Antwoord: Wanneer iemand wettelijk of door een rechterlijke beslissing verplicht is een borg te stellen, moet de aangeboden borg voldoen aan de eisen van artikelen 9.1.9 en 9.1.10 (betreffende solvabiliteit en bekwaamheid van de zekerheidssteller).

Art. 9.1.52. Vervangende zekerheid

  • Vraag: Wat als iemand geen borg kan vinden?
  • Antwoord: Iemand die geen borg kan vinden, heeft het recht om in plaats daarvan een zakelijke zekerheid te geven met voldoende onderpand (bijv. een hypotheek of pandrecht).

Art. 9.1.53. Voorrecht van uitwinning

  • Vraag: Geldt het voorrecht van uitwinning (eerst de hoofdschuldenaar aanspreken) ook voor een gerechtelijke borg?
  • Antwoord: Nee, artikel 9.1.23 (het voorrecht van uitwinning) is niet van toepassing op de gerechtelijke borg. Dit betekent dat de schuldeiser de gerechtelijke borg direct kan aanspreken zonder eerst de hoofdschuldenaar uit te winnen.

Art. 9.1.54. Achterborg

  • Vraag: Wat is de positie van iemand die borg staat voor een gerechtelijke borg?
  • Antwoord: Iemand die zich alleen borg heeft gesteld voor een gerechtelijke borg (een 'achterborg'), kan noch van de hoofdschuldenaar, noch van de borg het voorrecht van uitwinning vorderen.

HOOFDSTUK 3. — Wijzigings- en opheffingsbepalingen

Art. 3.

  • Vraag: Wat gebeurt er met de oude bepalingen over borgtocht?
  • Antwoord: De volledige Titel XIV "Borgtocht" (artikelen 2011 tot 2043octies) uit het oude Burgerlijk Wetboek wordt opgeheven. Dit betekent dat de nieuwe bepalingen uit Boek 9, Titel 1, deze oude regels vervangen.

Art. 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12, 13, 14, 15, 16, 17.

  • Vraag: Wat doen deze artikelen?
  • Antwoord: Deze artikelen wijzigen verschillende andere wetboeken en wetten, zoals het Wetboek van economisch recht, het Gerechtelijk Wetboek, de wet inzake financiering voor kleine en middelgrote ondernemingen, en de programmawet ter bevordering van het zelfstandig ondernemerschap. De wijzigingen bestaan voornamelijk uit het vervangen van verwijzingen naar de oude artikelen van het Burgerlijk Wetboek (zoals "artikel 2021" of "artikelen 2043bis tot 2043octies") door de nieuwe artikelen uit Boek 9, Titel 1 (bijv. "artikelen 9.1.22 en 9.1.23" of "artikelen 9.1.42 tot 9.1.50"). Dit zorgt ervoor dat de verwijzingen in andere wetten consistent zijn met de nieuwe structuur en inhoud van het Burgerlijk Wetboek.

HOOFDSTUK 4. — Overgangsbepaling

Art. 18.

  • Vraag: Wanneer is deze nieuwe wet van toepassing?
  • Antwoord: Deze wet is van toepassing op alle persoonlijke zekerheden die zijn gesteld na de inwerkingtreding van de wet.
    • Tenzij de partijen anders zijn overeengekomen, is deze wet niet van toepassing en blijven de vorige regels van toepassing op de toekomstige gevolgen van persoonlijke zekerheden die zijn gesteld vóór de inwerkingtreding van deze wet. Dit zorgt voor rechtszekerheid voor reeds bestaande zekerheden.

HOOFDSTUK 5. — Inwerkingtreding

Art. 19.

  • Vraag: Wanneer treedt deze wet in werking?
  • Antwoord: Deze wet treedt in werking op de eerste dag van de zesde maand na die waarin ze is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad. Dit betekent dat er een overgangsperiode van bijna zes maanden is na publicatie voordat de wet daadwerkelijk van kracht wordt.