zaterdag 21 juni 2025

Arrest Hof van Beroep Gent - "Schild en Vriend"

 Bron

Algemeen Overzicht van de Zaak

  • Vraag: Wie waren de partijen in deze zaak?
    • Antwoord: De zaak werd aangespannen door het Openbaar Ministerie en burgerlijke partijen, waaronder H, het Interfederaal Gelijkekansencentrum Unia, J, de Universiteit Gent, en de Liga voor Mensenrechten. De beklaagden waren D, S, O, A, W, en G, naast andere niet nader genoemde personen.
  • Vraag: Waarvan werden de beklaagden verdacht?
    • Antwoord: De beklaagden werden verdacht van diverse feiten, waaronder:
      • A. Aanzetten tot discriminatie, segregatie, haat of geweld op basis van nationaliteit, ras, huidskleur, afkomst of nationale/etnische afstamming, in overtreding van de Antiracismewet van 30 juli 1981. Dit gold voor D, O, W, en G.
      • B. Het ontkennen, schromelijk minimaliseren, rechtvaardigen of goedkeuren van de genocide gepleegd door het Duitse nationaal-socialistische regime tijdens de Tweede Wereldoorlog, in overtreding van de Negationismewet van 23 maart 1995. Dit gold voor D, S, O, A, en G.
      • D. Verkoop of aanbod van een verboden wapen (pepperspray) via postorder of internet. Dit gold specifiek voor D.
      • H. Verspreiden van denkbeelden gegrond op rassuperioriteit of rassenhaat, in overtreding van de Antiracismewet van 30 juli 1981. Dit gold voor D, O, A, W, en G.
      • I. Behoren tot of medewerking verlenen aan een groep of vereniging die kennelijk en herhaaldelijk discriminatie of segregatie verkondigt. Dit gold voor D, S, O, A, W, en G.
    • De periode van de tenlastegelegde feiten was hoofdzakelijk van 24 januari 2017 tot 6 september 2018.

De Feiten en het Bewijsmateriaal

  • Vraag: Hoe is het onderzoek gestart?
    • Antwoord: Het onderzoek begon naar aanleiding van een Pano-reportage van de VRT op 5 september 2018 met de titel "Wie is Schild & Vrienden echt?". De reportage beweerde dat Schild & Vrienden, onder leiding van D, twee gezichten had: een publieke kant die Vlaamse familiewaarden verdedigde, en een verborgen kant waar racistische, seksistische, fascistische en negationistische inhoud werd gedeeld via geheime chatgroepen op Facebook en Discord.
  • Vraag: Welke rol speelde D in Schild & Vrienden?
    • Antwoord: D werd geïdentificeerd als de leider van Schild & Vrienden. Hij was de oprichter van de afgeschermde Facebookgroep (opgericht 24 januari 2017) en beheerder onder drie verschillende profielen. Hij was ook de "eindbaas" en meest actieve gebruiker van de Discordgroep, actief in alle negentien kanalen en verantwoordelijk voor 7,63% van alle berichten. Hij werd door andere leden als de leider beschouwd. D had in het begin van het onderzoek ontkend actief te zijn geweest op Discord of op de afgeschermde Facebookgroep en beweerde dat berichten gefabriceerd waren. Later gaf hij toe een Discord-account te hebben, maar ontkende kennis van de inhoud, bewerend dat anderen ook toegang hadden.
  • Vraag: Hoe werd het bewijsmateriaal verzameld en wat waren de belangrijkste digitale bewijsstukken?
    • Antwoord: Op 6 september 2018 vorderde het Openbaar Ministerie een gerechtelijk onderzoek. De onderzoeksrechter voerde op 6 september 2018 een huiszoeking uit bij de VRT, waar journalist T een USB-stick overhandigde met berichten van de Discordgroep. Op 24 september 2018 verkreeg de politie een kopie van de afgeschermde Facebookgroep van Schild & Vrienden, gebruikt door de VRT. Verdere huiszoekingen bij beklaagden leverden ook Telegram-chats op, waaruit bleek dat Discorddata voor de Pano-reportage was verwijderd en toestellen waren versleuteld. De digitale bewijsstukken omvatten de USB-stick met Discord-gegevens, twee DVD's (één met Facebook-gegevens, één met Discord-gegevens), een DVD met de Pano-reportage, en een harde schijf met gegevens van in beslag genomen gsm's.
  • Vraag: Waren er problemen met de authenticiteit of de manier van bewijsvergaring?
    • Antwoord: De beklaagden, met name D, voerden aan dat het bewijs onrechtmatig was verkregen en niet authentiek.
    • Authenticiteit: Een deskundige (Nobot) concludeerde dat de Discord-data authentiek was en afkomstig van de Schild & Vrienden groep, beheerd door D. De gebruiker "D" in de data was effectief de beklaagde D, bevestigd door technische bewijzen zoals unieke gebruiker-ID's en screenshots met persoonlijke informatie. De authenticiteit van de Facebook-data kon niet technisch worden aangetoond zonder medewerking van Facebook, maar werd bevestigd door verklaringen van andere leden die hun berichten erkenden. Het hof vond manipulatie van de data onaannemelijk.
    • Wijze van bewijsvergaring (Hacking/Afluisteren): D beweerde dat de VRT de gegevens onrechtmatig had verkregen via misdrijven zoals afluisteren (art. 314bis Strafwetboek) of hacking (art. 550bis Strafwetboek). Het hof stelde dat de communicatie in de Facebook- en Discordgroepen als privé-communicatie kon worden beschouwd. Het hof achtte het mogelijk dat een lid (V) de data rechtstreeks aan de VRT bezorgde, of dat VRT-journalisten de inloggegevens van V gebruikten. Zelfs als de journalisten de inloggegevens van V gebruikten, zou dit als "hacking" in de zin van art. 550bis Strafwetboek kunnen worden beschouwd, omdat de journalisten zelf niet gerechtigd waren tot toegang, zelfs met toestemming van V. Artikel 314bis (afluisteren) was niet van toepassing omdat het gaat om het direct afluisteren van communicatie terwijl deze plaatsvindt, wat niet aangetoond was.
    • Wering van bewijs: Het hof oordeelde dat zelfs als er sprake was van onrechtmatig verkregen bewijs door de VRT-journalisten (bijvoorbeeld door hacking), dit de betrouwbaarheid van het bewijs niet aantastte. De politie en onderzoeksrechter verkregen de gegevens op een rechtmatige manier van de VRT. De ernst van de gepleegde misdrijven (racisme, discriminatie, negationisme) oversteeg de eventuele begane onregelmatigheid bij de bewijsvergaring ruimschoots. Het weigeren van dit bewijs zou kennelijk onevenredig zijn gezien de ernst van de misdrijven.

Procedurele Bezwaren en de Beslissing van het Hof

  • Vraag: Wat hield de "exceptio obscurri libelli" in en hoe oordeelde het hof hierover?
    • Antwoord: D voerde aan dat de tenlasteleggingen (A, B, H, I) te "duister" waren en hem niet toelieten zich voldoende te verdedigen, in strijd met artikel 6, §3, a) EVRM. Het hof oordeelde dat de omschrijving van de feiten in de akte van aanhangigmaking, in combinatie met het strafdossier en de gedetailleerde specificaties van het Openbaar Ministerie, D wel degelijk in staat stelde zich te verdedigen. Hij was tijdens het onderzoek driemaal verhoord en geconfronteerd met berichten en zijn rol binnen Schild & Vrienden. Het hof concludeerde dat D's rechten van verdediging niet waren geschonden en de strafvordering ontvankelijk was.
  • Vraag: Was het dossier onvolledig of was de rechtbank onrechtmatig samengesteld?
    • Antwoord: O voerde aan dat het dossier onvolledig was, maar het hof stelde vast dat de "nieuwe stukken" betrekking hadden op reeds in het dossier aanwezige documenten die alle partijen konden inzien. D betwistte de samenstelling van zowel de rechtbank van eerste aanleg als het hof van beroep, stellend dat de toewijzing van de zaak aan de tiende kamer in strijd was met de vereisten van een onafhankelijke en onpartijdige rechtbank (artikel 6.1 EVRM). Het hof verklaarde dit middel onontvankelijk, omdat incidenten over zaakverdeling door de voorzitter worden beslist, en de toewijzing was ingegeven door de behoeften van een behoorlijke rechtsbedeling. Het vermoeden van onafhankelijkheid en onpartijdigheid geldt voor elke benoemde rechter.
  • Vraag: Was het raadplegen van de overtuigingsstukken mogelijk?
    • Antwoord: D beweerde dat de digitale bewijsstukken niet consulteerbaar waren. Het hof erkende dat de stukken op de kiosk-pc van de griffie slechts beperkt raadpleegbaar waren, maar stelde vast dat D en zijn advocaten de stukken wel degelijk in leesbare vorm konden inzien en raadplegen in de lokalen van de federale gerechtelijke politie, met bijstand van RCCU-personeel. Het hof zelf kon alle digitale stukken ook in leesbare vorm consulteren op eigen computermateriaal. De verdedigingsrechten van de beklaagden waren niet geschonden.
  • Vraag: Was de huiszoeking bij de VRT rechtmatig?
    • Antwoord: D betwistte de rechtmatigheid van de huiszoeking bij de VRT op 6 september 2018, onder meer omdat de VRT vooraf was verwittigd. Het hof oordeelde, verwijzend naar eerdere arresten, dat de huiszoeking volstrekt regelmatig was. Voorafgaand contact met derden is niet ongebruikelijk, vooral als zij niet verdacht zijn en geen onderzoek willen tegenwerken, en het tast de betrouwbaarheid van het bewijs niet aan. Het horen van journalist T als getuige tijdens de huiszoeking was ook rechtmatig. De klacht over de partijdigheid van de onderzoeksrechter die de huiszoeking uitvoerde (wegens "likes" op sociale media) was reeds definitief beslist en had de betrouwbaarheid van het bewijs niet aangetast.
  • Vraag: Wat besliste het hof over de deskundigenverslagen?
    • Antwoord: D voerde aan dat de verslagen van de deskundigen (Textgain en Nobot) nietig waren.
    • Textgain: Het hof stelde vast dat het derde onderdeel van de opdracht aan Textgain, namelijk nagaan of de inhoud strafbaar was, een verboden delegatie van rechterlijke bevoegdheid inhield. Het hof weerde het verslag van Textgain uit de debatten en hield er geen rekening mee, maar dit had geen invloed op de ontvankelijkheid van de strafvordering of de geldigheid van ander bewijs, aangezien de berichten zelf als feitelijke gegevens in het dossier aanwezig waren.
    • Nobot: D beweerde dat de deskundige (Nobot) een onjuiste eedformule gebruikte. Het hof oordeelde dat de deskundige de eed wel degelijk had afgelegd vóór aanvang van de opdracht. Zelfs als dit een reden tot nietigheid zou zijn, was deze nietigheid gedekt omdat het in eerste aanleg niet was voorgedragen.
  • Vraag: Is de redelijke termijn voor de strafvervolging overschreden?
    • Antwoord: Verschillende beklaagden voerden aan dat de redelijke termijn was overschreden. Het hof stelde de startdatum van de redelijke termijn vast op het moment van de huiszoeking (voor D, S, A) of het eerste verhoor (voor O, G, W). Gezien de omvang en complexiteit van het dossier, en de tussentijdse procedures, constateerde het hof een zekere overschrijding van de redelijke termijn (ongeveer zes tot zes en een half jaar). Het hof oordeelde echter dat deze overschrijding niet dermate zwaarwichtig was om de strafvordering niet-ontvankelijk te verklaren of te laten vervallen. De impact van de overschrijding zou alleen betrekking hebben op de eventuele straftoemeting. De bewijsvoering en verdedigingsrechten waren niet aangetast door het tijdsverloop.

De Inhoudelijke Beoordeling: Schuldigverklaringen

  • Vraag: Waarvoor werden de beklaagden schuldig bevonden onder telastlegging I (behoren tot/medewerking verlenen aan een discriminerende groep)?
    • Antwoord: Het hof stelde vast dat Schild & Vrienden een georganiseerde groep of vereniging was met een gemeenschappelijk doel en structuur, inclusief een website, webwinkel, vergaderingen van een stuurgroep, en een missieverklaring. De organisatie had afgeschermde Facebook- en Discordgroepen met rangen en toegangsrechten.
    • Schild & Vrienden verkondigde kennelijk en herhaaldelijk discriminatie of segregatie op basis van nationaliteit, ras, huidskleur, afkomst of etnische afstamming. Dit gebeurde via talrijke beledigende, denigrerende en haatdragende berichten, spotprenten en moppen over niet-witte personen, niet-Europeanen en Joden. De verdediging dat het om "humor" ging, werd verworpen; de "humor" was een middel om een haatdragende boodschap te verspreiden en aan te zetten tot "memetic warfare". Sommige berichten zetten zelfs aan tot geweld of keurden geweld goed.
    • De tenlastelegging vereiste geen actieve verkondiging van discriminatie door de individuele beklaagden, maar wel dat zij wisten dat de vereniging dit deed en zij er bewust deel van uitmaakten of eraan meewerkten. De communicatie vond plaats in omstandigheden zoals beschreven in artikel 444 Strafwetboek (geschriften verstuurd aan verscheidene personen in afgeschermde groepen).
    • D: Oprichter en leider van Schild & Vrienden, beheerder van de Facebookgroep, oprichter van de Discordgroep en meest actieve lid. Hij plaatste zelf ook discriminerende en haatzaaiende berichten. Schuldig als dader.
    • S: Had toegang tot beleidsdocumenten van Schild & Vrienden en was moderator van de Facebookgroep, waardoor hij op de hoogte was van de inhoud en de mogelijkheid had om racistische berichten te verwijderen. Zijn deelname aan Telegram-chats over het verwijderen van bewijsmateriaal en de "Nachtshift"-Whatsappgroep bevestigden zijn medewerking. Schuldig als dader.
    • O: Actief in Schild & Vrienden, moderator van de Facebookgroep en "veteraan" in de Discordgroep. Nam deel aan Telegram-conversaties en de "Nachtshift"-groep. Schuldig als dader.
    • A: Moderator in de Discordgroep, zeer actief met 1.632 berichten. Zijn rang was "strijder". Nam deel aan de Telegram-conversatie. Schuldig als dader.
    • W: Actief in zowel de Facebook- als Discordgroep (1.676 berichten op Discord). Produceerde zelf racistische memes, soms op verzoek van D. Schuldig als dader.
    • G: Lid van Schild & Vrienden en actief in de Discordgroep, waar hij racistische berichten plaatste. Nam deel aan de "Nachtshift"-Whatsappgroep en de zomeruniversiteit, waar hij aangaf "zeer rechts (we smijten ze buiten)" te zijn. Schuldig als dader.
  • Vraag: Waarvoor werden D, O, W, G schuldig bevonden onder telastlegging A (aanzetten tot discriminatie, haat of geweld)?
    • Antwoord: Dit misdrijf vereist een "bijzondere wil" om aan te zetten tot discriminatie, segregatie, haat of geweld. Het hof vond dat de beklaagden deze intentie hadden door de inhoud, het herhaalde karakter en de frequentie van de haatberichten in de afgeschermde groepen.
    • D: Plaatste zelf talrijke berichten die aanzetten tot haat jegens vreemdelingen (o.a. "rapefugees", "Afrikanen hebben niets bereikt", "handjes kappen Kongo is van ons"). Hij spoorde ook anderen aan om dergelijke memes te maken. Schuldig als dader. Tevens schuldig als mededader, omdat hij de communicatieplatformen ter beschikking stelde en in stand hield, wetende dat daar strafbare berichten circuleerden, en hij deze niet verwijderde terwijl hij daar de mogelijkheid toe had.
    • O: Zette een ander lid aan tot het gebruik van een taser tegen buitenlanders die haar lastigvielen. Plaatste ook een negationistische mop. Schuldig als dader.
    • W: Plaatste memes die racisme en geweld bevorderden (o.a. "How to Deal With Your Daughter’s Interracial Relationship" met een vuurwapen, "willy wonkas chocolate river", "Obama en Leopold II" met afgehakte arm, "Aangespoeld vuil #opkuisen", "Handjes kappen diamanten rapen De Kongo is van ons"). Schuldig als dader. De incriminatieperiode voor W werd aangepast tot 10 augustus 2018 tot en met 1 september 2018, de periode waarin hij de memes verstuurde.
    • G: Plaatste memes en berichten die zwarten denigreerden ("One of these can feed a family" over een zwarte man en een lepel, "Aangespoeld vuil #opkuisen" bij een foto van een dode vluchteling-peuter, "Waarom moeten die negers toch altijd zo kressen"). Schuldig als dader.
  • Vraag: Waarvoor werden D, S, O, A, G schuldig bevonden onder telastlegging B (negationisme)?
    • Antwoord: Dit misdrijf betreft het ontkennen, schromelijk minimaliseren, rechtvaardigen of goedkeuren van de Holocaust. Een algemeen opzet is voldoende.
    • D: Hoewel D zelf geen negationistische berichten leek te hebben verstuurd, wist hij zeer goed dat deze in de groepen circuleerden. Hij liet de platformen ter beschikking staan en verwijderde de berichten niet. Schuldig als mededader.
    • S: Plaatste een meme met "Voor S&V" en "Na S&V" met een hakenkruistattoo, wat de transformatie naar een neonazi impliceerde. Op zijn computers werden ook nazi-gerelateerde audiobestanden en zoektermen gevonden. Schuldig als dader.
    • O: De mop over het verschil tussen een Jood en een "negerjood" viel onder negationisme. Schuldig als dader.
    • A: Plaatste drie negationistische memes, waaronder een die Hitler idealiseert voor de stichting van Israël, een die oproept tot "Get on the train" tegenover minderheden, en een die de joodsheid meet op een schaal van "Auschwitz". Zijn apparaten bevatten ook "White power" symbolen en nazi-parafernalia. Schuldig als dader.
    • G: Plaatste een meme van een "Joodse Rolex" met een gasmeter als binnenwerk. Schuldig als dader.
  • Vraag: Waarvoor werden D, O, A, W, G schuldig bevonden onder telastlegging H (verspreiden van denkbeelden gegrond op rassuperioriteit of rassenhaat)?
    • Antwoord: Dit misdrijf vereist een bijzonder opzet om denkbeelden te verspreiden die haat aanwakkeren of een discriminerend beleid beogen.
    • D, W, G, O: Het hof verwees naar de eerder genoemde berichten en memes onder telastlegging A.
    • A: Stuurde berichten waarin hij vreemdelingen en niet-witte personen minachtend benoemde (o.a. "turken en negers", "menselijk afval", "zandnegers", "waardeloze negers"). Zijn computer bevatte ook een afbeelding die geweld tegen "waardeloze negers" rechtvaardigde. Schuldig als dader.
    • Het hof concludeerde dat de berichten een minachtende en haatdragende strekking hadden, die de minderwaardigheid van personen met een andere dan witte huidskleur uitdrukten, met als bijzonder opzet de verspreiding van het denkbeeld van een superieur wit ras en het aanwakkeren van haat. Het hof achtte D ook mededader, vergelijkbaar met telastlegging A. De verspreiding via afgeschermde Facebook- en Discordgroepen aan vele leden voldeed aan de verspreidingsvoorwaarde van artikel 21 Antiracismewet.
  • Vraag: Waarvoor werd D schuldig bevonden onder telastlegging D (te koop aanbieden/verkoop verboden wapen)?
    • Antwoord: D had in de periode van 30 mei 2018 tot 2 juli 2018 meermaals pepperspray te koop aangeboden via de Discordgroep, vaak in combinatie met andere Schild & Vrienden merchandise. Schuldig als dader.

De Straftoemeting

  • Vraag: Wat zijn de algemene principes die het hof toepaste bij de straftoemeting?
    • Antwoord: Het hof achtte de gepleegde misdrijven zeer ernstig, omdat ze bijdroegen aan onverdraagzaamheid en vijandigheid in de samenleving en blijk gaven van misprijzen voor fundamentele rechten. Er werd rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn, wat leidde tot mildering van de straffen.
  • Vraag: Wat waren de specifieke straffen voor elk van de beklaagden?
    • Antwoord: Het hof legde voor de bewezen verklaarde misdrijven van elke beklaagde samen één straf op, de zwaarste.
    • D: Schuldig aan feiten van telastleggingen A, B, D, H en I. Veroordeeld tot 12 maanden gevangenisstraf met uitstel gedurende een proeftijd van drie jaar, en een effectieve geldboete van 200 euro (vermeerderd tot 1.600 euro). Zijn aandeel was het grootst als oprichter en leider.
    • S: Schuldig aan feiten van telastleggingen B en I. Veroordeeld tot 80 uur werkstraf en een effectieve geldboete van 200 euro (vermeerderd tot 1.600 euro). Hij had een blanco strafregister, maar was eerder veroordeeld in 2017.
    • O: Schuldig aan feiten van telastleggingen A, B, H en I. Veroordeeld tot 60 uur werkstraf en een effectieve geldboete van 200 euro (vermeerderd tot 1.600 euro). Zijn medewerking aan het onderzoek en het verlies van zijn job werden meegewogen, maar waren onvoldoende voor probatie-opschorting.
    • A: Schuldig aan feiten van telastleggingen B, H en I. Veroordeeld tot 3 maanden gevangenisstraf met uitstel gedurende een proeftijd van drie jaar, en een effectieve geldboete van 200 euro (vermeerderd tot 1.600 euro). Zijn jonge leeftijd ten tijde van de feiten (19-20 jaar), impact van de zaak, en het afstand nemen van zijn verleden werden meegewogen.
    • W: Schuldig aan feiten van telastleggingen A, H en I, met incriminatieperiode aangepast tot 10 augustus 2018 tot en met 1 september 2018. Hem werd de gunst van de gewone opschorting van straf verleend gedurende een proeftijd van drie jaar. Rekening houdend met zijn verblijf in het buitenland en zijn professionele toekomst.
    • G: Schuldig aan feiten van telastleggingen A, B, H en I. Veroordeeld tot 3 maanden gevangenisstraf met uitstel gedurende een proeftijd van drie jaar, en een effectieve geldboete van 200 euro (vermeerderd tot 1.600 euro).

De Burgerlijke Vorderingen

  • Vraag: Wie waren de burgerlijke partijen en welke schade vorderden zij?
    • Antwoord:
      • BP nr. 1 (H): Kind van Holocaustoverlevenden, vorderde 500 euro voor morele en materiële schade door negationistische feiten.
      • Interfederaal Gelijkekansencentrum Unia: Vroeger 500 euro per bewezen tenlastelegging, in hoger beroep 2.000 euro hoofdelijk voor morele en materiële schade.
      • BP nr. 3 (J): Persoon van Marokkaanse afkomst, voormalig redacteur sociale media bij de VRT, vorderde een symbolische provisionele schadevergoeding van 1 euro wegens een online haatcampagne aangestuurd door D.
      • Universiteit Gent: Vorderde 500 euro voor reputatieschade, omdat D deel uitmaakte van de raad van bestuur en zijn handelingen tot verontwaardiging leidden.
      • Liga voor Mensenrechten: Vroeger 1 euro voor morele schade, in lijn met haar statutaire doel om fundamentele rechten te verdedigen.
  • Vraag: Wat besliste het hof over de schadevergoedingen voor elke burgerlijke partij?
    • Antwoord: De misdrijven van de beklaagden werden beschouwd als fouten die schade veroorzaakten.
    • BP nr. 1: Het hof kende hem een schadevergoeding van 500 euro toe voor morele en materiële schade, vermeerderd met interesten, hoofdelijk te betalen door D, S, O, A en G. Dit was gebaseerd op het feit dat hij als kind van Holocaustoverlevenden emotionele schade leed door de negationistische berichten en memes, wat bevestigd werd door een psychologisch verslag.
    • Unia: Het hof kende Unia 500 euro toe voor morele schade, hoofdelijk te betalen door alle beklaagden. De vordering van materiële schade wegens bijkomende personeelsprestaties en administratiekosten werd niet bewezen geacht. De misdrijven belemmerden de wettelijke opdracht van Unia om discriminatie te bestrijden.
    • BP nr. 3: Het hof kende haar een definitieve morele schadevergoeding van 1 euro, vermeerderd met interesten. Het hof erkende emotionele schade door de visering door Schild & Vrienden op basis van haar afkomst, maar stelde dat het merendeel van haar leed voortkwam uit een publieke haatcampagne die niet onder de tenlasteleggingen viel.
    • Universiteit Gent: Het hof kende de universiteit 500 euro toe voor reputatieschade, vermeerderd met interesten, te betalen door D. De schade was het gevolg van het ongenoegen van studenten en derden over D's lidmaatschap van de raad van bestuur gezien de onthullingen over zijn gedrag.
    • Liga voor Mensenrechten: Het hof kende de Liga 1 euro toe voor morele schade. De misdrijven werden geacht de statutaire opdracht van de Liga om gelijkheid, vrijheid en humanisme te verdedigen, te bemoeilijken.