Er zijn afwijkende opinies
Dit document bevat een Adviesopinie van het
Internationaal Gerechtshof (IGH) van 23 juli 2025 over de Verplichtingen van
Staten met betrekking tot klimaatverandering. De Algemene Vergadering van
de Verenigde Naties heeft het Hof verzocht om deze adviesopinie te verstrekken.
De adviesopinie beantwoordt twee hoofdvragen:
- Vraag
(a): Wat zijn de verplichtingen van Staten onder internationaal recht
om het klimaatsysteem en andere delen van het milieu te beschermen tegen
antropogene broeikasgasemissies voor Staten en voor huidige en toekomstige
generaties?
- Vraag
(b): Wat zijn de juridische gevolgen onder deze verplichtingen voor
Staten wanneer zij, door hun handelen en nalaten, aanzienlijke schade
hebben veroorzaakt aan het klimaatsysteem en andere delen van het milieu,
met betrekking tot bepaalde categorieën Staten, volken en individuen?
Hieronder volgt een uitgebreide en begrijpelijke bespreking
van de adviesopinie.
I. Algemene Context en Wetenschappelijke Achtergrond
Het Hof merkt op dat klimaatverandering een ongekende
uitdaging van civilisationele proporties is en dat het welzijn van huidige
en toekomstige generaties afhangt van een onmiddellijke en urgente reactie. De
wetenschappelijke consensus, zoals uitgedrukt in de rapporten van het Intergouvernementeel
Panel over Klimaatverandering (IPCC), stelt dat antropogene (door de
mens veroorzaakte) broeikasgasemissies onmiskenbaar de dominante oorzaak zijn
van de wereldwijde opwarming die sinds het midden van de 20e eeuw is
waargenomen.
Belangrijke wetenschappelijke bevindingen van het IPCC:
- Oorzaak
van klimaatverandering: De toename van broeikasgasconcentraties in de
atmosfeer is voornamelijk te wijten aan menselijke activiteiten, zoals de
verbranding van fossiele brandstoffen en de vernietiging van
koolstofputten (bijv. bossen). Ongeveer 42% van de cumulatieve broeikasgasemissies
sinds het begin van de industrialisatie vond plaats tussen 1990 en 2019.
- Gevolgen
van klimaatverandering: Deze zijn ernstig en verreikend, waaronder:
- Stijgende
temperaturen, smeltende ijskappen en gletsjers, wat leidt tot zeespiegelstijging.
- Toenemende
frequentie en intensiteit van extreme weersomstandigheden
(orkanen, droogtes, hittegolven).
- Verstoring
van natuurlijke habitats, leidend tot verlies van biodiversiteit.
- Risico's
voor de menselijke gezondheid (hittegerelateerde ziekten, verspreiding
van klimaatgerelateerde ziekten).
- Voedselonzekerheid
en watertekorten.
- Disproportionele
gevolgen voor kwetsbare gemeenschappen, zoals de minst ontwikkelde
landen en kleine eilandstaten.
- Temperatuurdoel:
Het IPCC heeft vastgesteld dat de wereldwijde oppervlaktetemperatuur in
2011-2020 1,1°C boven het pre-industriële niveau lag. Risico's escaleren
bij elke toename van de opwarming.
- Mitigatie
en Adaptatie:
- Mitigatie
is menselijk ingrijpen om emissies te verminderen of broeikasgasputten te
vergroten (bijv. overgang van fossiele brandstoffen, herbebossing).
Diepe, snelle en aanhoudende reducties zijn nodig.
- Adaptatie
is het proces van aanpassing aan het feitelijke of verwachte klimaat en
de effecten ervan (bijv. ecosysteemherstel, waarschuwingssystemen).
Huidige adaptatiemaatregelen zijn onvoldoende en financiële stromen voor
adaptatie zijn tekortschietend, vooral in ontwikkelingslanden.
II. Reikwijdte en Betekenis van de Gestelde Vragen
Het Hof heeft de vragen geïnterpreteerd om de reikwijdte
van zijn onderzoek vast te stellen:
- Materiële
reikwijdte: Omvat alle handelingen of nalatigheden van Staten die
leiden tot nadelige gevolgen voor het klimaatsysteem door antropogene
broeikasgasemissies, inclusief productie- en consumptieactiviteiten van
fossiele brandstoffen, vergunningverlening en subsidiëring. Dit is een
brede reikwijdte, gezien de karakterisering van klimaatverandering als een
"gemeenschappelijk zorg van de mensheid" en een "ongekende
uitdaging van civilisationele proporties".
- Territoriale
reikwijdte: Het Hof formuleert zijn antwoord globaal, niet
beperkt tot specifieke gebieden, aangezien broeikasgasemissies niet
territoriaal beperkt zijn en het klimaatsysteem als geheel moeten worden
beschermd.
- Temporele
reikwijdte: De opinie identificeert bestaande verplichtingen en het
toepasselijke juridische kader voor juridische gevolgen, maar doet geen
uitspraak over de verantwoordelijkheid van individuele Staten in
concrete gevallen, wat een in concreto beoordeling vereist.
Betekenis en reikwijdte van Vraag (a): Het Hof moet
de bestaande verplichtingen van Staten onder het gehele corpus van
internationaal recht identificeren.
Betekenis en reikwijdte van Vraag (b): De
"juridische gevolgen" vloeien voort uit een schending van de
verplichtingen die onder vraag (a) zijn geïdentificeerd. Het Hof behandelt
deze gevolgen in algemene zin en bepaalt niet de specifieke juridische
verantwoordelijkheid van een bepaalde Staat of groep van Staten. Het Hof
erkent dat bepaalde Staten, zoals kleine eilandstaten, disproportioneel worden
getroffen, maar de regels inzake staatsaansprakelijkheid verschillen in
beginsel niet per categorie van benadeelde Staat. De kwestie van zeespiegelstijging
die de maritieme zones of het staatskarakter bedreigt, valt onder de
primaire regels van internationaal recht en wordt onder vraag (a) behandeld.
III. Vraag (a): Verplichtingen van Staten inzake
Klimaatverandering
Het Hof heeft een lijst opgesteld van het meest direct
relevante toepasselijke recht:
A. Toepasselijk recht en leidende beginselen:
- Handvest
van de Verenigde Naties: Vormt de basis voor internationale
samenwerking bij het oplossen van wereldwijde problemen zoals
klimaatverandering.
- Klimaatverdragverdragen:
Dit zijn de belangrijkste instrumenten:
- UNFCCC
(Kaderverdrag): Het basiskader met het uiteindelijke doel om
broeikasgasconcentraties te stabiliseren om gevaarlijke antropogene
verstoring van het klimaatsysteem te voorkomen.
- Kyoto-protocol:
Concretiseerde verplichtingen voor ontwikkelde landen met
kwantificeerbare emissiereductiedoelstellingen. Het blijft van kracht,
ook al is er na 2020 geen nieuwe verbintenisperiode afgesproken.
- Overeenkomst
van Parijs: Streeft ernaar de wereldwijde reactie op
klimaatverandering te versterken, met als primair temperatuurdoel om de
temperatuurverhoging te beperken tot 1,5°C boven pre-industriële
niveaus.
- Deze
drie verdragen vullen elkaar aan en zijn niet onverenigbaar; ze
zijn wederzijds ondersteunend.
- UNCLOS
(Verdrag van de Verenigde Naties inzake het Recht van de Zee):
Relevant omdat antropogene broeikasgasemissies de mariene omgeving
aantasten.
- Andere
milieuverdragen:
- Verdrag
van Wenen ter bescherming van de ozonlaag en het Montrealprotocol:
Belangrijk voor de bescherming van de atmosfeer, een onderdeel van het
klimaatsysteem.
- Verdrag
inzake Biologische Diversiteit: Ecosysteembescherming kan
tegelijkertijd bijdragen aan mitigatie en adaptatie.
- Verdrag
van de Verenigde Naties ter bestrijding van woestijnvorming: Verbindt
woestijnvorming, landdegradatie en droogte met klimaatverandering.
- Internationaal
gewoonterecht:
- Plicht
om significante schade aan het milieu te voorkomen: Dit is een zorgvuldigheidsplicht
(due diligence) die van toepassing is op het klimaatsysteem en andere
delen van het milieu. De vereiste norm van zorgvuldigheid is streng
vanwege de ernst van de dreiging.
- Plicht
tot samenwerking voor de bescherming van het milieu: Kern van het
VN-Handvest en internationaal milieurecht. Het is een juridische
verplichting, geen keuze.
- Internationaal
mensenrechtenrecht: De bescherming van het milieu is een voorwaarde
voor het genot van mensenrechten.
- Andere
beginselen (leidend voor interpretatie en toepassing, geen zelfstandige
verplichtingen):
- Duurzame
ontwikkeling: Verzoening van economische ontwikkeling met
milieubescherming.
- Gemeenschappelijke
maar gedifferentieerde verantwoordelijkheden en respectieve capaciteiten
(CBDR-RC): Erkent verschillen in historische en huidige bijdragen aan
emissies, en de verschillende capaciteiten van Staten. Dit beginsel is
een manifestatie van billijkheid.
- Billijkheid
(Equity): Een algemeen rechtsbeginsel dat een billijke oplossing
binnen het toepasselijke recht beoogt.
- Intergenerationele
billijkheid: Huidige generaties hebben de plicht om waardige
levensomstandigheden te behouden en over te dragen aan toekomstige
generaties.
- Voorzorgsbeginsel
(Precautionary approach or principle): Bij dreiging van ernstige of
onomkeerbare schade mag gebrek aan volledige wetenschappelijke zekerheid
geen reden zijn om kosteneffectieve maatregelen uit te stellen.
- Het
"vervuiler betaalt"-beginsel wordt niet beschouwd
als onderdeel van het toepasselijke recht voor deze adviesopinie, tenzij
het in een verdrag is gespecificeerd.
B. Verhouding tussen lex specialis en algemeen
internationaal recht: Het Hof concludeert dat de klimaatverdragverdragen geen
lex specialis vormen die andere regels van internationaal recht algemeen
uitsluiten. Integendeel, de verdragen en andere regels vullen elkaar aan en
moeten harmonieus worden geïnterpreteerd.
C. Verplichtingen van Staten onder het
klimaatverdragkader (UNFCCC, Kyoto, Parijs):
- UNFCCC
(Kaderverdrag):
- Mitigatieverplichtingen:
Alle partijen moeten nationale inventarissen van broeikasgasemissies
opstellen, nationale programma's formuleren en informatie communiceren.
Annex I-partijen (ontwikkelde landen) hebben aanvullende verplichtingen
om het voortouw te nemen bij het beperken van emissies en het verbeteren
van koolstofputten.
- Adaptatieverplichtingen:
Alle partijen moeten nationale en regionale programma's opstellen voor
adaptatie. Annex II-partijen (subset van Annex I-landen) moeten
ontwikkelingslanden bijstaan met financiële hulp en
technologieoverdracht.
- Samenwerkings-
en bijstandsverplichtingen: Verplichte samenwerking op diverse
gebieden, zoals technologieontwikkeling, onderzoek en openbaar
bewustzijn. Ontwikkelde landen hebben verplichtingen om financiële
middelen, technologieoverdracht en capaciteitsopbouw te bieden. Deze samenwerkingsplicht
is een zorgvuldigheidsplicht (due diligence).
- Kyoto-protocol:
- Concretiseerde
mitigatieverplichtingen voor Annex B-partijen met bindende
kwantificeerbare emissiereductiedoelstellingen voor periodes tot
2020. Het protocol blijft van kracht als juridisch relevant document.
- Overeenkomst
van Parijs:
- Primair
temperatuurdoel: Beperking van de wereldwijde temperatuurverhoging
tot 1,5°C boven pre-industriële niveaus. Dit is een verdere
concretisering van de UNFCCC-doelstelling.
- Algemene
beginselen: De implementatie moet billijkheid en het CBDR-RC-beginsel
weerspiegelen, rekening houdend met verschillende nationale
omstandigheden.
- Mitigatieverplichtingen
(Art. 4):
- Nationally
Determined Contributions (NDCs): Elke partij moet opeenvolgende
NDCs opstellen, communiceren en onderhouden. Dit is een resultaatverplichting.
- Inhoud
van NDCs: De discretie van partijen is beperkt. NDCs moeten progressie
vertonen en de hoogst mogelijke ambitie van een partij
weerspiegelen, in lijn met de 1,5°C doelstelling en de beste beschikbare
wetenschap. Het voldoen aan deze verplichtingen vereist een strenge
zorgvuldigheidsnorm.
- Implementatie
van NDCs en binnenlandse mitigatiemaatregelen: Partijen moeten
binnenlandse mitigatiemaatregelen nemen met het oog op het behalen van
de doelstellingen in hun NDCs. Dit is een zorgvuldigheidsplicht
(obligation of conduct), waarvoor de naleving wordt beoordeeld op
basis van due diligence en de inzet van beste inspanningen.
Ook hier is de norm streng.
- Adaptatieverplichtingen
(Art. 7): Partijen moeten, waar passend, betrokken zijn bij
adaptatieplanning en -uitvoering. De naleving wordt beoordeeld aan de
hand van een zorgvuldigheidsnorm. Adaptatie vult mitigatie aan.
- Samenwerkingsverplichtingen
(Art. 9, 10, 11): De gewoonterechtelijke plicht tot samenwerking
wordt versterkt door verdragsbepalingen. Belangrijke vormen van
samenwerking zijn financiële bijstand, technologieontwikkeling
en -overdracht, en capaciteitsopbouw. Ontwikkelde landen
hebben een bindende verplichting om financiële middelen te verstrekken.
Het niveau van steun moet het bereiken van de doelstellingen van Artikel
2 van de Overeenkomst van Parijs mogelijk maken.
D. Verplichtingen van Staten onder gewoonterecht inzake
klimaatverandering:
- Plicht
om significante schade aan het milieu te voorkomen:
- Deze
plicht is van toepassing op het klimaatsysteem. Het betreft een risico
op significante schade, bepaald door de waarschijnlijkheid en ernst
van de schade.
- De
plicht geldt ook bij cumulatieve effecten van handelingen van
verschillende Staten en private actoren. De diffuse aard van
broeikasgasemissies sluit de toepassing van deze plicht niet uit.
- De
vereiste norm van zorgvuldigheid (due diligence) is streng. Dit
omvat:
- Passende
maatregelen: Regulerende mitigatiemechanismen, aanpassing,
effectieve handhaving.
- Wetenschappelijke
en technologische informatie: Staten moeten actief wetenschappelijke
informatie verzamelen en analyseren. De IPCC-rapporten zijn hierbij de
beste beschikbare wetenschap.
- Relevante
internationale regels en normen: Beslissingen van COPs kunnen
hierbij relevant zijn.
- Verschillende
capaciteiten: De zorgvuldigheidsnorm varieert afhankelijk van de
capaciteiten van een Staat (CBDR-RC beginsel).
- Voorzorgsbeginsel:
Leidt Staten bij het bepalen van de vereiste gedragsnorm bij
wetenschappelijke onzekerheid.
- Risicobeoordeling
en milieueffectrapportage (MER): Staten moeten MERs uitvoeren voor
activiteiten met significante nadelige gevolgen.
- Kennisgeving
en raadpleging: Plicht tot kennisgeving en raadpleging bij risico op
significante schade.
- Plicht
tot samenwerking:
- Deze
plicht is van gewoonterechtelijke aard en van fundamenteel belang,
vooral voor het klimaatsysteem als een gedeelde hulpbron.
- Het
vereist voortdurende en aanhoudende vormen van samenwerking en goede
trouw inspanningen voor collectieve actie.
- De
plicht tot samenwerking is van toepassing op alle Staten, maar het niveau
kan variëren afhankelijk van het CBDR-RC beginsel.
- Verhouding
tussen verplichtingen uit verdragen en gewoonterecht:
- Verdragsregels
en gewoonterechtelijke regels hebben een afzonderlijk bestaan maar
moeten zoveel mogelijk compatibel worden geïnterpreteerd.
- Verdragen
kunnen informeren over de inhoud van gewoonterecht, en omgekeerd.
- Naleving
van klimaatverdragverdragen in goede trouw suggereert dat een Staat in
wezen voldoet aan de algemene gewoonterechtelijke plichten. Een Staat die
geen partij is bij de verdragen, draagt de bewijslast om aan te tonen dat
haar beleid in overeenstemming is met haar gewoonterechtelijke
verplichtingen.
E. Verplichtingen van Staten onder het Recht van de Zee
en gerelateerde kwesties:
- Verplichtingen
onder UNCLOS:
- Antropogene
broeikasgasemissies kunnen worden gekarakteriseerd als verontreiniging
van het mariene milieu in de zin van UNCLOS.
- Art.
192: Staten hebben de plicht om het mariene milieu te beschermen
en te behouden. Dit vereist een strenge zorgvuldigheidsnorm.
- Art.
193: Het soevereine recht om natuurlijke hulpbronnen te exploiteren
is onderworpen aan de plicht om het mariene milieu te beschermen en te
behouden.
- Art.
194, lid 1: Staten moeten alle noodzakelijke maatregelen nemen om
verontreiniging van de mariene omgeving te voorkomen, te verminderen en
te beheersen.
- Art.
194, lid 2: Verplicht Staten ervoor te zorgen dat activiteiten onder
hun jurisdictie of controle geen schade veroorzaken aan andere Staten of
hun omgeving.
- Art.
197: Staten moeten samenwerken op mondiaal en regionaal niveau
bij het formuleren en uitwerken van internationale regels en standaarden
voor de bescherming van het mariene milieu. Dit is een voortdurende
zorgvuldigheidsplicht.
- Art.
206: Verplicht Staten tot het uitvoeren van milieueffectrapportages
(MERs) bij geplande activiteiten die aanzienlijke verontreiniging of
schadelijke veranderingen in het mariene milieu kunnen veroorzaken.
- Verplichtingen
van Staten met betrekking tot zeespiegelstijging en gerelateerde kwesties:
- Zeespiegelstijging
is onvermijdelijk en vormt een significante bedreiging.
- UNCLOS
vereist geen updates van zeekaarten of geografische coördinaten
van maritieme zones als gevolg van zeespiegelstijging, zodra deze conform
het verdrag zijn vastgesteld.
- Het
Hof stelt dat het verdwijnen van een van de constitutieve elementen van
een Staat niet noodzakelijk het verlies van staatschap met zich
meebrengt.
- De plicht
tot samenwerking is van bijzonder belang bij zeespiegelstijging, wat
een juridische verplichting is en solidariteit vereist. Staten
moeten samenwerken om billijke oplossingen te vinden, rekening houdend
met de rechten van de getroffen Staten en hun bevolking.
F. Verplichtingen van Staten onder internationaal
mensenrechtenrecht:
- Nadelige
effecten van klimaatverandering op het genot van mensenrechten:
- De bescherming
van het milieu is een voorwaarde voor het genot van mensenrechten.
- Klimaatverandering
kan het genot van de volgende rechten aanzienlijk belemmeren:
- Recht
op leven (Art. 3 Universele Verklaring van de Rechten van de Mens,
Art. 6 ICCPR).
- Recht
op gezondheid (Art. 12 ICESCR, Art. 24 Verdrag inzake de Rechten van
het Kind).
- Recht
op een adequate levensstandaard (toegang tot voedsel, water,
huisvesting) (Art. 11 ICESCR).
- Recht
op privacy, gezin en huis (Art. 17 ICCPR).
- Rechten
van vrouwen, kinderen en inheemse volkeren zijn ook bijzonder
kwetsbaar.
- Recht
op een schoon, gezond en duurzaam milieu:
- Dit
recht is in veel regionale instrumenten en nationale wetgevingen erkend.
- De Algemene
Vergadering heeft in resolutie 76/300 (2022) het recht op een schoon,
gezond en duurzaam milieu erkend als een mensenrecht.
- Het
Hof concludeert dat dit recht essentieel is voor het genot van andere
mensenrechten en voortkomt uit de onderlinge afhankelijkheid tussen
mensenrechten en milieubescherming.
- Territoriale
reikwijdte van mensenrechtenverdragen:
- Mensenrechtenverdragen
kunnen van toepassing zijn wanneer een Staat jurisdictie uitoefent buiten
zijn grondgebied. Het Hof heeft deze interpretatie eerder bevestigd
voor het ICCPR.
IV. Vraag (b): Juridische Gevolgen van Staatsoptreden en
Nalatigheid
A. Toepasselijk recht: Een schending van een van de
verplichtingen onder vraag (a) vormt een internationaal onrechtmatige daad
die de verantwoordelijkheid van die Staat met zich meebrengt. De regels inzake Staatsaansprakelijkheid
onder internationaal gewoonterecht zijn van toepassing. De mechanismen voor
verlies en schade (Art. 8) en naleving (Art. 15) van de Overeenkomst van Parijs
sluiten de toepassing van de algemene regels inzake staatsaansprakelijkheid
niet uit (geen lex specialis), omdat ze geen bepalingen bevatten die
afwijken van de algemene regels inzake aansprakelijkheid of
geschillenbeslechting.
B. Vaststelling van Staatsaansprakelijkheid in de context
van klimaatverandering:
- Vragen
met betrekking tot toerekening (Attribution):
- Toerekening
in juridische zin verwijst naar het koppelen van een handeling of
nalatigheid aan een Staat onder internationaal recht.
- Het
nalaten van een Staat om passende maatregelen te nemen om het
klimaatsysteem te beschermen tegen broeikasgasemissies (bijv. door
onvoldoende regulering van fossiele brandstoffen) kan een internationaal
onrechtmatige daad vormen die aan die Staat kan worden toegerekend.
- De
handelingen van private actoren zijn niet direct aan de Staat
toerekenbaar, maar het nalaten van de Staat om deze te reguleren
(schending van zorgvuldigheidsplicht) is dat wel.
- Hoewel
klimaatverandering wordt veroorzaakt door cumulatieve emissies van
meerdere Staten, zijn de regels inzake staatsaansprakelijkheid in
beginsel in staat om situaties met meerdere verantwoordelijke of
benadeelde Staten aan te pakken. Elke benadeelde Staat kan de
verantwoordelijkheid van elke Staat inroepen die een onrechtmatige daad
heeft begaan.
- Vragen
met betrekking tot causaliteit:
- Causaliteit
is geen vereiste voor het vaststellen van aansprakelijkheid op zich,
maar is nodig voor herstel (reparation).
- De
bestaande juridische norm vereist het bestaan van een "voldoende
direct en zeker causaal verband" tussen de onrechtmatige daad en
de geleden schade.
- Hoewel
het causale verband in de context van klimaatverandering lastiger kan
zijn vanwege de diffuse aard, betekent dit niet dat het onmogelijk is.
Wetenschappelijke gegevens kunnen helpen bij het vaststellen van een link
tussen antropogene klimaatverandering en specifieke gebeurtenissen.
- Erga
omnes karakter van de onderliggende verplichtingen:
- De
verplichtingen met betrekking tot de bescherming van het klimaatsysteem
en andere delen van het milieu tegen antropogene broeikasgasemissies, met
name de plicht om significante grensoverschrijdende schade onder
gewoonterecht te voorkomen, zijn erga omnes verplichtingen.
- De
verplichtingen van Staten onder de UNFCCC en de Overeenkomst van Parijs
zijn erga omnes partes verplichtingen, omdat ze het essentiële
belang van alle Staten in het veiligstellen van het klimaatsysteem
beschermen.
- Dit
betekent dat elke Staat (ook niet-benadeelde Staten) de
verantwoordelijkheid van een andere Staat kan inroepen voor de schending
van dergelijke verplichtingen. Er is echter een verschil in de
beschikbare remedies: niet-benadeelde Staten kunnen geen schadevergoeding
voor zichzelf eisen, maar kunnen wel vragen om stopzetting van de
onrechtmatige daad en garanties van niet-herhaling, evenals herstel
in het belang van de benadeelde Staat of de begunstigden van de
geschonden verplichting.
C. Juridische gevolgen voortvloeiend uit onrechtmatige
daden: Een schending van een verplichting brengt de internationale
verantwoordelijkheid van een Staat met zich mee. De gevolgen hangen af van de
specifieke schending en de aard van de schade.
- Plicht
tot nakoming (Duty of performance): De schending heft de onderliggende
verplichting tot nakoming niet op; Staten blijven verplicht hun plichten
uit te voeren.
- Plicht
tot stopzetting en garanties van niet-herhaling: De verantwoordelijke
Staat is verplicht de onrechtmatige daad te beëindigen als deze
voortduurt. Dit kan het intrekken van administratieve of wetgevende
maatregelen en het verminderen van broeikasgasemissies inhouden.
- Plicht
tot herstel (Reparation): Dit vereist het bestaan van schade en een
causaal verband. Volledig herstel kan worden bereikt door:
- Restitutie:
Het herstellen van de situatie van vóór de onrechtmatige daad. In het
geval van milieuschade kan dit de vorm aannemen van het reconstrueren van
beschadigde infrastructuur en het herstellen van ecosystemen.
- Compensatie
(Schadevergoeding): Als restitutie onmogelijk is. Milieuschade is
compensabel onder internationaal recht. De berekening kan moeilijk zijn
door onzekerheid over de exacte omvang van de schade, maar compensatie in
de vorm van een globaal bedrag kan uitzonderlijk worden toegekend.
- Voldoening
(Satisfaction): Afhankelijk van de aard van de schending. Dit kan
bestaan uit uitingen van spijt, formele excuses, publieke erkenning of
een formele verklaring van de onrechtmatigheid door een rechterlijk
orgaan.
V. Afsluiting
Het Hof erkent dat deze adviesopinie meer is dan een
juridisch probleem; het betreft een existentieel probleem van planetaire
proporties dat alle levensvormen en de gezondheid van onze planeet
bedreigt. Internationaal recht heeft hierin een belangrijke, maar uiteindelijk
beperkte, rol. Een duurzame oplossing vereist de bijdrage van alle
kennisgebieden en vooral menselijke wil en wijsheid om onze gewoonten en
levenswijze te veranderen ten behoeve van huidige en toekomstige generaties.
Met deze opinie hoopt het Hof bij te dragen aan het informeren en leiden van
sociale en politieke actie om de voortdurende klimaatcrisis aan te pakken.
Het Hof concludeert unaniem dat het de jurisdictie heeft
en zal voldoen aan het verzoek om een adviesopinie.