woensdag 23 april 2025

Samenvatting vonnis arbeidsrechtbank Leuven - 21 maart 2025

Bovenkant formulier

Inleiding:

Dit document biedt een gedetailleerde analyse van het vonnis van de Arbeidsrechtbank Leuven in een geschil tussen [eiser] (werknemer) en [verweerder] (werkgever, een taxionderneming). Het vonnis behandelt vorderingen van de eisende partij met betrekking tot achterstallig loon, ARAB-vergoedingen, onterechte looninhoudingen en ecocheques voor de periode van november 2021 tot en met april 2022.


Hoofdthema's en Belangrijkste Ideeën/Feiten:

  1. Achterstallig (Over)loon (30 november 2021 - 27 april 2022):
  • De eisende partij vorderde €6.822,62 bruto aan achterstallig loon, onderverdeeld in verschillende periodes en inclusief vergoeding voor feestdagen.
  • Periode 30 november 2021 - 31 december 2021: De rechtbank oordeelde dat de deeltijdse arbeidsovereenkomst niet voldeed aan de voorwaarden om af te wijken van de 1/3de grens van de wekelijkse arbeidsduur voor voltijdse werknemers, aangezien er geen vast uurrooster was opgenomen in de overeenkomst. De rechtbank baseerde zich op artikel 11bis van de Arbeidsovereenkomstenwet en relevant KB en CAO's in de transportsector. De vordering van €549,59 bruto werd gegrond verklaard.
  • Quote: "Bijgevolg stelt eisende partij terecht dat niet mocht worden afgeweken van de 1/3de grens."
  • Periode 1 januari 2022 - 31 januari 2022: De eisende partij vorderde achterstallig loon en overloon, onderbouwd met een eigen agenda van gepresteerde uren. De verwerende partij verwees naar kalenders van haar sociaal secretariaat. De rechtbank stelde opnieuw vast dat de 1/3de regel onterecht werd genegeerd. Hoewel de werknemer de bewijslast draagt voor overuren, oordeelde de rechtbank dat de agenda van de eisende partij als basis kon dienen, mede doordat de dienststaten die de verwerende partij later voor een beperkte periode voorlegde, grotendeels overeenstemden met de agenda. Het argument van de verwerende partij dat de FOD WASO het dossier zonder gevolg liet, werd verworpen omdat niet aangetoond werd dat dit dossier betrekking had op de situatie van de eisende partij. De vordering van €2.472,33 bruto werd gegrond verklaard.
  • Quote: "Al deze elementen samen tonen naar het oordeel van de rechtbank dan ook afdoende aan dat de door eisende partij bijgehouden agenda als basis kan gebruikt worden voor de beoordeling van de gevorderde (over)uren."
  • Periode 1 februari 2022 - 27 april 2022: De eisende partij vorderde opnieuw achterstallig loon en overloon, steunend op zijn agenda en dienststaten vanaf 18 april 2022. De verwerende partij betwistte dit op basis van haar sociaal secretariaat. De rechtbank herhaalde haar eerdere argumentatie omtrent de bewijswaarde van de agenda, in het licht van de gebrekkige medewerking van de verwerende partij in het voorleggen van volledige dienststaten, ondanks de wettelijke verplichting hiertoe (Vlaams regeringsbesluit van 8 november 2019). De verwerping van "werkloosheid wegens overmacht corona" als "toegestane afwezigheid" zonder correcte kennisgeving werd ook benadrukt. De vordering van €7.384,16 bruto werd gegrond verklaard.
  • Quote: "Verwerende partij laat het alleszins na om zulke kennisgeving in casu voor te leggen zodat deze met toepassing van voormeld artikel 11, §5 gehouden is aan eisende partij diens normaal loon te betalen voor die dagen."
  • Feestdagen: Gezien de onjuiste vermelding van gepresteerde uren en de onjuiste loonuitbetaling, had de eisende partij recht op het saldo van €286,05 bruto voor de feestdagen.
  • Besluit Achterstallig Loon: De totale loonachterstal bedroeg €6.822,62 bruto, rekening houdend met reeds ontvangen inkomsten.
  1. ARAB-vergoedingen (december 2021 - april 2022):
  • De eisende partij vorderde €555,97 aan bijkomende ARAB-vergoedingen, conform de CAO in de transportsector (4,57% van de ontvangsten excl. BTW, met een minimum van €5,75 per gewerkte dag).
  • Aangezien de vordering tot achterstallig loon werd goedgekeurd, volgde hieruit logischerwijs het recht op de bijkomende ARAB-vergoedingen.
  1. Inhoudingen op het Loon (april 2022):
  • De eisende partij betwistte inhoudingen van in totaal €1.056,79, bestaande uit een boete (€161,00), een inhouding voor tussenkomst chauffeur bij ongeval (€495,79) en een voorschot (€400,00).
  • Ongeval: De verwerende partij beriep zich op een sectorale CAO die de tussenkomst van de chauffeur beperkt tot 20% van de schade (maximaal €495,79 vanaf het vierde ongeval), behalve bij zware schuld of bedrog. De rechtbank oordeelde dat de verwerende partij niet bewezen had dat er sprake was van bedrog of zware schuld in de zin van artikel 18 van de Arbeidsovereenkomstenwet, waardoor de inhouding niet conform de Loonbeschermingswet was.
  • Quote: "Op basis van het schadeattest kan evenwel niet vastgesteld worden of er sprake zou zijn geweest van bedrog of zware schuld, zoals vermeld in de CAO van 19 september 2001 en in artikel 18 van de Ar-beidsovereenkomstenwet."
  • Boete (Vervanging Band): De verwerende partij legde geen enkel bewijsstuk voor met betrekking tot de schade aan de band of de reden voor de boete. De vermelding als "boete" op de loonbrief strookte niet met de uitleg van een schadevergoeding.
  • Voorschot: De verwerende partij trok haar initiële bewering dat het voorschot betaald was in haar laatste conclusie in. De bewijslast om aan te tonen dat het loon betaald is, rust bij de werkgever.
  • De rechtbank oordeelde dat de verwerende partij de rechtmatigheid van de inhoudingen niet voldoende had bewezen en veroordeelde haar tot terugbetaling van €1.056,79 netto.
  1. Ecocheques:
  • De eisende partij vorderde de ecocheques ten bedrage van €17,79 die op de loonbrief van april 2022 stonden vermeld, maar die hij naar eigen zeggen nooit had ontvangen.
  • De verwerende partij beweerde de ecocheques wel te hebben overhandigd, maar kon dit niet bewijzen (bv. via een ondertekend ontvangstbewijs). De bewijslast hiervan rust bij de werkgever. De vordering tot schadevergoeding gelijk aan de waarde van de ecocheques werd gegrond verklaard.
  • Quote: "Zoals hoger vermeld, komt het op grond van artikel 8.4, tweede lid van het nieuw BW aan verwerende partij toe om te bewijzen dat zij bevrijd is van haar verbintenis tot het overhandigen van de ecoche-ques."
  1. Gerechtskosten:
  • De verwerende partij werd veroordeeld tot de gerechtskosten.
  • De rechtsplegingsvergoeding werd ambtshalve vastgesteld op €1.412,79, rekening houdend met de geïndexeerde tarieven per 1 maart 2025 en de waarde van de vorderingen.
  • De dagvaardingskosten werden vereffend op €225,73.
  1. Uitvoerbaarheid bij Voorraad en Kantonnement:
  • Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad, conform artikel 1397 van het Gerechtelijk Wetboek.
  • De rechtbank willigde het verzoek van de eisende partij tot uitsluiting van het recht op kantonnement niet in, aangezien er geen specifieke redenen werden aangevoerd en artikel 1406 van het Gerechtelijk Wetboek vereist dat de vertraging in de regeling de schuldeiser aan een ernstig nadeel blootstelt, wat niet werd aangetoond.

Beslissing van de Arbeidsrechtbank:

De Arbeidsrechtbank verklaarde de vordering van de eisende partij gedeeltelijk gegrond en veroordeelde de verwerende partij tot betaling van:

  • €6.822,62 bruto als achterstallig loon.
  • €555,97 als ARAB-vergoedingen.
  • €1.056,79 als onterecht ingehouden loon.
  • €17,79 als schadevergoeding voor niet-overhandigde ecocheques.

Deze bedragen dienen te worden vermeerderd met verwijlintresten en gerechtelijke interesten. De verwerende partij is gehouden de wettelijk verplichte inhoudingen op de brutobedragen te verrichten. De verwerende partij werd tevens veroordeeld tot de gerechtskosten, vereffend op €1.412,79 rechtsplegingsvergoeding en €225,73 dagvaardingskosten.

Conclusie:

Het vonnis van de Arbeidsrechtbank Leuven geeft de eisende partij grotendeels gelijk. De rechtbank benadrukt het belang van de correcte toepassing van de arbeidswetgeving met betrekking tot deeltijdse arbeid, de bewijslast bij vorderingen tot overloon en de verplichtingen van de werkgever inzake loonadministratie en bewijsvoering bij inhoudingen en de overhandiging van extralegale voordelen zoals ecocheques. De gebrekkige medewerking van de verwerende partij in het voorleggen van de vereiste documenten speelde een significante rol in de beoordeling van de vorderingen.

Onderkant formulier