Ontwerp programmawet 0909/030 aangenomen door de plenaire kamer op 17 juli 2025
HOOFDSTUK 2: Wijzigingen aan de kosten bij registratie,
hypotheken en griffierechten (dit zijn vaak kosten die je betaalt bij de
aankoop van onroerend goed of bij bepaalde juridische procedures)
Vraag: Wat verandert er concreet aan die kosten? Antwoord:
- Artikel
3 & 5: Deze artikelen zeggen dat de regels in dit hoofdstuk (en
het volgende, Hoofdstuk 3) ingaan op de dag dat deze wet officieel
bekendgemaakt wordt in het Belgisch Staatsblad.
- Artikel 4: Er verandert een specifiek bedrag. Een bedrag van "150" euro wordt vervangen door "1000" euro. Dit kan gaan over een bepaalde retributie of vergoeding. Het belangrijkste is dat dit bedrag vanaf 1 januari elk jaar automatisch wordt aangepast aan de inflatie (geïndexeerd). De berekening gebeurt door het basisbedrag te vermenigvuldigen met een nieuwe index en te delen door een beginindex (september 2024 is de startindex). Het resultaat wordt afgerond naar het hogere tiental euro. De regering zal dit aangepaste bedrag elk jaar in december publiceren.
HOOFDSTUK 3: Wijzigingen betreffende de
inkomstenbelastingen
Dit hoofdstuk is best technisch, maar het gaat vooral over
nieuwe belastingregels voor bepaalde inkomsten en transacties.
Afdeling 1: Carried interest (een soort winstdeelname in
investeringsfondsen)
Vraag: Wat is "Carried interest" en hoe
wordt het belast? Antwoord:
- Artikel
6: Dit artikel legt uit wat ze bedoelen met "Carried interest
begunstigde" (dat is een persoon die werkt voor zo'n
investeringsfonds) en een "Carried interest vehikel" (dat is het
investeringsfonds zelf). Het gaat over fondsen die geld ophalen om te
investeren en niet voldoen aan bepaalde Europese regels.
- Artikel
7: Voortaan worden inkomsten uit "carried interest"
specifiek vermeld in de inkomstenbelastingwet. Dit betekent dat de
overheid deze inkomsten nu apart kan belasten.
- Artikel
8: "Carried interest" is de winst die een persoon krijgt
van zo'n investeringsfonds, inclusief dividenden. Er mogen wel kosten
afgetrokken worden, maar het mag niet meer zijn dan wat een gewone
investeerder zou krijgen. Het artikel zegt ook expliciet dat inkomsten uit
aandelenopties (die je via een speciale wet uit 1999 hebt gekregen) niet
onder "carried interest" vallen.
- Artikelen
9-15 & 17-21: Deze artikelen bevatten veel technische aanpassingen
in de inkomstenbelastingwet om de "carried interest" te
belasten. Het komt erop neer dat deze inkomsten voortaan belast worden
tegen een tarief van 25%. Er zijn ook regels over hoe dit zit als het
via buitenlandse fondsen of verbonden vennootschappen loopt.
- Artikel
16: Een vennootschap kan geen speciale
"liquidatiereserve" opbouwen (een fiscaal voordeel om later
goedkoper winsten uit te keren) zolang het aandelen heeft van zo'n
"carried interest vehikel" die indirect in handen zijn van een
begunstigde.
- Artikel
22: De regels over "carried interest" gaan in op de dag dat
de wet in het Staatsblad verschijnt en zijn van toepassing op inkomsten
die vanaf die dag worden uitbetaald of toegekend. Maar opgelet:
artikel 16 (over die liquidatiereserve) gaat pas in vanaf aanslagjaar
2026. Fondsen die al in liquidatie zijn gegaan voor de inwerkingtreding
van deze wet, vallen niet onder de nieuwe regels voor hun inkomsten.
Afdeling 2: Exit taks (een belasting op winsten als je
bedrijfselementen naar het buitenland verplaatst)
Vraag: Wanneer betaal je die "exit taks" en
waarom? Antwoord:
- Artikel
23: Dit introduceert een nieuwe categorie "dividenden" in de
wet. Dit is specifiek voor gevallen waarin bedrijfsonderdelen naar het
buitenland worden verplaatst door middel van bepaalde bedrijfsoperaties
(zoals fusies of splitsingen), en die elementen daardoor niet meer in
België gebruikt worden. Het idee is om te voorkomen dat bedrijven activa
verplaatsen zonder daar belasting over te betalen.
- Artikelen
24-30: Deze artikelen regelen de details van deze belasting. Ze zorgen
ervoor dat deze "dividenden" (als gevolg van zo'n buitenlandse
verplaatsing) ook in andere delen van de belastingwet worden meegenomen en
correct worden belast.
- Artikel
31: Deze nieuwe "exit taks" gaat in op de dag dat de wet in
het Belgisch Staatsblad verschijnt en is van toepassing op alle
verplaatsingen die vanaf die datum gebeuren.
Afdeling 3: Liquidatiereserve en VVPRbis (dit zijn
regelingen die ervoor zorgen dat kmo's winsten goedkoper kunnen uitkeren)
Vraag: Wat verandert er aan die fiscaal vriendelijke
manieren om winsten uit te keren? Antwoord:
- Artikel
32: Dit verandert de belastingtarieven voor dividenden uit
liquidatiereserves. De tarieven kunnen nu 5%, 6,5% of 20% zijn. Het
hangt af van hoe lang de winst in de liquidatiereserve is gebleven en
wanneer die is toegevoegd:
- Als
de reserve uiterlijk op 31 december 2025 is opgebouwd:
- 5%
als het minstens 5 jaar is aangehouden.
- 6,5%
als het tussen 3 en 5 jaar is aangehouden.
- 20%
als het minder dan 3 jaar is aangehouden.
- Als
de reserve na 31 december 2025 is opgebouwd:
- 6,5%
als het minstens 3 jaar is aangehouden.
- Artikel
33: Dit artikel past de regels voor de roerende voorheffing
(een soort voorschot op je belasting voor inkomsten uit kapitaal) aan om
overeen te komen met de nieuwe tarieven.
- Artikel
34: Deze wijzigingen zijn van toepassing op dividenden die worden
toegekend of betaalbaar gesteld vanaf de dag dat de wet in het Belgisch
Staatsblad verschijnt.
Afdeling 4: DBI-aftrek (Definitief Belaste Inkomsten -
een belastingvoordeel voor vennootschappen)
Vraag: Wat verandert er aan dit belastingvoordeel
voor bedrijven? Antwoord:
- Artikel
35 & 36: Om in aanmerking te komen voor dit belastingvoordeel,
moet een vennootschap een deelneming (een soort investering) hebben van
minstens 2.500.000 euro. Nieuw is dat deze deelneming, als het
verkrijgende bedrijf geen kleine onderneming is, de aard moet hebben van financiële
vaste activa. Dit betekent dat het een investering voor de lange
termijn moet zijn.
- Artikel
37: Artikel 35 gaat in vanaf aanslagjaar 2026. Artikel 36 gaat
in op de dag van publicatie van de wet. Er is ook een regel om misbruik te
voorkomen: als een bedrijf na 3 februari 2025 zijn boekjaar afsluitdatum
verandert om deze belasting te ontduiken, heeft die verandering geen
effect.
HOOFDSTUK 5: Herinvoering van een permanent systeem
inzake fiscale regularisatie (oftewel, hoe je zwart geld legaal maakt)
Vraag: Hoe werkt dit nieuwe systeem om
niet-aangegeven inkomsten te regulariseren? Antwoord:
- Artikel
39: Dit hoofdstuk gaat in op de dag dat de wet in het Belgisch
Staatsblad verschijnt.
- Artikel
40: Er wordt een speciaal "Contactpunt regularisaties"
opgericht bij de Federale Overheidsdienst Financiën. Je kunt daar een
"regularisatieaangifte" indienen voor inkomsten, bedragen,
btw-handelingen en "fiscaal verjaarde kapitalen".
- "Fiscaal
verjaarde kapitalen" zijn inkomsten of vermogens waar de
overheid geen belasting meer op kan innen omdat de termijn (verjaring) is
verstreken, bijvoorbeeld na jaren. Dit is belangrijk, want zo kun je
"oud" zwart geld legaal maken.
- Artikel
41: De kosten om te regulariseren:
- Voor
niet-verjaarde inkomsten of bedragen: je betaalt het normale
belastingtarief + 30 procentpunten. Je kunt geen
belastingverminderingen of -kredieten aftrekken.
- Voor
niet-verjaarde btw-handelingen: je betaalt het normale
btw-tarief + 30 procentpunten.
- Artikel
42: Het grote voordeel: als je de regularisatieaangifte correct
indient en de gevraagde heffing betaalt, zijn de geregulariseerde
inkomsten, bedragen en btw-handelingen vrij van verdere belasting,
boetes en nalatigheidsinteresten.
- Artikel
43: Voor fiscaal verjaarde kapitalen (geld waar de
belastingtermijn op verjaard is), betaal je een vaste heffing van 45%
op het kapitaal. Dit geldt ook specifiek voor levensverzekeringen,
buitenlandse rekeningen en juridische constructies (zoals trusts).
- Artikel
44: Wanneer werkt de regularisatie NIET?
- Als
de inkomsten komen van bepaalde zware misdrijven (zoals zware misdrijven
uit het Strafwetboek, tenzij het enkel fiscale misdrijven zijn).
- Als
de inkomsten komen van witwasmisdrijven (met enkele uitzonderingen).
- Als
je al schriftelijk wist dat er een specifiek onderzoek liep door
justitie, de belastingdienst of andere inspectiediensten vóór je de
aangifte indiende.
- Als
je al eerder een regularisatieaangifte hebt ingediend sinds dit systeem
is ingevoerd. Het is dus een "éénmalige kans" per soort
regularisatie (fiscaal en sociaal).
- Artikel
45: De procedure: je moet een speciaal formulier invullen met je
gegevens, de bedragen, en de datum. Je moet ook een korte uitleg geven
over hoe de fraude is ontstaan, de omvang, de oorsprong, de periode en
de gebruikte financiële rekeningen. Het Contactpunt stuurt je dan een
brief met het te betalen bedrag, dat je binnen 15 dagen moet betalen.
Daarna krijg je een bewijs dat alles in orde is ("regularisatieattest").
Het Contactpunt geeft ook info door aan de Cel voor Financiële
Informatieverwerking (die witwaspraktijken onderzoekt), maar zonder het
"fraudeschema".
- Artikel
46 (gedeeltelijk): Het personeel van het Contactpunt moet
beroepsgeheim bewaren en mag de informatie niet doorgeven aan andere
diensten van Financiën, behalve voor de berekening van de heffing. Dit
zorgt voor vertrouwelijkheid.
- Artikel
47: Het regularisatieattest kan als bewijs dienen in rechtbanken en
bij openbare diensten.
- Artikel
48: Als je de regels volgt en betaalt, ben je vrijgesteld van
strafvervolging voor de fiscale misdrijven waarover je aangifte hebt
gedaan, op voorwaarde dat er nog geen onderzoek liep. Voor medeplichtigen
die niet zelf regulariseren, geldt deze vrijstelling niet.
- Artikel
49: Je moet bewijzen (met schriftelijk bewijs of andere middelen, maar
geen eed of getuigen) dat de inkomsten/kapitalen eerder al correct belast
zijn. Zo niet, dan moet je regulariseren. Geld dat gelinkt is aan terrorisme
of georganiseerde misdaad kan NIET geregulariseerd worden.
- Artikel
50 & 51: Als het om gewestelijke belastingen gaat, is een
samenwerkingsakkoord nodig. Het Contactpunt wordt een aparte dienst binnen
de FOD Financiën.
HOOFDSTUK 6: Wijzigingen betreffende de belasting over de
toegevoegde waarde (BTW)
Vraag: Wat verandert er aan de BTW op verbouwingen en
nieuwbouw? Antwoord:
- Artikel
55: Dit hoofdstuk gaat in op de dag van publicatie van de wet in het
Belgisch Staatsblad.
- Artikel
53 (de belangrijkste voor woningen): Dit artikel past de BTW-regels
voor de afbraak en heropbouw van woningen aan:
- Voor
eigen bewoning (§1): Je kunt nog steeds een verlaagd BTW-tarief
krijgen voor de afbraak en heropbouw van je enige en eigen woning
op hetzelfde perceel. Maar er zijn strikte voorwaarden: de woning mag na
de werken niet groter zijn dan 200 m² bewoonbare oppervlakte. Je
moet vooraf een verklaring indienen en de BTW moet uiterlijk 31 december
van het jaar van eerste bewoning opeisbaar zijn.
- Voor
langdurige verhuur aan sociale organisaties (§2): Een verlaagd tarief
geldt ook voor afbraak en heropbouw van een woning die minstens 15 jaar
verhuurd zal worden aan een sociaal verhuurkantoor of sociale
huisvestingsmaatschappij.
- Voor
verkoop van heropgebouwde woningen (§3): Als een professional een
gebouw afbreekt en een nieuwe woning opbouwt, en die woning verkoopt (met
grond), geldt vanaf 1 juli 2025 ook een verlaagd BTW-tarief. De
voorwaarden zijn vergelijkbaar: de woning moet gebruikt worden als
enige/eigen woning (max 175m²) of verhuurd worden aan een sociale
organisatie of aan een natuurlijke persoon (max 175m²). Er moet vooraf
een door koper en verkoper ondertekende verklaring ingediend worden.
- Voor
langdurige verhuur aan natuurlijke personen (§4): Een verlaagd tarief
geldt ook voor afbraak en heropbouw voor langdurige verhuur aan een
natuurlijke persoon (max 200m²).
- Wat
is uitgesloten van het verlaagde tarief? Werken aan tuinen,
zwembaden, sauna's en gelijkaardige installaties vallen er niet onder.
Ook de levering en plaatsing van centrale verwarmingsinstallaties die op
fossiele brandstoffen werken, zijn uitgesloten van dit verlaagde tarief.
- Terugbetalingsplicht
(§5 & §6): Als je de woning (voor eigen bewoning) niet minstens 5
jaar lang als enige/eigen woning gebruikt, moet je een deel van het
BTW-voordeel terugbetalen aan de staat (1/5 per jaar). Voor sociale
verhuur is deze periode 15 jaar (1/15 per jaar). Uitzonderingen zijn
overlijden of overmacht.
- Bewoonbare
oppervlakte (§7): Dit artikel legt heel specifiek uit hoe de
"bewoonbare oppervlakte" berekend moet worden (bv. kamers
moeten minstens 4m² zijn en 2 meter hoog zijn, gemeenschappelijke delen
tellen niet mee).
- Artikel
52 & 54: Dit zijn kleinere technische wijzigingen die hierbij
aansluiten.
HOOFDSTUK 7: Herinvoering van een permanent systeem
sociale regularisatie (oftewel, hoe je niet-aangegeven sociale bijdragen in
orde maakt)
Vraag: Wat is dit sociale regularisatiesysteem en hoe
werkt het? Antwoord:
- Artikel
62: Net als de fiscale regularisatie (Hoofdstuk 5) treedt dit
hoofdstuk in werking op de dag van publicatie in het Belgisch Staatsblad.
- Artikel
56: Als zelfstandige kun je je fiscale regularisatie (zie Hoofdstuk 5)
uitbreiden om ook beroepsinkomsten te regulariseren waarop nog sociale
bijdragen verschuldigd zijn. Je betaalt dan een aanvullende sociale
heffing van 20% op die inkomsten. Als je betaalt, ben je vrijgesteld
van verdere sociale bijdragen, verhogingen en administratieve boetes. Belangrijk:
deze betaling geeft GEEN recht op sociale uitkeringen (zoals
pensioen of ziekte-uitkering).
- Artikel
57: De procedure loopt via hetzelfde "Contactpunt" als voor
de fiscale regularisatie. Je geeft de periode aan waarin de
beroepsinkomsten zijn ontstaan. Het Contactpunt stuurt je een
betalingsbericht en je moet binnen 15 dagen betalen. Daarna krijg je een
attest. Het geld wordt doorgestuurd naar de sociale zekerheid.
- Artikel
58: De regularisatie werkt NIET als er al een onderzoek liep
door Belgische (gerechtelijke, fiscale, sociale) diensten of als je al
eerder zo'n sociale regularisatie hebt ingediend. Dit is dus ook een
"éénmalige kans".
- Artikel
59 & 60: De aangifte mag niet gebruikt worden voor sociale
zekerheidscontroles of onderzoeken, behalve om het bedrag van de heffing
te bepalen. Het attest kan wel als bewijs dienen in de rechtbank.
- Artikel
61: Er is ook een vrijstelling van strafvervolging voor specifieke
inbreuken op de sociale wetgeving, als je de regularisatie betaalt en er
nog geen onderzoek liep.
HOOFDSTUK 8: Wijzigingen betreffende de jaarlijkse taks
op effectenrekeningen
Vraag: Wat verandert er aan de belasting op grote
effectenrekeningen? Antwoord:
- Artikel
64: Dit hoofdstuk treedt in werking op de dag van publicatie in het
Belgisch Staatsblad. De verplichting om informatie door te geven over de
rekeningen moet voor het eerst gebeuren uiterlijk 31 december 2025.
- Artikel
63: Dit artikel introduceert nieuwe regels om te voorkomen dat mensen
de jaarlijkse belasting op effectenrekeningen (bij grote bedragen)
ontduiken.
- Er
zijn nu regels voor "omzetting" (als je financiële
instrumenten op een effectenrekening omzet naar instrumenten die niet op
zo'n rekening staan) en "overdracht" (als je
instrumenten van een grote effectenrekening naar andere rekeningen
verplaatst). Dit geldt als de rekening oorspronkelijk meer dan 1.000.000
euro waard was.
- Belgische
financiële instellingen (of je als rekeninghouder als het om een
buitenlandse rekening zonder vertegenwoordiger gaat) moeten deze
omzettingen en overdrachten maandelijks melden aan de belastingdienst.
- Als
je dit niet meldt, krijg je een boete tussen 250 en 2.500 euro, tenzij je
te goeder trouw was.
- Het
belangrijkste is dat deze omzettingen en overdrachten niet geldig zijn
voor de belastingdienst als je niet kunt bewijzen dat ze om een
andere reden dan belastingontwijking gebeurden.
HOOFDSTUK 9: Verlenging van de bestaande regelingen
inzake overwerk
Vraag: Wat zijn de nieuwe regels voor overwerk? Antwoord:
- Artikel
69: Dit hoofdstuk gaat in met terugwerkende kracht vanaf 1 juli
2025.
- Artikelen
65-68: De bestaande regelingen voor overwerk (zoals de regels voor
belastingvoordelen of het aantal uren dat je mag presteren) die al
bestonden voor de jaren 2024 en 2025, worden nu verlengd tot en met
2026. Dit zorgt voor meer stabiliteit en continuïteit voor werkgevers
en werknemers.
TITEL 3: Volksgezondheid
Enig Hoofdstuk: Ethische comités (groepen die medische
onderzoeken controleren op ethische aspecten)
Vraag: Welke veranderingen zijn er voor ethische
comités en klinische proeven? Antwoord:
- Artikel
79: De meeste bepalingen in dit hoofdstuk treden in werking op 1
juli 2025.
- Artikel
74: Voor de financiering van ethische comités (die medische
onderzoeken controleren), wordt er een verplichte bijdrage opgelegd aan
de opdrachtgevers van commerciële klinische proeven. De hoogte van die
bijdrage hangt af van het type aanvraag (bijvoorbeeld, voor een nieuwe
klinische proef is het 7.677,41 euro, voor een belangrijke wijziging
1.605,73 euro). De bijdragen moeten betaald worden kort na de aanvraag, en
het geld gaat naar de ethische comités. De Koning (regering) kan ook
bepalen dat deze bijdragen gebruikt worden voor de algemene werking van
ethische comités.
- Artikelen
70-73, 75-78: Dit zijn vooral technische wijzigingen in bestaande
wetten om deze nieuwe bijdragen in te voeren en te regelen hoe het
Federale Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten (FAGG) de
subsidies aan de ethische comités beheert.
TITEL 4: Sociale Zaken
HOOFDSTUK 1: Vrijstelling van de patronale bijdrage boven
loonplafond (de werkgeversbijdrage aan de sociale zekerheid)
Vraag: Komen er limieten op de sociale bijdragen die
werkgevers moeten betalen? Antwoord:
- Artikel
84: Dit hoofdstuk treedt in werking op 1 juli 2025.
- Artikelen
80-83: Deze artikelen voeren een belangrijke verandering in:
werkgevers hoeven geen sociale bijdragen meer te betalen op het deel
van het basisloon dat een bepaald grensbedrag per kwartaal overschrijdt.
Dit geldt zowel voor zeevarenden als voor werknemers in het algemeen. Dit
grensbedrag zal automatisch stijgen met de index. Als een werknemer
meerdere banen heeft bij dezelfde werkgever, wordt dit grensbedrag
evenredig verdeeld over die tewerkstellingen.
HOOFDSTUK 2: Harmonisatie van de indexering van sociale
uitkeringen en wedden van de ambtenaren
Vraag: Wat verandert er aan hoe sociale uitkeringen
en ambtenarensalarissen worden aangepast aan de inflatie? Antwoord:
- Artikel
87: Dit hoofdstuk treedt in werking op 1 juli 2025.
- Artikelen
85 & 86: De algemene regel voor indexering (het aanpassen aan de
levensduurte) wordt gewijzigd. Vroeger was dit de "derde maand na de
maand waarin de index een aanpassing rechtvaardigt". De nieuwe wet
harmoniseert dit. Opgelet: voor collectieve arbeidsovereenkomsten
die vóór 1 juli 2025 zijn gesloten, en voor de federale publieke
zorgsectoren (zoals ziekenhuizen), blijven de oude regels gelden, tenzij
er expliciet van wordt afgeweken.
TITEL 5: Werk
HOOFDSTUK 1: Werkloosheidsreglementering (regels voor
werkloosheidsuitkeringen)
Vraag: Wat zijn de grote veranderingen voor
werkloosheidsuitkeringen, vooral voor jongeren? Antwoord:
- Artikel
207: Dit hoofdstuk treedt in werking op 1 juli 2025, maar
sommige belangrijke aanpassingen (specifiek de afdelingen 1 t.e.m. 3) gaan
pas in op 1 maart 2026. Artikel 151 (dat een eerder artikel opheft)
gaat dan weer al in op 1 januari 2026.
- Artikelen
88-101 (toelatingsvoorwaarden):
- De
regels om toegelaten te worden tot werkloosheidsuitkeringen worden
aangepast. Er wordt nu specifiek gekeken naar het arbeidsregime
(voltijds, deeltijds met behoud van rechten, vrijwillig deeltijds).
Verschillende oude regels worden geschrapt.
- Voor
voltijdse werknemers geldt nog steeds een wachttijd: je moet 312
arbeidsdagen hebben gewerkt in de 36 maanden vóór je aanvraag. Dagen
van eerdere werkloosheidsuitkeringen tellen niet mee. De referteperiode
(die 36 maanden) kan verlengd worden bij ziekte, invaliditeit,
zwangerschaps- of ouderschapsverlof, of voorlopige hechtenis.
- Voor
deeltijdse werknemers wordt een job als "passend"
beschouwd als het minstens 12 uur per week of een derde van een
voltijdse job is.
- Artikel
102 (beroepsinschakelingsuitkeringen voor jongeren): Dit zijn
belangrijke wijzigingen:
- Om
recht te hebben op deze uitkering moet je jonger zijn dan 25 jaar
bij je aanvraag.
- Je
moet een diploma hoger secundair onderwijs hebben of een succesvolle
alternerende opleiding hebben gevolgd.
- Je
moet een beroepsinschakelingstijd van 156 dagen hebben doorlopen
ná je studies en vóór je aanvraag. Tijdens deze periode moet je actief
werk zoeken en minstens twee positieve evaluaties krijgen van je
zoekgedrag.
- Dagen
die meetellen voor die 156 dagen zijn onder meer arbeidsdagen, stages
in het buitenland, periodes van zwangerschaps- of ouderschapsverlof, en
periodes als zelfstandige in hoofdberoep.
- Opgelet:
de leeftijdslimiet van 25 jaar kan onder bepaalde omstandigheden
(overmacht, loontrekkende tewerkstelling, zelfstandige in hoofdberoep)
worden uitgesteld.
- Artikelen
118 & 124 (duur van uitkeringen en bedragen):
- Beroepsinschakelingsuitkeringen
voor jongeren zijn nu beperkt tot éénmalig 12 maanden. Deze periode
wordt wel onderbroken als je voltijds werkt, ouderschapsverlof neemt, of
door ziekte.
- Een
belangrijke uitzondering: jonge werknemers die aan het einde van die 12
maanden een inkomensgarantie-uitkering krijgen als deeltijdse werknemer
(met behoud van rechten), kunnen dit behouden als ze minstens 19 uur per
week werken (of de helft van een voltijdse job).
- Nieuw
voordeel (§2/1 Art. 114): Werknemers die aan het einde van hun
uitkeringsrecht een opleiding volgen voor knelpuntberoepen in de zorg
(verpleegkundige, zorgkundige), mogen hun uitkering behouden voor de duur
van de opleiding (max. 5 jaar, eenmalig).
- Dagbedragen
van uitkeringen voor volledig werklozen: 65% van het gemiddelde
dagloon voor de eerste 3 maanden, daarna 60% voor maanden 4-12 (met
verschillende loongrenzen). Er zijn ook minimumbedragen die afhangen van
je gezinssituatie.
- Dagbedragen
voor tijdelijk werklozen: 65% van het dagloon bij overmacht, 60% voor
andere redenen.
- Artikel
195 (passende dienstbetrekking): Een job wordt als "niet
passend" beschouwd als het loon lager is dan je
werkloosheidsuitkering. Uitzondering: voor de eerste zes maanden
van je werkloosheid is een job wel passend als het loon minstens 90%
van je uitkering bedraagt.
- Artikelen
209-216 (overgangsregels): Dit zijn complexe regels die bepalen hoe de
nieuwe wetten van toepassing zijn op mensen die al uitkeringen ontvingen
vóór de nieuwe regels ingingen.
- Jonge
werknemers die al inschakelingsuitkeringen kregen vóór 1 maart 2026,
behouden hun recht volgens de oude regels, maar tot uiterlijk 31
december 2025. Als de periode korter is dan 12 maanden, wordt het
recht toch 12 maanden behouden. Uiterste einddatum voor uitkering is 31
december 2026. Er zijn uitzonderingen voor wie deeltijds blijft werken.
- Werknemers
die al een uitkering hadden vóór 1 maart 2026, behouden hun rechten onder
de oude voorwaarden, maar tot uiterlijk 30 juni 2030. De duur
hangt af van je beroepsverleden en de fase van je uitkering. De
uitkeringsbedragen blijven ook volgens de oude regels tot 28 februari
2026.
- Werknemers
vanaf 55 jaar met voldoende beroepsverleden (minstens 30 jaar,
berekend volgens specifieke regels) behouden hun recht op uitkeringen zonder
tijdsbeperking vanaf 1 maart 2026. De vereiste duur van het
beroepsverleden stijgt wel geleidelijk voor nieuwe aanvragen (bv. 32 jaar
in 2027, tot 35 jaar na 2029).
- De
anciënniteitstoeslag (een extraatje voor langdurig werklozen)
vervalt uiterlijk op 30 juni 2026, tenzij je 30 jaar beroepsverleden
hebt, dan behoud je het zonder beperking.
- Het
is belangrijk om te weten dat je recht automatisch wordt omgezet naar de
nieuwe regels, zonder dat je wordt opgeroepen.
TITEL 6: Pensioenen
HOOFDSTUK 1: Maatregelen tot tijdelijke beperking van de
indexering (aanpassing aan de levensduurte)
Vraag: Wordt mijn pensioen minder geïndexeerd? Antwoord:
- Artikel
224: Deze regels gaan in op 1 juli 2025 en zijn tijdelijk:
ze vervallen uiterlijk op 31 december 2029, of na de vijfde
indexering die na 1 juli 2025 plaatsvindt, afhankelijk van wat het eerst
komt.
- Artikel
221: De indexering van wettelijke pensioenen (publiek én privaat) mag
er niet voor zorgen dat het totale bruto maandbedrag van je pensioen
boven een bepaald grensbedrag van 2.441,99 euro uitkomt. Dit
grensbedrag is gekoppeld aan de index en schommelt mee.
- Er
is wel een garantie: je krijgt altijd minstens een indexering die
beperkt is tot 2% van het maandelijkse gewaarborgde minimumpensioen
voor een alleenstaande gepensioneerde.
- Als
je meerdere pensioenen ontvangt (uit verschillende stelsels, zoals
ambtenaar en werknemer), dan wordt de indexeringsbeperking in een
specifieke volgorde toegepast. Ook buitenlandse pensioenen tellen mee
voor de grens.
- Artikel
222: Dit artikel beschrijft de precieze volgorde waarin de
beperking wordt toegepast als je meerdere pensioenen hebt (eerst
staatspensioenen, dan publieke sector, dan werknemers, dan zelfstandigen,
etc.).
- Artikel
223: Een specifiek jaarlijks brutobedrag van 99.499,24 EUR wordt
vastgelegd en zal niet langer meeschommelen met de indexering van de wet
van 1977.
HOOFDSTUK 2: Wijziging van de wet van 5 augustus 1978
(over de cumulatie van pensioen met werkinkomen)
Vraag: Wat verandert er aan de regels voor pensioen
combineren met werk? Antwoord:
- Artikel
231: Dit hoofdstuk gaat in op 1 juli 2025.
- Artikel
225: Wanneer de overheid kijkt of je pensioen mag combineren met
werkinkomsten, zullen ze voortaan ook buitenlandse of internationale
pensioenen meetellen. Pensioenen die uitsluitend dienen als vergoeding
voor fysieke schade tellen niet mee.
- Artikelen
226-230: Dit zijn vooral technische aanpassingen van verwijzingen in
de wet.
HOOFDSTUK 3: Responsabiliseringsfacturen van de lokale
besturen (facturen voor de pensioenkost van overheden)
Vraag: Hoe zit het met de pensioenfinanciering voor
lokale overheden? Antwoord:
- Artikel
234: Dit hoofdstuk heeft terugwerkende kracht tot 1 januari 2024,
behalve Artikel 233, dat ingaat op de publicatiedatum en geldt voor de
berekening van aanvullende bijdragen voor 2024.
- Artikel
232: Het percentage van de pensioenkost dat lokale overheden mogen
aftrekken van hun "responsabiliseringsbijdrage" (een bijdrage
voor de pensioenen van hun ambtenaren) bedraagt 30% voor het jaar 2024.
- Artikel
233: De aanvullende financiering voor het Pensioenfonds van de
provinciale en plaatselijke besturen wordt uitgebreid tot en met het
jaar 2025.
TITEL 7: Zelfstandigen
HOOFDSTUK 1: Wijzigingen van het koninklijk besluit nr.
38 van 27 juli 1967 (het sociaal statuut der zelfstandigen)
Vraag: Wat zijn de belangrijke veranderingen voor
sociale bijdragen van zelfstandigen, vooral rond pensioenleeftijd? Antwoord:
- Artikel
246: De artikelen in deze titel treden in werking op 1 oktober 2025
en zijn van toepassing op de bijdragen die vanaf het vierde kwartaal van
2025 verschuldigd zijn.
- Artikel
237 (heel belangrijk voor zelfstandigen die met pensioen gaan of zijn):
Dit artikel wijzigt de regels voor de sociale bijdragen van zelfstandigen
die de wettelijke pensioenleeftijd bereiken of al een pensioen ontvangen:
- §1
(Pensioen ontvangen): Als je de wettelijke pensioenleeftijd bereikt én
een (vervroegd) rustpensioen ontvangt, betaal je geen bijdragen als je
beroepsinkomen als zelfstandige lager is dan 811,20 euro per jaar. Is
het hoger, dan betaal je een verlaagd tarief van 14,70% (op
inkomsten tot 15.831,12 euro) en 14,16% (op inkomsten daarboven,
tot 23.330,06 euro).
- §2
(Geen pensioen ontvangen of enkel overlevingspensioen): Als je de
wettelijke pensioenleeftijd bereikt zonder een rustpensioen te
ontvangen (of alleen een overlevingspensioen), betaal je hogere
bijdragen: 20,50% (op inkomsten tot 15.831,12 euro) en 14,16%
(op inkomsten daarboven, tot 23.330,06 euro). Er wordt een minimuminkomen
verondersteld als je eronder zit.
- §3
(Vervroegd pensioen geschorst): Als je vervroegd pensioen als
zelfstandige of werknemer tijdelijk is stopgezet omdat je te veel
verdient, betaal je dezelfde hogere tarieven als in §2.
- §4
(Flexibiliteit): Je kunt (vanaf het kwartaal dat je de
pensioenleeftijd bereikt) vragen om van het §2-regime (hogere bijdragen)
naar het §3-regime (lagere bijdragen als pensioen geschorst is) over te
stappen als je geen pensioen ontvangt. Als je alleen een overlevingspensioen
ontvangt, kun je vragen om naar het §1-regime (laagste bijdragen) over te
stappen. Dit biedt meer flexibiliteit.
- Artikelen
235, 236, 238-245: Dit zijn vooral technische aanpassingen en
kruisverwijzingen in verschillende wetten om de definities van
"zelfstandige", "meewerkende echtgenoot" en
"helper" aan te passen aan de nieuwe bijdrageregelingen en om te
zorgen dat de nieuwe tarieven correct worden toegepast in andere
wettelijke kaders.
Samenvatting van de Essentiële Punten
Dit wetsontwerp introduceert een reeks belangrijke
veranderingen op verschillende gebieden, die invloed kunnen hebben op burgers
en bedrijven in België. De belangrijkste punten, samengevat voor een 18-jarige:
- Geld
Witwassen (Fiscale en Sociale Regularisatie):
- Er
komt een permanente manier om niet-aangegeven inkomsten of vermogen
legaal te maken. Dit geldt voor zowel belastingen als sociale
bijdragen.
- Je
betaalt een boete op de niet-aangegeven bedragen: 30% bovenop de
normale belasting of btw, of een vaste 45% op fiscaal verjaard (oud)
zwart geld. Voor sociale bijdragen is dit 20%.
- Het
is een "éénmalige kans" per soort regularisatie, en je
moet geen onderzoek hebben lopen tegen jou. Geld uit zware misdaad
(terrorisme, georganiseerde misdaad) kun je niet regulariseren.
- Verbouwen
en Nieuwbouw (BTW):
- Het
verlaagde BTW-tarief voor afbraak en heropbouw van woningen blijft
bestaan, maar de voorwaarden worden strenger.
- Voor
een eigen woning mag de bewoonbare oppervlakte maximaal 200 m²
(bij werken) of 175 m² (bij aankoop) zijn. Voor verhuur aan sociale
instanties of andere natuurlijke personen zijn er ook
oppervlaktebeperkingen.
- Belangrijk:
als je de woning niet lang genoeg (5 jaar voor eigen bewoning, 15 jaar
voor verhuur) volgens de voorwaarden gebruikt, moet je een deel van het
BTW-voordeel terugbetalen.
- Centrale
verwarmingsinstallaties op fossiele brandstoffen zijn uitgesloten van het
verlaagde tarief.
- Belasting
op Grote Effectenrekeningen:
- Er
komen nieuwe regels om ontwijking van de jaarlijkse belasting op
effectenrekeningen te voorkomen. Banken of jijzelf moeten nu bepaalde
overdrachten of omzettingen van financiële instrumenten melden als de
rekening meer dan 1 miljoen euro waard is.
- Doe
je dit niet, dan kan het duur uitvallen, want de overheid zal je
verandering niet erkennen als je het deed om belasting te ontwijken.
- Overwerk
en Werkloosheidsuitkeringen:
- De
bestaande belastingvoordelen voor overwerk worden verlengd tot 2026.
- Werkloosheidsuitkeringen
voor jongeren (beroepsinschakelingsuitkeringen) worden strenger: Ze
worden beperkt tot éénmalig 12 maanden. Je moet een strikte
"beroepsinschakelingstijd" doorlopen en actief werk zoeken met
positieve evaluaties.
- Uitzondering
voor zorgberoepen: Werklozen die een opleiding volgen voor
knelpuntberoepen in de zorg (verpleegkundige, zorgkundige) kunnen hun
uitkering langer behouden tijdens de opleiding.
- De
regels voor wanneer een job "passend" is, worden aangepast: in
de eerste 6 maanden van werkloosheid mag het aangeboden loon 10% lager
zijn dan je uitkering.
- Overgangsregels
voor werklozen zijn complex, maar oudere werklozen (55+) met
voldoende beroepsverleden behouden hun uitkering in principe zonder
tijdsbeperking.
- Pensioenen:
- Er
komt een tijdelijke beperking op de indexering van hoge pensioenen
(boven 2.441,99 euro bruto per maand) tot uiterlijk eind 2029.
- Een
minimumindexering van 2% voor het minimumpensioen blijft gegarandeerd.
- Buitenlandse
pensioenen zullen ook meetellen bij de berekening of je te veel
verdient als je pensioen combineert met werk.
- Sociale
bijdragen Zelfstandigen:
- De
regels voor sociale bijdragen van zelfstandigen veranderen, vooral voor
wie de pensioenleeftijd bereikt.
- De
hoogte van je bijdrage hangt af van of je al een (rust)pensioen ontvangt
of niet, met verschillende tarieven (bv. 14,70% of 20,50% op een deel van
je inkomen). Er is ook meer flexibiliteit om van regime te veranderen.
Deze wijzigingen gaan op verschillende momenten in, meestal
rond 1 juli 2025 of 1 maart 2026, met enkele uitzonderingen en terugwerkende
krachten. Het zijn veel aanpassingen, vooral op fiscaal en sociaal gebied, die
gericht zijn op het aanpakken van fraude, het veranderen van voordelen en het
aanpassen van regels rond werkloosheid en pensioenen.