maandag 21 juli 2025

Ontwerp programmawet 0909/030 aangenomen door de plenaire kamer op 17 juli 2025

 Ontwerp programmawet   0909/030 aangenomen door de plenaire kamer op 17 juli 2025


HOOFDSTUK 2: Wijzigingen aan de kosten bij registratie, hypotheken en griffierechten (dit zijn vaak kosten die je betaalt bij de aankoop van onroerend goed of bij bepaalde juridische procedures)

Vraag: Wat verandert er concreet aan die kosten? Antwoord:

  • Artikel 3 & 5: Deze artikelen zeggen dat de regels in dit hoofdstuk (en het volgende, Hoofdstuk 3) ingaan op de dag dat deze wet officieel bekendgemaakt wordt in het Belgisch Staatsblad.
  • Artikel 4: Er verandert een specifiek bedrag. Een bedrag van "150" euro wordt vervangen door "1000" euro. Dit kan gaan over een bepaalde retributie of vergoeding. Het belangrijkste is dat dit bedrag vanaf 1 januari elk jaar automatisch wordt aangepast aan de inflatie (geïndexeerd). De berekening gebeurt door het basisbedrag te vermenigvuldigen met een nieuwe index en te delen door een beginindex (september 2024 is de startindex). Het resultaat wordt afgerond naar het hogere tiental euro. De regering zal dit aangepaste bedrag elk jaar in december publiceren.


HOOFDSTUK 3: Wijzigingen betreffende de inkomstenbelastingen

Dit hoofdstuk is best technisch, maar het gaat vooral over nieuwe belastingregels voor bepaalde inkomsten en transacties.

Afdeling 1: Carried interest (een soort winstdeelname in investeringsfondsen)

Vraag: Wat is "Carried interest" en hoe wordt het belast? Antwoord:

  • Artikel 6: Dit artikel legt uit wat ze bedoelen met "Carried interest begunstigde" (dat is een persoon die werkt voor zo'n investeringsfonds) en een "Carried interest vehikel" (dat is het investeringsfonds zelf). Het gaat over fondsen die geld ophalen om te investeren en niet voldoen aan bepaalde Europese regels.
  • Artikel 7: Voortaan worden inkomsten uit "carried interest" specifiek vermeld in de inkomstenbelastingwet. Dit betekent dat de overheid deze inkomsten nu apart kan belasten.
  • Artikel 8: "Carried interest" is de winst die een persoon krijgt van zo'n investeringsfonds, inclusief dividenden. Er mogen wel kosten afgetrokken worden, maar het mag niet meer zijn dan wat een gewone investeerder zou krijgen. Het artikel zegt ook expliciet dat inkomsten uit aandelenopties (die je via een speciale wet uit 1999 hebt gekregen) niet onder "carried interest" vallen.
  • Artikelen 9-15 & 17-21: Deze artikelen bevatten veel technische aanpassingen in de inkomstenbelastingwet om de "carried interest" te belasten. Het komt erop neer dat deze inkomsten voortaan belast worden tegen een tarief van 25%. Er zijn ook regels over hoe dit zit als het via buitenlandse fondsen of verbonden vennootschappen loopt.
  • Artikel 16: Een vennootschap kan geen speciale "liquidatiereserve" opbouwen (een fiscaal voordeel om later goedkoper winsten uit te keren) zolang het aandelen heeft van zo'n "carried interest vehikel" die indirect in handen zijn van een begunstigde.
  • Artikel 22: De regels over "carried interest" gaan in op de dag dat de wet in het Staatsblad verschijnt en zijn van toepassing op inkomsten die vanaf die dag worden uitbetaald of toegekend. Maar opgelet: artikel 16 (over die liquidatiereserve) gaat pas in vanaf aanslagjaar 2026. Fondsen die al in liquidatie zijn gegaan voor de inwerkingtreding van deze wet, vallen niet onder de nieuwe regels voor hun inkomsten.

Afdeling 2: Exit taks (een belasting op winsten als je bedrijfselementen naar het buitenland verplaatst)

Vraag: Wanneer betaal je die "exit taks" en waarom? Antwoord:

  • Artikel 23: Dit introduceert een nieuwe categorie "dividenden" in de wet. Dit is specifiek voor gevallen waarin bedrijfsonderdelen naar het buitenland worden verplaatst door middel van bepaalde bedrijfsoperaties (zoals fusies of splitsingen), en die elementen daardoor niet meer in België gebruikt worden. Het idee is om te voorkomen dat bedrijven activa verplaatsen zonder daar belasting over te betalen.
  • Artikelen 24-30: Deze artikelen regelen de details van deze belasting. Ze zorgen ervoor dat deze "dividenden" (als gevolg van zo'n buitenlandse verplaatsing) ook in andere delen van de belastingwet worden meegenomen en correct worden belast.
  • Artikel 31: Deze nieuwe "exit taks" gaat in op de dag dat de wet in het Belgisch Staatsblad verschijnt en is van toepassing op alle verplaatsingen die vanaf die datum gebeuren.

Afdeling 3: Liquidatiereserve en VVPRbis (dit zijn regelingen die ervoor zorgen dat kmo's winsten goedkoper kunnen uitkeren)

Vraag: Wat verandert er aan die fiscaal vriendelijke manieren om winsten uit te keren? Antwoord:

  • Artikel 32: Dit verandert de belastingtarieven voor dividenden uit liquidatiereserves. De tarieven kunnen nu 5%, 6,5% of 20% zijn. Het hangt af van hoe lang de winst in de liquidatiereserve is gebleven en wanneer die is toegevoegd:
    • Als de reserve uiterlijk op 31 december 2025 is opgebouwd:
      • 5% als het minstens 5 jaar is aangehouden.
      • 6,5% als het tussen 3 en 5 jaar is aangehouden.
      • 20% als het minder dan 3 jaar is aangehouden.
    • Als de reserve na 31 december 2025 is opgebouwd:
      • 6,5% als het minstens 3 jaar is aangehouden.
  • Artikel 33: Dit artikel past de regels voor de roerende voorheffing (een soort voorschot op je belasting voor inkomsten uit kapitaal) aan om overeen te komen met de nieuwe tarieven.
  • Artikel 34: Deze wijzigingen zijn van toepassing op dividenden die worden toegekend of betaalbaar gesteld vanaf de dag dat de wet in het Belgisch Staatsblad verschijnt.

Afdeling 4: DBI-aftrek (Definitief Belaste Inkomsten - een belastingvoordeel voor vennootschappen)

Vraag: Wat verandert er aan dit belastingvoordeel voor bedrijven? Antwoord:

  • Artikel 35 & 36: Om in aanmerking te komen voor dit belastingvoordeel, moet een vennootschap een deelneming (een soort investering) hebben van minstens 2.500.000 euro. Nieuw is dat deze deelneming, als het verkrijgende bedrijf geen kleine onderneming is, de aard moet hebben van financiële vaste activa. Dit betekent dat het een investering voor de lange termijn moet zijn.
  • Artikel 37: Artikel 35 gaat in vanaf aanslagjaar 2026. Artikel 36 gaat in op de dag van publicatie van de wet. Er is ook een regel om misbruik te voorkomen: als een bedrijf na 3 februari 2025 zijn boekjaar afsluitdatum verandert om deze belasting te ontduiken, heeft die verandering geen effect.

HOOFDSTUK 5: Herinvoering van een permanent systeem inzake fiscale regularisatie (oftewel, hoe je zwart geld legaal maakt)

Vraag: Hoe werkt dit nieuwe systeem om niet-aangegeven inkomsten te regulariseren? Antwoord:

  • Artikel 39: Dit hoofdstuk gaat in op de dag dat de wet in het Belgisch Staatsblad verschijnt.
  • Artikel 40: Er wordt een speciaal "Contactpunt regularisaties" opgericht bij de Federale Overheidsdienst Financiën. Je kunt daar een "regularisatieaangifte" indienen voor inkomsten, bedragen, btw-handelingen en "fiscaal verjaarde kapitalen".
    • "Fiscaal verjaarde kapitalen" zijn inkomsten of vermogens waar de overheid geen belasting meer op kan innen omdat de termijn (verjaring) is verstreken, bijvoorbeeld na jaren. Dit is belangrijk, want zo kun je "oud" zwart geld legaal maken.
  • Artikel 41: De kosten om te regulariseren:
    • Voor niet-verjaarde inkomsten of bedragen: je betaalt het normale belastingtarief + 30 procentpunten. Je kunt geen belastingverminderingen of -kredieten aftrekken.
    • Voor niet-verjaarde btw-handelingen: je betaalt het normale btw-tarief + 30 procentpunten.
  • Artikel 42: Het grote voordeel: als je de regularisatieaangifte correct indient en de gevraagde heffing betaalt, zijn de geregulariseerde inkomsten, bedragen en btw-handelingen vrij van verdere belasting, boetes en nalatigheidsinteresten.
  • Artikel 43: Voor fiscaal verjaarde kapitalen (geld waar de belastingtermijn op verjaard is), betaal je een vaste heffing van 45% op het kapitaal. Dit geldt ook specifiek voor levensverzekeringen, buitenlandse rekeningen en juridische constructies (zoals trusts).
  • Artikel 44: Wanneer werkt de regularisatie NIET?
    • Als de inkomsten komen van bepaalde zware misdrijven (zoals zware misdrijven uit het Strafwetboek, tenzij het enkel fiscale misdrijven zijn).
    • Als de inkomsten komen van witwasmisdrijven (met enkele uitzonderingen).
    • Als je al schriftelijk wist dat er een specifiek onderzoek liep door justitie, de belastingdienst of andere inspectiediensten vóór je de aangifte indiende.
    • Als je al eerder een regularisatieaangifte hebt ingediend sinds dit systeem is ingevoerd. Het is dus een "éénmalige kans" per soort regularisatie (fiscaal en sociaal).
  • Artikel 45: De procedure: je moet een speciaal formulier invullen met je gegevens, de bedragen, en de datum. Je moet ook een korte uitleg geven over hoe de fraude is ontstaan, de omvang, de oorsprong, de periode en de gebruikte financiële rekeningen. Het Contactpunt stuurt je dan een brief met het te betalen bedrag, dat je binnen 15 dagen moet betalen. Daarna krijg je een bewijs dat alles in orde is ("regularisatieattest"). Het Contactpunt geeft ook info door aan de Cel voor Financiële Informatieverwerking (die witwaspraktijken onderzoekt), maar zonder het "fraudeschema".
  • Artikel 46 (gedeeltelijk): Het personeel van het Contactpunt moet beroepsgeheim bewaren en mag de informatie niet doorgeven aan andere diensten van Financiën, behalve voor de berekening van de heffing. Dit zorgt voor vertrouwelijkheid.
  • Artikel 47: Het regularisatieattest kan als bewijs dienen in rechtbanken en bij openbare diensten.
  • Artikel 48: Als je de regels volgt en betaalt, ben je vrijgesteld van strafvervolging voor de fiscale misdrijven waarover je aangifte hebt gedaan, op voorwaarde dat er nog geen onderzoek liep. Voor medeplichtigen die niet zelf regulariseren, geldt deze vrijstelling niet.
  • Artikel 49: Je moet bewijzen (met schriftelijk bewijs of andere middelen, maar geen eed of getuigen) dat de inkomsten/kapitalen eerder al correct belast zijn. Zo niet, dan moet je regulariseren. Geld dat gelinkt is aan terrorisme of georganiseerde misdaad kan NIET geregulariseerd worden.
  • Artikel 50 & 51: Als het om gewestelijke belastingen gaat, is een samenwerkingsakkoord nodig. Het Contactpunt wordt een aparte dienst binnen de FOD Financiën.

HOOFDSTUK 6: Wijzigingen betreffende de belasting over de toegevoegde waarde (BTW)

Vraag: Wat verandert er aan de BTW op verbouwingen en nieuwbouw? Antwoord:

  • Artikel 55: Dit hoofdstuk gaat in op de dag van publicatie van de wet in het Belgisch Staatsblad.
  • Artikel 53 (de belangrijkste voor woningen): Dit artikel past de BTW-regels voor de afbraak en heropbouw van woningen aan:
    • Voor eigen bewoning (§1): Je kunt nog steeds een verlaagd BTW-tarief krijgen voor de afbraak en heropbouw van je enige en eigen woning op hetzelfde perceel. Maar er zijn strikte voorwaarden: de woning mag na de werken niet groter zijn dan 200 m² bewoonbare oppervlakte. Je moet vooraf een verklaring indienen en de BTW moet uiterlijk 31 december van het jaar van eerste bewoning opeisbaar zijn.
    • Voor langdurige verhuur aan sociale organisaties (§2): Een verlaagd tarief geldt ook voor afbraak en heropbouw van een woning die minstens 15 jaar verhuurd zal worden aan een sociaal verhuurkantoor of sociale huisvestingsmaatschappij.
    • Voor verkoop van heropgebouwde woningen (§3): Als een professional een gebouw afbreekt en een nieuwe woning opbouwt, en die woning verkoopt (met grond), geldt vanaf 1 juli 2025 ook een verlaagd BTW-tarief. De voorwaarden zijn vergelijkbaar: de woning moet gebruikt worden als enige/eigen woning (max 175m²) of verhuurd worden aan een sociale organisatie of aan een natuurlijke persoon (max 175m²). Er moet vooraf een door koper en verkoper ondertekende verklaring ingediend worden.
    • Voor langdurige verhuur aan natuurlijke personen (§4): Een verlaagd tarief geldt ook voor afbraak en heropbouw voor langdurige verhuur aan een natuurlijke persoon (max 200m²).
    • Wat is uitgesloten van het verlaagde tarief? Werken aan tuinen, zwembaden, sauna's en gelijkaardige installaties vallen er niet onder. Ook de levering en plaatsing van centrale verwarmingsinstallaties die op fossiele brandstoffen werken, zijn uitgesloten van dit verlaagde tarief.
    • Terugbetalingsplicht (§5 & §6): Als je de woning (voor eigen bewoning) niet minstens 5 jaar lang als enige/eigen woning gebruikt, moet je een deel van het BTW-voordeel terugbetalen aan de staat (1/5 per jaar). Voor sociale verhuur is deze periode 15 jaar (1/15 per jaar). Uitzonderingen zijn overlijden of overmacht.
    • Bewoonbare oppervlakte (§7): Dit artikel legt heel specifiek uit hoe de "bewoonbare oppervlakte" berekend moet worden (bv. kamers moeten minstens 4m² zijn en 2 meter hoog zijn, gemeenschappelijke delen tellen niet mee).
  • Artikel 52 & 54: Dit zijn kleinere technische wijzigingen die hierbij aansluiten.

HOOFDSTUK 7: Herinvoering van een permanent systeem sociale regularisatie (oftewel, hoe je niet-aangegeven sociale bijdragen in orde maakt)

Vraag: Wat is dit sociale regularisatiesysteem en hoe werkt het? Antwoord:

  • Artikel 62: Net als de fiscale regularisatie (Hoofdstuk 5) treedt dit hoofdstuk in werking op de dag van publicatie in het Belgisch Staatsblad.
  • Artikel 56: Als zelfstandige kun je je fiscale regularisatie (zie Hoofdstuk 5) uitbreiden om ook beroepsinkomsten te regulariseren waarop nog sociale bijdragen verschuldigd zijn. Je betaalt dan een aanvullende sociale heffing van 20% op die inkomsten. Als je betaalt, ben je vrijgesteld van verdere sociale bijdragen, verhogingen en administratieve boetes. Belangrijk: deze betaling geeft GEEN recht op sociale uitkeringen (zoals pensioen of ziekte-uitkering).
  • Artikel 57: De procedure loopt via hetzelfde "Contactpunt" als voor de fiscale regularisatie. Je geeft de periode aan waarin de beroepsinkomsten zijn ontstaan. Het Contactpunt stuurt je een betalingsbericht en je moet binnen 15 dagen betalen. Daarna krijg je een attest. Het geld wordt doorgestuurd naar de sociale zekerheid.
  • Artikel 58: De regularisatie werkt NIET als er al een onderzoek liep door Belgische (gerechtelijke, fiscale, sociale) diensten of als je al eerder zo'n sociale regularisatie hebt ingediend. Dit is dus ook een "éénmalige kans".
  • Artikel 59 & 60: De aangifte mag niet gebruikt worden voor sociale zekerheidscontroles of onderzoeken, behalve om het bedrag van de heffing te bepalen. Het attest kan wel als bewijs dienen in de rechtbank.
  • Artikel 61: Er is ook een vrijstelling van strafvervolging voor specifieke inbreuken op de sociale wetgeving, als je de regularisatie betaalt en er nog geen onderzoek liep.

HOOFDSTUK 8: Wijzigingen betreffende de jaarlijkse taks op effectenrekeningen

Vraag: Wat verandert er aan de belasting op grote effectenrekeningen? Antwoord:

  • Artikel 64: Dit hoofdstuk treedt in werking op de dag van publicatie in het Belgisch Staatsblad. De verplichting om informatie door te geven over de rekeningen moet voor het eerst gebeuren uiterlijk 31 december 2025.
  • Artikel 63: Dit artikel introduceert nieuwe regels om te voorkomen dat mensen de jaarlijkse belasting op effectenrekeningen (bij grote bedragen) ontduiken.
    • Er zijn nu regels voor "omzetting" (als je financiële instrumenten op een effectenrekening omzet naar instrumenten die niet op zo'n rekening staan) en "overdracht" (als je instrumenten van een grote effectenrekening naar andere rekeningen verplaatst). Dit geldt als de rekening oorspronkelijk meer dan 1.000.000 euro waard was.
    • Belgische financiële instellingen (of je als rekeninghouder als het om een buitenlandse rekening zonder vertegenwoordiger gaat) moeten deze omzettingen en overdrachten maandelijks melden aan de belastingdienst.
    • Als je dit niet meldt, krijg je een boete tussen 250 en 2.500 euro, tenzij je te goeder trouw was.
    • Het belangrijkste is dat deze omzettingen en overdrachten niet geldig zijn voor de belastingdienst als je niet kunt bewijzen dat ze om een andere reden dan belastingontwijking gebeurden.

HOOFDSTUK 9: Verlenging van de bestaande regelingen inzake overwerk

Vraag: Wat zijn de nieuwe regels voor overwerk? Antwoord:

  • Artikel 69: Dit hoofdstuk gaat in met terugwerkende kracht vanaf 1 juli 2025.
  • Artikelen 65-68: De bestaande regelingen voor overwerk (zoals de regels voor belastingvoordelen of het aantal uren dat je mag presteren) die al bestonden voor de jaren 2024 en 2025, worden nu verlengd tot en met 2026. Dit zorgt voor meer stabiliteit en continuïteit voor werkgevers en werknemers.

TITEL 3: Volksgezondheid

Enig Hoofdstuk: Ethische comités (groepen die medische onderzoeken controleren op ethische aspecten)

Vraag: Welke veranderingen zijn er voor ethische comités en klinische proeven? Antwoord:

  • Artikel 79: De meeste bepalingen in dit hoofdstuk treden in werking op 1 juli 2025.
  • Artikel 74: Voor de financiering van ethische comités (die medische onderzoeken controleren), wordt er een verplichte bijdrage opgelegd aan de opdrachtgevers van commerciële klinische proeven. De hoogte van die bijdrage hangt af van het type aanvraag (bijvoorbeeld, voor een nieuwe klinische proef is het 7.677,41 euro, voor een belangrijke wijziging 1.605,73 euro). De bijdragen moeten betaald worden kort na de aanvraag, en het geld gaat naar de ethische comités. De Koning (regering) kan ook bepalen dat deze bijdragen gebruikt worden voor de algemene werking van ethische comités.
  • Artikelen 70-73, 75-78: Dit zijn vooral technische wijzigingen in bestaande wetten om deze nieuwe bijdragen in te voeren en te regelen hoe het Federale Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten (FAGG) de subsidies aan de ethische comités beheert.

TITEL 4: Sociale Zaken

HOOFDSTUK 1: Vrijstelling van de patronale bijdrage boven loonplafond (de werkgeversbijdrage aan de sociale zekerheid)

Vraag: Komen er limieten op de sociale bijdragen die werkgevers moeten betalen? Antwoord:

  • Artikel 84: Dit hoofdstuk treedt in werking op 1 juli 2025.
  • Artikelen 80-83: Deze artikelen voeren een belangrijke verandering in: werkgevers hoeven geen sociale bijdragen meer te betalen op het deel van het basisloon dat een bepaald grensbedrag per kwartaal overschrijdt. Dit geldt zowel voor zeevarenden als voor werknemers in het algemeen. Dit grensbedrag zal automatisch stijgen met de index. Als een werknemer meerdere banen heeft bij dezelfde werkgever, wordt dit grensbedrag evenredig verdeeld over die tewerkstellingen.

HOOFDSTUK 2: Harmonisatie van de indexering van sociale uitkeringen en wedden van de ambtenaren

Vraag: Wat verandert er aan hoe sociale uitkeringen en ambtenarensalarissen worden aangepast aan de inflatie? Antwoord:

  • Artikel 87: Dit hoofdstuk treedt in werking op 1 juli 2025.
  • Artikelen 85 & 86: De algemene regel voor indexering (het aanpassen aan de levensduurte) wordt gewijzigd. Vroeger was dit de "derde maand na de maand waarin de index een aanpassing rechtvaardigt". De nieuwe wet harmoniseert dit. Opgelet: voor collectieve arbeidsovereenkomsten die vóór 1 juli 2025 zijn gesloten, en voor de federale publieke zorgsectoren (zoals ziekenhuizen), blijven de oude regels gelden, tenzij er expliciet van wordt afgeweken.

TITEL 5: Werk

HOOFDSTUK 1: Werkloosheidsreglementering (regels voor werkloosheidsuitkeringen)

Vraag: Wat zijn de grote veranderingen voor werkloosheidsuitkeringen, vooral voor jongeren? Antwoord:

  • Artikel 207: Dit hoofdstuk treedt in werking op 1 juli 2025, maar sommige belangrijke aanpassingen (specifiek de afdelingen 1 t.e.m. 3) gaan pas in op 1 maart 2026. Artikel 151 (dat een eerder artikel opheft) gaat dan weer al in op 1 januari 2026.
  • Artikelen 88-101 (toelatingsvoorwaarden):
    • De regels om toegelaten te worden tot werkloosheidsuitkeringen worden aangepast. Er wordt nu specifiek gekeken naar het arbeidsregime (voltijds, deeltijds met behoud van rechten, vrijwillig deeltijds). Verschillende oude regels worden geschrapt.
    • Voor voltijdse werknemers geldt nog steeds een wachttijd: je moet 312 arbeidsdagen hebben gewerkt in de 36 maanden vóór je aanvraag. Dagen van eerdere werkloosheidsuitkeringen tellen niet mee. De referteperiode (die 36 maanden) kan verlengd worden bij ziekte, invaliditeit, zwangerschaps- of ouderschapsverlof, of voorlopige hechtenis.
    • Voor deeltijdse werknemers wordt een job als "passend" beschouwd als het minstens 12 uur per week of een derde van een voltijdse job is.
  • Artikel 102 (beroepsinschakelingsuitkeringen voor jongeren): Dit zijn belangrijke wijzigingen:
    • Om recht te hebben op deze uitkering moet je jonger zijn dan 25 jaar bij je aanvraag.
    • Je moet een diploma hoger secundair onderwijs hebben of een succesvolle alternerende opleiding hebben gevolgd.
    • Je moet een beroepsinschakelingstijd van 156 dagen hebben doorlopen ná je studies en vóór je aanvraag. Tijdens deze periode moet je actief werk zoeken en minstens twee positieve evaluaties krijgen van je zoekgedrag.
    • Dagen die meetellen voor die 156 dagen zijn onder meer arbeidsdagen, stages in het buitenland, periodes van zwangerschaps- of ouderschapsverlof, en periodes als zelfstandige in hoofdberoep.
    • Opgelet: de leeftijdslimiet van 25 jaar kan onder bepaalde omstandigheden (overmacht, loontrekkende tewerkstelling, zelfstandige in hoofdberoep) worden uitgesteld.
  • Artikelen 118 & 124 (duur van uitkeringen en bedragen):
    • Beroepsinschakelingsuitkeringen voor jongeren zijn nu beperkt tot éénmalig 12 maanden. Deze periode wordt wel onderbroken als je voltijds werkt, ouderschapsverlof neemt, of door ziekte.
    • Een belangrijke uitzondering: jonge werknemers die aan het einde van die 12 maanden een inkomensgarantie-uitkering krijgen als deeltijdse werknemer (met behoud van rechten), kunnen dit behouden als ze minstens 19 uur per week werken (of de helft van een voltijdse job).
    • Nieuw voordeel (§2/1 Art. 114): Werknemers die aan het einde van hun uitkeringsrecht een opleiding volgen voor knelpuntberoepen in de zorg (verpleegkundige, zorgkundige), mogen hun uitkering behouden voor de duur van de opleiding (max. 5 jaar, eenmalig).
    • Dagbedragen van uitkeringen voor volledig werklozen: 65% van het gemiddelde dagloon voor de eerste 3 maanden, daarna 60% voor maanden 4-12 (met verschillende loongrenzen). Er zijn ook minimumbedragen die afhangen van je gezinssituatie.
    • Dagbedragen voor tijdelijk werklozen: 65% van het dagloon bij overmacht, 60% voor andere redenen.
  • Artikel 195 (passende dienstbetrekking): Een job wordt als "niet passend" beschouwd als het loon lager is dan je werkloosheidsuitkering. Uitzondering: voor de eerste zes maanden van je werkloosheid is een job wel passend als het loon minstens 90% van je uitkering bedraagt.
  • Artikelen 209-216 (overgangsregels): Dit zijn complexe regels die bepalen hoe de nieuwe wetten van toepassing zijn op mensen die al uitkeringen ontvingen vóór de nieuwe regels ingingen.
    • Jonge werknemers die al inschakelingsuitkeringen kregen vóór 1 maart 2026, behouden hun recht volgens de oude regels, maar tot uiterlijk 31 december 2025. Als de periode korter is dan 12 maanden, wordt het recht toch 12 maanden behouden. Uiterste einddatum voor uitkering is 31 december 2026. Er zijn uitzonderingen voor wie deeltijds blijft werken.
    • Werknemers die al een uitkering hadden vóór 1 maart 2026, behouden hun rechten onder de oude voorwaarden, maar tot uiterlijk 30 juni 2030. De duur hangt af van je beroepsverleden en de fase van je uitkering. De uitkeringsbedragen blijven ook volgens de oude regels tot 28 februari 2026.
    • Werknemers vanaf 55 jaar met voldoende beroepsverleden (minstens 30 jaar, berekend volgens specifieke regels) behouden hun recht op uitkeringen zonder tijdsbeperking vanaf 1 maart 2026. De vereiste duur van het beroepsverleden stijgt wel geleidelijk voor nieuwe aanvragen (bv. 32 jaar in 2027, tot 35 jaar na 2029).
    • De anciënniteitstoeslag (een extraatje voor langdurig werklozen) vervalt uiterlijk op 30 juni 2026, tenzij je 30 jaar beroepsverleden hebt, dan behoud je het zonder beperking.
    • Het is belangrijk om te weten dat je recht automatisch wordt omgezet naar de nieuwe regels, zonder dat je wordt opgeroepen.

TITEL 6: Pensioenen

HOOFDSTUK 1: Maatregelen tot tijdelijke beperking van de indexering (aanpassing aan de levensduurte)

Vraag: Wordt mijn pensioen minder geïndexeerd? Antwoord:

  • Artikel 224: Deze regels gaan in op 1 juli 2025 en zijn tijdelijk: ze vervallen uiterlijk op 31 december 2029, of na de vijfde indexering die na 1 juli 2025 plaatsvindt, afhankelijk van wat het eerst komt.
  • Artikel 221: De indexering van wettelijke pensioenen (publiek én privaat) mag er niet voor zorgen dat het totale bruto maandbedrag van je pensioen boven een bepaald grensbedrag van 2.441,99 euro uitkomt. Dit grensbedrag is gekoppeld aan de index en schommelt mee.
    • Er is wel een garantie: je krijgt altijd minstens een indexering die beperkt is tot 2% van het maandelijkse gewaarborgde minimumpensioen voor een alleenstaande gepensioneerde.
    • Als je meerdere pensioenen ontvangt (uit verschillende stelsels, zoals ambtenaar en werknemer), dan wordt de indexeringsbeperking in een specifieke volgorde toegepast. Ook buitenlandse pensioenen tellen mee voor de grens.
  • Artikel 222: Dit artikel beschrijft de precieze volgorde waarin de beperking wordt toegepast als je meerdere pensioenen hebt (eerst staatspensioenen, dan publieke sector, dan werknemers, dan zelfstandigen, etc.).
  • Artikel 223: Een specifiek jaarlijks brutobedrag van 99.499,24 EUR wordt vastgelegd en zal niet langer meeschommelen met de indexering van de wet van 1977.

HOOFDSTUK 2: Wijziging van de wet van 5 augustus 1978 (over de cumulatie van pensioen met werkinkomen)

Vraag: Wat verandert er aan de regels voor pensioen combineren met werk? Antwoord:

  • Artikel 231: Dit hoofdstuk gaat in op 1 juli 2025.
  • Artikel 225: Wanneer de overheid kijkt of je pensioen mag combineren met werkinkomsten, zullen ze voortaan ook buitenlandse of internationale pensioenen meetellen. Pensioenen die uitsluitend dienen als vergoeding voor fysieke schade tellen niet mee.
  • Artikelen 226-230: Dit zijn vooral technische aanpassingen van verwijzingen in de wet.

HOOFDSTUK 3: Responsabiliseringsfacturen van de lokale besturen (facturen voor de pensioenkost van overheden)

Vraag: Hoe zit het met de pensioenfinanciering voor lokale overheden? Antwoord:

  • Artikel 234: Dit hoofdstuk heeft terugwerkende kracht tot 1 januari 2024, behalve Artikel 233, dat ingaat op de publicatiedatum en geldt voor de berekening van aanvullende bijdragen voor 2024.
  • Artikel 232: Het percentage van de pensioenkost dat lokale overheden mogen aftrekken van hun "responsabiliseringsbijdrage" (een bijdrage voor de pensioenen van hun ambtenaren) bedraagt 30% voor het jaar 2024.
  • Artikel 233: De aanvullende financiering voor het Pensioenfonds van de provinciale en plaatselijke besturen wordt uitgebreid tot en met het jaar 2025.

TITEL 7: Zelfstandigen

HOOFDSTUK 1: Wijzigingen van het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 (het sociaal statuut der zelfstandigen)

Vraag: Wat zijn de belangrijke veranderingen voor sociale bijdragen van zelfstandigen, vooral rond pensioenleeftijd? Antwoord:

  • Artikel 246: De artikelen in deze titel treden in werking op 1 oktober 2025 en zijn van toepassing op de bijdragen die vanaf het vierde kwartaal van 2025 verschuldigd zijn.
  • Artikel 237 (heel belangrijk voor zelfstandigen die met pensioen gaan of zijn): Dit artikel wijzigt de regels voor de sociale bijdragen van zelfstandigen die de wettelijke pensioenleeftijd bereiken of al een pensioen ontvangen:
    • §1 (Pensioen ontvangen): Als je de wettelijke pensioenleeftijd bereikt én een (vervroegd) rustpensioen ontvangt, betaal je geen bijdragen als je beroepsinkomen als zelfstandige lager is dan 811,20 euro per jaar. Is het hoger, dan betaal je een verlaagd tarief van 14,70% (op inkomsten tot 15.831,12 euro) en 14,16% (op inkomsten daarboven, tot 23.330,06 euro).
    • §2 (Geen pensioen ontvangen of enkel overlevingspensioen): Als je de wettelijke pensioenleeftijd bereikt zonder een rustpensioen te ontvangen (of alleen een overlevingspensioen), betaal je hogere bijdragen: 20,50% (op inkomsten tot 15.831,12 euro) en 14,16% (op inkomsten daarboven, tot 23.330,06 euro). Er wordt een minimuminkomen verondersteld als je eronder zit.
    • §3 (Vervroegd pensioen geschorst): Als je vervroegd pensioen als zelfstandige of werknemer tijdelijk is stopgezet omdat je te veel verdient, betaal je dezelfde hogere tarieven als in §2.
    • §4 (Flexibiliteit): Je kunt (vanaf het kwartaal dat je de pensioenleeftijd bereikt) vragen om van het §2-regime (hogere bijdragen) naar het §3-regime (lagere bijdragen als pensioen geschorst is) over te stappen als je geen pensioen ontvangt. Als je alleen een overlevingspensioen ontvangt, kun je vragen om naar het §1-regime (laagste bijdragen) over te stappen. Dit biedt meer flexibiliteit.
  • Artikelen 235, 236, 238-245: Dit zijn vooral technische aanpassingen en kruisverwijzingen in verschillende wetten om de definities van "zelfstandige", "meewerkende echtgenoot" en "helper" aan te passen aan de nieuwe bijdrageregelingen en om te zorgen dat de nieuwe tarieven correct worden toegepast in andere wettelijke kaders.

Samenvatting van de Essentiële Punten

Dit wetsontwerp introduceert een reeks belangrijke veranderingen op verschillende gebieden, die invloed kunnen hebben op burgers en bedrijven in België. De belangrijkste punten, samengevat voor een 18-jarige:

  1. Geld Witwassen (Fiscale en Sociale Regularisatie):
    • Er komt een permanente manier om niet-aangegeven inkomsten of vermogen legaal te maken. Dit geldt voor zowel belastingen als sociale bijdragen.
    • Je betaalt een boete op de niet-aangegeven bedragen: 30% bovenop de normale belasting of btw, of een vaste 45% op fiscaal verjaard (oud) zwart geld. Voor sociale bijdragen is dit 20%.
    • Het is een "éénmalige kans" per soort regularisatie, en je moet geen onderzoek hebben lopen tegen jou. Geld uit zware misdaad (terrorisme, georganiseerde misdaad) kun je niet regulariseren.
  2. Verbouwen en Nieuwbouw (BTW):
    • Het verlaagde BTW-tarief voor afbraak en heropbouw van woningen blijft bestaan, maar de voorwaarden worden strenger.
    • Voor een eigen woning mag de bewoonbare oppervlakte maximaal 200 m² (bij werken) of 175 m² (bij aankoop) zijn. Voor verhuur aan sociale instanties of andere natuurlijke personen zijn er ook oppervlaktebeperkingen.
    • Belangrijk: als je de woning niet lang genoeg (5 jaar voor eigen bewoning, 15 jaar voor verhuur) volgens de voorwaarden gebruikt, moet je een deel van het BTW-voordeel terugbetalen.
    • Centrale verwarmingsinstallaties op fossiele brandstoffen zijn uitgesloten van het verlaagde tarief.
  3. Belasting op Grote Effectenrekeningen:
    • Er komen nieuwe regels om ontwijking van de jaarlijkse belasting op effectenrekeningen te voorkomen. Banken of jijzelf moeten nu bepaalde overdrachten of omzettingen van financiële instrumenten melden als de rekening meer dan 1 miljoen euro waard is.
    • Doe je dit niet, dan kan het duur uitvallen, want de overheid zal je verandering niet erkennen als je het deed om belasting te ontwijken.
  4. Overwerk en Werkloosheidsuitkeringen:
    • De bestaande belastingvoordelen voor overwerk worden verlengd tot 2026.
    • Werkloosheidsuitkeringen voor jongeren (beroepsinschakelingsuitkeringen) worden strenger: Ze worden beperkt tot éénmalig 12 maanden. Je moet een strikte "beroepsinschakelingstijd" doorlopen en actief werk zoeken met positieve evaluaties.
    • Uitzondering voor zorgberoepen: Werklozen die een opleiding volgen voor knelpuntberoepen in de zorg (verpleegkundige, zorgkundige) kunnen hun uitkering langer behouden tijdens de opleiding.
    • De regels voor wanneer een job "passend" is, worden aangepast: in de eerste 6 maanden van werkloosheid mag het aangeboden loon 10% lager zijn dan je uitkering.
    • Overgangsregels voor werklozen zijn complex, maar oudere werklozen (55+) met voldoende beroepsverleden behouden hun uitkering in principe zonder tijdsbeperking.
  5. Pensioenen:
    • Er komt een tijdelijke beperking op de indexering van hoge pensioenen (boven 2.441,99 euro bruto per maand) tot uiterlijk eind 2029.
    • Een minimumindexering van 2% voor het minimumpensioen blijft gegarandeerd.
    • Buitenlandse pensioenen zullen ook meetellen bij de berekening of je te veel verdient als je pensioen combineert met werk.
  6. Sociale bijdragen Zelfstandigen:
    • De regels voor sociale bijdragen van zelfstandigen veranderen, vooral voor wie de pensioenleeftijd bereikt.
    • De hoogte van je bijdrage hangt af van of je al een (rust)pensioen ontvangt of niet, met verschillende tarieven (bv. 14,70% of 20,50% op een deel van je inkomen). Er is ook meer flexibiliteit om van regime te veranderen.

Deze wijzigingen gaan op verschillende momenten in, meestal rond 1 juli 2025 of 1 maart 2026, met enkele uitzonderingen en terugwerkende krachten. Het zijn veel aanpassingen, vooral op fiscaal en sociaal gebied, die gericht zijn op het aanpakken van fraude, het veranderen van voordelen en het aanpassen van regels rond werkloosheid en pensioenen.